Hoofdstuk 1 Beleggen en de vermogensmarkt
1.1 De vermogensmarkt
De vermogensmarkt is de markt waarop financiële titels
worden verhandeld. Er zijn in totaal drie groepen actief op
deze markt: de bedrijven, de gezinnen en de overheid.
Hierbinnen vormen twee type geldstromen, enerzijds de
bestedingen: betalingen die gedaan worden om goederen
en diensten aan te kopen. Anderzijds bestaat uit
inkomensoverdrachten, betalingen waar geen levering
van goederen en diensten tegenover staan.
Financieringssaldo is het verschil tussen ontvangsten en
uitgaven van een sector. Het totaal van dit
financieringssaldi moet 0 zijn.
Deze markt zorgt ervoor dat overschotten van financiële middelen terecht komen op plaatsen waar
tekorten bestaan. Dit kan op twee manieren, als eerste kunnen er rechtstreeks financiële middelen
van een sector met een overschot naar een sector met een tekort vloeien, ook wel directe financiering
genoemd. Vb. bedrijven geven aandelen uit aan gezinnen die ze kopen. Als tweede kunnen de
middelen uit een overschotsector een tekortsector via een omweg bereiken, ook wel indirecte
financiering genoemd. Vb. gezinnen kunnen overschotten op de bank zetten, terwijl bank obligaties
via de middelen van bedrijven kopen.
Financiële titels zijn alle denkbare titels die te maken hebben met geld. Deze titels kunnen op
verschillende manieren worden ingedeeld:
- Onderscheid aanbrengen tussen effecten en boekvorderingen. Effecten (verhandelbare
waardepapieren) kan gemakkelijk verhandeld worden en boekvorderingen (spaartegoed
bank) niet.
- Onderscheid nominale en zakelijke financiële titels. Nominaal titel geeft recht op een in geld
vaststaand bedrag (obligatie) en een zakelijke titel geeft recht op een zakelijk actief (aandeel).
- Onderscheid tussen derivaten en oorspronkelijke financiële titels. Derivaten zijn afgeleide
financiële titels, zijn gebaseerd op andere titels (optie). Oorspronkelijke financiële titels zijn
alle titels die geen derivaten zijn.
De vermogensmarkt kan aan de hand van een aantal criteria worden ingedeeld in financiële markten:
- Indeling naar looptijd van de verhandelde financiële
titels. Onderscheid in geldmarkt en kapitaalmarkt.
Geldmarkt worden financiële titels verhandeld met
een looptijd t/m een jaar. Kapitaalmarkt titels met
een looptijd van meer dan een jaar.
1
, - Indeling naar criterium openheid van de markt. Openbare markt is gemakkelijk toegankelijk
(vorm van een beurs) en onderhandse markt is meer besloten.
- Onderscheid primaire en secundaire markt. Primaire is de markt voor nieuw uitgegeven titels.
Secundaire worden bestaande vermogenstitels verhandeld.
Beleggen: het omzetten van geld in financiële titels en andere vermogensobjecten met als doel het
behalen van rendement. Het totale rendement dat behaald kan worden op een beleggingsobject
bestaat uit:
- Direct rendement: wordt gevormd door de ontvangen opbrengsten als percentage van het
belegde bedrag. (dividenduitkeringen, rentebetalingen en netto huuropbrengsten)
- Indirect rendement: de waardeverandering van het vermogensobject als percentage van het
belegde bedrag, is het gevolg van verandering in beurskoers of verkoopwaarde.
1.2 Rente
Rente is de prijs die op de vermogensmarkt wordt betaald. Voor de geldmarktrente is de meest
gebruikte maatstaf (benchmark) de driemaands euribor, de rente die banken aan elkaar in rekening
brengen voor driemaands deposito’s. Voor de kapitaalrente bestaan twee benchmarks, als eerste het
effectieve rendement op staatsleningen. Als tweede wordt ook de swaprente als benchmark gebruikt.
Swaprente is het vaste tarief op renteswaps (zie h5). De hoogte van de rente wordt onder andere
bepaald door:
- Vraag- en aanbodverhoudingen op de vermogensmarkt. De rentevoet komt tot stand onder
invloed van vraag en aanbod. Gezinnen hebben vaak overschot dus vormen zij vaak het
aanbod. Bedrijven hebben vaak een tekort dus zij vormen de vraag. Deze wordt bepaald door
mate waarin investeringen gefinancierd moeten worden. Zie blz. 9 figuur 1.5. Meer vraag
verschuift de vraagcurve naar rechts en daarmee stijgt de rente.
- De inflatieverwachtingen. Wanneer de belegger vermogen ter beschikking stelt, ziet bij inflatie
de waarde van zijn vermogen dalen. Hierom vraagt de belegger een vergoeding voor de
verwachte inflatie. Nominale rente is de rente uitgedrukt in geld. Reële rente is de rente die
men ontvangt na correctie van de inflatie. Volgens de fisher-relatie eisen de beleggers als
vergoeding een bepaalde reële rente, vermeerderd met de verwachte inflatie. Nominale rente
= reële rente + inflatie. Er zijn drie soorten inflatie: kosteninflatie (stijging van de kosten),
bestedingsinflatie (bestedingen nemen toe) en de groei van de geldhoeveelheid.
- De invloed van de buitenlandse rente in samenhang met wisselkoers. Er kan gekozen worden
om het vermogen op buitenlandse financiële markten te beleggen. De pariteit (gelijkheid)
tussen beleggingen kan als volgt worden
uitgedrukt zie afbeelding hiernaast.
Ongedekte interestpariteit komt omdat het
wisselkoers risico op de belegging in dollars
niet wordt afgedekt. Zie kader hiernaast. In
de werkelijkheid van de internationale
financiële markten komt het vaak voor dat
ontwikkeling van de rentes en de
wisselkoersen afwijkt van wat de theorie
voorspelt. De strategie die hierbij wordt
gebruikt wordt carry trade genoemd. Deze
2
, strategie houdt in dat er een laagrentende valuta gekocht (geleend) wordt en deze in een
hoogrentende valuta wordt ingezet.
1.3 Monetair beleid
Monetair beleid houdt zich bezig met de geldhoeveelheid, de rente en de wisselkoers.
Er worden twee hoofdvormen van monetair beleid onderscheiden:
- Geldhoeveelheidsbeleid. Deze richt zich op het beheersen van de geldhoeveelheid, met als
hoofddoel de inflatiebestrijding. Wanneer inflatie toeneemt verhogen zij de geldmarktrente.
- Wisselkoersbeleid. Dit werkt via vraag en aanbod op de valutamarkt. Deze houden zich bezig
met de wisselkoers door de geldmarktrente te verhogen wanneer de nationale munt zwak
staat. De vraag van de munteenheid neemt dan toe en de wisselkoers zal stijgen.
Het monetair beleid kan restrictief en expansief zijn.
Expansief beleid doet via lage rente de
geldhoeveelheid toenemen. Restrictief beleid
kenmerkt zich door relatief hoge rente waardoor de
groei van de geldhoeveelheid beperkt. Zie figuur 1.6.
Geldmarkt in enige zin omvat de transacties tussen de
centrale bank en haar rekeninghouders, met name de
commerciële banken en nationale overheden, en de
transacties tussen de rekeninghouders onderling.
Verruiming van de geldmarkt is wanneer de
kaspositie van de commerciële banken bij de centrale
bank verbetert. Anderzijds is het een verkrapping van de geldmarkt.
Het monetair beleid valt onder de verantwoordelijkheid van de Europese Centrale Bank (ECB). Het
beleid wordt uitgevoerd door het Eurosysteem, dat bestaat uit de ECB en de centrale banken van de
negentien Economische en Monetaire Unie (EMU) deelnemers. Het officiële doel van het beleid is de
inflatiebestrijding, ook wel handhaving van prijsstabiliteit genoemd. Volgens de ECB is er sprake van
handhaving van de prijsstabiliteit als de jaarlijkse prijsstijging onder maar dichtbij de 2% ligt. Het beleid
is gebaseerd op twee pijlers:
- Economische analyse. Groot aantal inflatie-indicatoren: macro-economische grootheden
(overheidstekort, invoerprijspeil, loonkosten) waaruit de te verwachten inflatie valt af te
leiden.
- Monetaire analyse. Dit heeft met name betrekking op de geldhoeveelheid.
Om het monetaire beleid uit te voeren beschikt het Eurosysteem over drie groepen instrumenten:
- Open-markttransacties. Dit zijn transacties waarbij de centrale bank zelf aan- of verkopen op
de geldmarkt doet. De belangrijkste transacties hiervan zijn de wekelijkse
herfinancieringstransacties, waarmee het Eurosysteem liquide middelen aan de banken
verschaft door voor een bepaalde periode effecten in onderpand te nemen.
- Permanente faciliteiten. Hierbij gaat het initiatief uit van de commerciële banken. Deze
faciliteiten kan onderverdeeld worden in marginale beleningsfaciliteit, biedt de banken de
mogelijkheid onbeperkt liquide middelen bij het Eurosysteem op te nemen, en
depositofaciliteit, kunnen de banken tijdelijke overschotten bij Eurosysteem uitzetten.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller NadineR. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.26. You're not tied to anything after your purchase.