Tentamen taken + colleges
Taak 1 Public Health
Volksgezondheid/public health = de gezondheid van de maatschappij gaan verbeteren.
Sociale geneeskunde = deel van de geneeskunde dat zich richt op de wisselwerking tussen mensen
en hun materiele en immateriële milieu.
Model van Lalonde
Modernere variant
Vroeger hadden mensen meer kinderen, omdat wanneer je ouder werd het fijner was dat je bij je
kinderen kon inwonen en zij voor je konden zorgen. Ook lag het kindersterftecijfer heel hoog.
De levensverwachting neemt toe en het aantal kinderen daalt.
,Piramide:
- Hoog geboortecijfer en hoog sterftecijfer
Toren:
- Laag sterftecijfer en meestal ook laag geboortecijfer
Urn:
- Laag geboortecijfer en in toekomst afnemen
Levensverwachting
- Rond de 80 jaar
- Vrouw iets ouder dan man
Demografische transitie
- Daling in sterfte in 1850-1950
- Daling in geboorte
- Toegenomen levensverwachting
- Toegenomen populatie
Aan de randen van Nederlands zitten de meeste 65-plussers.
In het centrum vooral jonge populatie
Hoe ontstaat zo’n demografische transitie?
- Medische bestrijding van infectieziekten was er nog niet → niet daardoor
- Ingerepen gedaan om de bevolking te bestrijden tegen die ziektes
Epidemie = ziekte die optreedt bij een groot aantal mensen in hetzelfde geografische gebied en zich
snel verspreid.
Pandemie = een epidemie die zich over landsgrenzen verspreid.
Epidemiologische transitie
1. Het tijdperk van epidemieën en hongersnood (mortaliteit) → sterfte is hoog
2. Het tijdperk van afnemende pandemieën
3. Het tijdperk met degeneratieve en door de mens veroorzaakte aandoeningen (obesitas, hart-
en vaatzieken)
4. Het tijdperk van uitgestelde degeneratieve aandoeningen en nieuwe infectieziekten (komen
later in de leeftijd pas voor) → toename levensverwachting
Demografische transitie = daling van de sterftecijfers die gevolgd wordt door een periode van sterke
daling van de geboortecijfers.
Epidemiologische transitie = daling van de sterftecijfers door een radicale verschuiving in het
doodsoorzakenpatroon
Sanitary movement (cholera)
- Water met vuil erin
- Later zuiveringssysteem → minder infectieziekten
- Vaccins en antibiotica
- Kan alsnog voorkomen door bijv een systeemfout met de riolering
,VTV = Volksgezondheid Toekomst Verkenning
- Iedere vier jaar door de RIVM opgesteld
- Inzicht op de belangrijkste toekomstige opgaven op het gebied van ziekte en gezondheid.
Determinanten van ziekte
- Disease (medisch-biologisch) = aantoonbare-biologische afwijking
- Illness (ervaring) = ziekte-ervaring, dus het zich niet lekker voelen
- Sickness (gedrag) = men gedraag zich als patiënt en dat wordt ook erkend door de omgeving
1. Staat voor onopgemerkte, doch medisch-biologisch wel
aanwezige ziekte.
2. Staat voor ervaren klachten waaraan geen
consequenties worden verbonden in de zin van
ziektegedrag. Men gedraagt zich als ‘gezonde’
3. Staat voor de simulerende patiënt. Hij gedraag zich als
zieke maar heeft ‘geen’ klachten of constateerbare
afwijkingen.
4. Staat voor de patiënt die een arts bezoekt, klachten
heeft, maar bij wie geen ziekte in medisch-biologische zin
kan worden vastgesteld.
5. Staat voor de patiënt die een ziekte heeft, zich daarnaar
gedraagt, maar deze ziekte niet daadwerkelijk in klachten
ervaart. Preventief onderzoek is onder meer toegangspoort tot deze sector van ziekte.
6. Staat voor iemand die zich ziek voelt en ziek is (medisch-biologisch), maar zich daar niet naar
gedraagt.
7. Staat voor de ‘modelpatiënt’: hij ervaart klachten, gedraagt zich ernaar en heeft een medische
diagnose.
Diagnosestelling van ziekte
- Symptomen
- Uiting van ziekte
- Objectieve symptomen → waarneembaar
- Subjectieve symptomen → door de patiënt waargenomen
- Diagnose
- Naam van de geconstateerde aandoening
- Onderscheid tussen aan-en afwezigheid van een ziekte
- Bepalen van de ernst → behandeling nodig of niet
- Voorkomen
- Frequentiematen
, Prevalentie = aantal ziektegevallen (oud + nieuw) op een bepaald tijdstip in een afgebakende
populatie.
Incidentie = aantal nieuwe ziektegevallen die ontstaan in een nauwkeurig omschreven periode in een
afgebakende populatie.
- Ziekten met lage incidentie en hoge prevalentie (chronisch, niet-fataal → chronisch
gewrichtsreuma)
- Ziekten met een lage incidentie en lage prevalentie (zeldzaam, fataal → alvleeskanker)
- Ziekten met een hoge incidentie en lage prevalentie (veel voorkomend, fataal → longkanker)
- Ziekten met hoge incidentie en hoge prevalentie (veel voorkomend, niet chronisch, niet
fataal → verkoudheid)
Punt-prevalentie = aantal ziektegevallen op een bepaald moment.
Lifetime prevalentie = deel van de populatie dat ooit de ziekte heeft gehad.
Morbiditeit = de verhouding van het aantal lijders aan een bepaalde ziekte tot de gehele bevolking
- Levensverwachting bij geboorte
- Resterende levensverwachting
- Verwachte leeftijd bij overlijden stijft met het ouder worden
Multimorbiditeit = het hebben van twee of meer chronische aandoeningen bij dezelfde persoon,
zonder dat ze met elkaar samen hoeven te hangen (Parkinson en incontinentie)
Comorbiditeit = het hebben van twee of meer chronische aandoeningen die met elkaar
samenhangen (depressie en dementie)
Determinanten van ziekten
- 1 determinant is zelden genoeg om ziekte te krijgen
- Wel bij sommige erfelijke aandoeningen zoals kleurenblindheid
- Vaak endogene en exogene factoren nodig
- Omgeving beinvloed het ontstaan en beloop van ziekte (fysiek en sociaal)
- Leefstijl (gezond eten)
- Persoonsgebonden factoern (genetisch)
- Q-koorts bijv, afkomstig van geiten, als er wind waait kan op het platteland die bacterie
komen. Grotere kans.
Relatie determinant en ziekte
- Verschillen in sterkte (zelf roken grotere kans dan meeroker)
- Verschillen in richting (sporten verlaagt risico op diabetes, overgewicht verhoogt het risico op
diabetes
- Kip of ei? (oorzaak en gevolg)
- Niet altijd voldoende bewezen (beschermt thee tegen overgewicht?)
- Niet altijd direct in de tijd gekoppeld (alcohol en verkeersongevallen (direct), overgewicht en
diabetes (niet direct)
- Langere en hogere blootstelling geeft meer ziekte
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller floortjeboelen. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $16.24. You're not tied to anything after your purchase.