Paragraaf. 1.1 Waarom is er recht?
- Rechten en plichten komen voort uit normen en waarden die algemeen gelden in de
maatschappij.
- Norm is bijvoorbeeld dat afspraken moeten worden nagekomen of dat iemand een ander
geen schade mag toebrengen.
- Door zogenoemde rechtsregels vast te leggen, met de wijze waarop die regels gehandhaafd
kunnen worden, krijgt het recht vorm.
- Het recht brengt een doelmatige ordening aan in de samenleving.
Bijvoorbeeld: verkeersregels zorgen er voor dat het geen chaos wordt op de weg.
- Het recht geeft spelregels voor gedragingen tussen individuen onderling en voor het
handelen door de overheid.
- Het recht stuurt individuele gedrag van burgers.
- Rechtvaardigheid: iemand die de wet overtreedt moet een terechte straf ondergaan en het
recht moet de zwakkeren beschermen.
Paragraaf. 1.2 Vindplaatsen van het recht
1.2.1. Wet- en regelgeving
- Pas als regels algemeen als rechtsregels zijn aanvaard en vastgesteld, behoren ze tot het
recht.
- Rechtsbronnen:
1. De wet- en regelgeving (1.2.1.)
2. De jurisprudentie (1.2.2)
3. De gewoonte (1.2.3)
4. Verdragen (1.2.4.)
- Wetten bevatten rechtsregels die zijn vastgesteld door de overheid.
- Tot de overheid behoort: centrale volksvertegenwoordiging, bestaande uit de Eerste en
Tweede kamer, ook wel de Staten-Generaal genoemd.
- Ook lagere overheidsorganen, zoals de minister, Provinciale Staten en de gemeenteraad
kunnen rechtsregels vaststellen.
- De hoogste wetgever in Nederland is de Staten-Generaal samen met de regering. Dit zijn de
Koning en de ministers samen.
- Een wet komt tot stand als de regering en de Staten-Generaal met een wetsvoorstel
instemmen.
- Wetsartikelen: Burgerlijk Wetboek, de Jeugdwet en de Gemeentewet.
- Een wettenbundel is een verzameling officiële wetten die door een uitgever zijn geselecteerd
en samen in een boek zijn opgenomen.
- De hoogste wet in Nederland is de Grondwet (Gw).
- Een regelgeving die afkomstig is van de regering, dus zonder dat de Staten-Generaal erbij
betrokken zijn, wordt een Koninklijk Besluit (KB) genoemd.
- Een Koninklijk Besluit dat wel regels bevat, wordt een algemene maatregel van bestuur
genoemd (AMvB).
- Een regeling afkomstig van een minister heet een ministeriële regeling.
- Provinciale Staten kunnen regels vaststellen voor hun provincie, de gemeenteraad kan dit
doen voor het grondgebied van de gemeente. Een regeling van Provinciale Staten of van de
gemeenteraad wordt een verordening genoemd.
,- De organen van de EU stellen verordeningen en richtlijnen vast die gelden in de gehele
Europese Unie. Deze zogeheten gemeenschapsverordeningen en -richtlijnen zijn daarmee
zelfs hoger dan de Nederlandse Grondwet.
1.2.2. Jurisprudentie
- Jurisprudentie ontstaat doordat algemene regels in de diverse wetten en in de overige
regelgeving moeten worden toegepast in individuele situaties, die vaak heel verschillend zijn.
- Het is de taak van de rechter om uit te maken hoe de regels zijn bedoeld. Hij doet dit door de
rechtsregels te interpreteren en de uitkomst ervan te formuleren in een uitspraak.
- Afhankelijk van de soort zaak of het niveau waarop er recht wordt gesproken, heet zo’n
uitspraak vonnis, uitspraak of arrest.
- Een uitspraak van de hoogste rechter in Nederland (Hoge Raad der Nederlanden) heet een
arrest.
- De rechter vult zelf de normen in die niet duidelijk genoeg in de wet staan, of die al wel in de
maatschappij gelden maar nog niet in de wet zijn beschreven.
- Omdat in de rechtspraak nieuw recht wordt gevormd door rechters, wordt jurisprudentie
ook wel rechtersrecht genoemd.
- Als de antwoorden niet duidelijk in de wet-regelgeving te vinden zijn, dan zullen deze dus in
de jurisprudentie moeten worden gevonden.
1.2.3. Gewoonte
- Een derde rechtsbron die net als de jurisprudentie tot het zogenoemde ongeschreven recht
behoort, is de gewoonte.
- De regels van gewoonterecht zijn niet ergens opgetekend, maar ontstaan in de loop van de
tijd door het gebruik ervan in de algemene kring.
- Een gewoonte valt niet onder het gewoonterecht als het in strijd is met het recht.
1.2.4. Verdrag
- De vierde rechtsbron is het recht dat in verdragen is vastgelegd.
- Verdragen zijn afspraken tussen twee of meer staten die op schrift zijn gesteld en die
gelden in de staten die partij zijn bij het verdrag.
- De staten moeten dit verdrag wel hebben geratificeerd: zich ermee akkoord hebben
verklaard.
- Verdragsregels staan boven de rechtsregels die in Nederland zijn gemaakt.
- Iedereen kan zich daar direct op beroepen.
- Belangrijk verdrag: Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden (EVRM).
, Paragraaf. 1.3 Aard van de regels t/m 1.3.2
1.3.1. Dwingend en aanvullend recht
- Dwingend recht zijn rechten waar niet van af geweken mogen worden.
- Andere rechtsregels geven partijen de mogelijkheid om dingen zelf nader te regelen, dit
wordt semidwingend recht genoemd.
- Er zijn ook regels die alleen gelden als specifieke afspraken ontbreken, dit wordt aanvullend
recht genoemd.
- Semidwingend en aanvullend recht komen vooral voor bij rechtsregels die betrekking
hebben op het sluiten van een overeenkomst. Uitgangspunt is namelijk dat de partijen de
inhoud van een overeenkomst zelf mogen bepalen.
- Als de wetgeven een van de partijen wil beschermen, dan wordt een regel van dwingend
recht vastgelegd.
- In rechtsregels van dwingend recht staan vaak woorden als ‘moet’, ‘is verplicht’ of ‘nietig’.
Met nietig wordt bedoeld dat het beding (voorwaarde) niet bestaat.
1.3.2. Rangorde in regelingen
- De rechtskracht is afhankelijk van het orgaan waarvan de regelgeving afkomstig is.
- In al deze regelingen bestaat de volgende rangorde:
1. verdragen;
2. gemeenschapsverordeningen en richtlijnen;
3. grondwet;
4. overige wetten;
5. algemene maatregelen van bestuur;
6. ministeriële regelingen en richtlijnen;
7. provinciale verordeningen;
8. gemeentelijke verordeningen.
- Om twee redenen is het belangrijk om deze rangorde te kennen:
1. Niet alles wordt tot in detail geregeld in de hogere regelgeving.
2. Het recht bevat in verdragen en in de almaar omvangrijker wordende Europese
regelgeving steeds vaker concrete, algemeen verbindende regels.
- Als de lagere regeling in Nederland in strijd is met deze hogere regeling en hierop een beroep
wordt gedaan, dan kan de rechter de lagere regeling buiten toepassing laten.
1.3.3. Objectief en subjectief recht
- Het objectieve recht bevat alle geldende regels, dus alle rechten en plichten die in de
rechtsbronnen zijn vastgelegd.
- We spreken van het objectieve recht als geheel.
- Subjectief recht: persoonlijk recht.
- Subjectief recht moet van het objectieve recht worden afgeleid.
- Alleen subjectieve rechten en plichten kunnen worden afgedwongen in een procedure voor
de rechter.
- Zonder subjectief recht kan er van gelijk krijgen geen sprake zijn.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller berda_senadim. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.83. You're not tied to anything after your purchase.