Hoofdstuk 2
Paragraaf 1:
Alles wat je kunt waarnemen is op macroniveau, alles wat wordt bestuurd met moleculen en
atomen is op microniveau. Een atoommodel bevat een geladen atoomkern met daaromheen
bewegende negatief geladen elektronen. Deze elektronen vormen een elektronenwolk. De
atoomkern bestaat ui de deeltjes protonen en neutronen. Protonen zijn positief geladen en
neutronen zijn neutraal. Het aantal protonen wordt aangegeven door het atoomnummer, het
aantal protonen bepalen de atoomsoort. De som van het aantal neutronen en protonen in de
atoomkern is het massagetal. De lading van een proton is +1 e en de lading van een
elektron is -1 e. Voor elk atoom geld dat het aantal protonen gelijk is aan het aantal
elektronen. Isotopen zijn atomen van hetzelfde element met een verschillend aantal
neutronen. In het model van Bohr bevinden zich elektronen in banen rondom de kern, de
banen heten de elektronenschillen.
Schil K L M N O P Q
Nummer 1 2 3 4 5 6 7
Max. 2 8 18 32 32 32 32
verdeling
Paragraaf 2:
Als een atoom 1 of meer elektronen afstaat, dan wordt dit atoom positief geladen. Dit noem
je dan een positief ion. Als een atoom 1 of meer elektronen opneemt, dan is het atoom
negatief geladen. Dit noem je dan een negatief ion. De elektronen in de buitenste schil heten
valentie-elektronen, deze elektronen bepalen de chemische eigenschappen van een stof.
Paragraaf 3:
Het massagetal is het totaal aantal deeltjes in de kern, de neutronen en protonen samen.
Een ion ontstaat doordat een atoom elektronen opneemt of afstaat. Het massapercentage
pereken je door de massa atoomsoort te delen door de massa molecuul x 100%.
Paragraaf 4:
Iets wat je kunt uitdrukken en meeten in een getal noem je een grootheid, hierachter zet je
een eenheid. Met de dichtheid kun je het volume van een stof omrekenen in de massa en
andersom. De dichtheid bereken je door de massa te delen door het volume.
Paragraaf 5:
De mol is de hoeveelheid stof, de massa van een mol is de Molaire massa enn wordt
uitgedrukt in gram.
, Hoofdstuk 3
Paragraaf 1:
Om stroom te kunnen geleiden moeten er deeltjes aanwezig zijn die vrij kunnen bewegen.
Stroomgeleiding is een eigenschap op macroniveau, om stroomgeleiding te verklaren kijk je
naar de deeltjes op microniveau.
Er zijn 3 soorten stoffen die elektrische stroom kunnen geleiden:
1. Stoffen die in de vaste én in de vloeibare fase elektrische stroom kunnen geleiden.
(Metalen).
2. Stoffen die alleen in de vloeibare fase elektrische stroom kunnen geleiden. (Zouten).
3. Stoffen die nooit elektrische stroom kunnen geleiden. (Moleculaire stoffen).
Stoffen waarin alleen metaalatomen in voorkomen zijn metalen. Stoffen met een combinatie
van een metaalatoom en een niet-metaalatoom zijn zouten. Stoffen waarin alleen
niet-metaalatomen in voorkomen zijn moleculaire stoffen.
Paragraaf 2:
Als bouwstenen van een stof in een regelmatig patroon zijn gestapeld, vormen ze een
kristalrooster. Het kristalrooster van metalen is een metaalrooster dat ontstaat doordat de
metaalatomen elektronen loslaten. De atomen veranderen dan in positieve ionen. De
elektronen bewegen langs de positieve ionen. De aantrekkingskracht tussen de positief en
negatief geladen deeltjes noem je een metaalbinding. Een zout is opgebouwd uit naast
elkaar geplaatste positieve ionen en negatieve ionen. De binding tussen de ionen is sterk en
dit noem je een ionbinding. Het kristalrooster van een zout wordt een ionrooster genoemd.
Een zoutkristal breekt als je er kracht op uitoefend, dit komt doordat de positieve ionen dan
naast de positieve ionen (of andersom) komen te staan. Een zout noem je ook wel bros.
Metalen kun je wel buigen zonder dat ze breken. Tijdens een vorming van een zout
veranderen de metalen en niet-metalen in positieve en negatieve ionen.
Paragraaf 3:
Het kristalrooster bij moleculaire stoffen is een molecuulrooster. Moleculen hebben geen
lading, daardoor geleiden ze geen elektrische stroom. De naam van een moleculaire stof
heet de systematische naam. De atomen in een molecuul hebben een sterke binding. Bij
een atoombinding binden er twee niet-metalen aan elkaar. Een atoombinding noem je ook
wel een covalente binding. Het aantal bindingen dat een atoom kan vormen heet de
covalentie van een atoom. De samenstelling van een molecuul geef je aan met de
molecuulformule en de bouw geef je aan met een structuurformule.
Paragraaf 4:
De coëfficiënten uit een reactievergelijking geven de molverhouding aan waarin de stoffen
reageren en ontstaan. Het rendement van een proces is het percentage van de theoretische
opbrengst dat bij het proces ontstaat. Het endement bereken je door werkelijke opbrengst
gedeeld door de theoretische opbrengst keer 100%.
Hoofdstuk 4
Paragraaf 1:
In de vaste fase en de vloeibare fase zitten de moleculen dicht op elkaar, doordat ze elkaar
aantrekken. Deze aantrekkingsrkacht heet de vanderwaalskracht, hierdoor ontstaat er een
binding die de vanderwaalsbinding wordt genoemd. Moleculen gaan sneller bewegen als de
temperatuur stijgt. Als een stof verdampt, dan wordt de vanderwaalsbinding verbroken. Hoe
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisamarjolein. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.41. You're not tied to anything after your purchase.