College aantekeningen Middeleeuwen II (LET-GESB104)
27 views 5 purchases
Course
Middeleeuwen II (LETGESB104)
Institution
Radboud Universiteit Nijmegen (RU)
College aantekeningen van Middeleeuwen II van zoals gegeven aan de Radboud Universiteit, door verschillende docenten. De aantekeningen conceptualiseren de inhoud van de colleges, inzichten in het boek worden kort aangehaald, maar niet uitvoerig behandeld.
Middeleeuwen II – week 1 (11-04-2022)
Feodalisme; feodaliteit; feodale revoluties
De term wordt sinds de 18de eeuw al gebruikt, echter zijn er verscheidene
definities aangegeven, afhankelijk van disciplines.
Tussen Montesquieu en Marx
- Montesquieu ziet het als een juridische term
- Boulainvilliers heeft het over een machtsbalans tussen koning en
aristocratie
- Smith had het juist weer over een socio-economische term
- Marx benoemde het als economische productiewijze en uitbuiting
De keuze van definitie heeft consequenties voor discussie over het fenomeen
‘feodalisme’.
Discussies over aard van feodaliteit binnen de Mediëvistiek
Je kan het puur juridisch-politiek bekijken of juist historisch. Het ontstaan van dit
soort verhoudingen wordt bevraagd. Daarnaast zijn er kanttekeningen bij de
homogeniteit van de introductie van het begrip.
Feodo-vazallitische verhoudingen tegenover feodale maatschappij
Feodo-vazallitische: hetgeen wat leent en de vazal (die het leen kregen) > idee
van Ganshof.
Bloch, stond tegenover Ganshof, koos niet voor feodo-vazallitische, maar juist
feodalisme als een maatschappijsysteem > vergelijkbaar met Marx. Hij maakte
wel een onderscheid tussen het feodale leen en daaronder de adellijke die
exploitatie had van hun boeren op hun gronden.
Dit onderscheid van Bloch is vergelijkbaar met de Duitse
‘’Lehnswesen’’ en ‘’Grundherrschaft’’, of in het Nederlands het
leenstelsel en het hofstelsel.
Seigneurie/Grundherrschaft/hofstelsel en dergelijken worden door veel historici
gekoppeld aan agrarische organisatie.
Echt feodale relaties bestonden enkel in hogere rangen van de maatschappij.
De werkbaarheid van de visie van Ganshof
Het ging voornamelijk over de relaties tussen de vorst en zijn vazallen >
aandacht voor het persoonlijk karakter van de feodale relaties binnen de elite.
De hommage ceremonie: de koning geeft een stuk land, waar de edelman kon
zitten. Dit stuk land is in leen. De edelman gaf in ruil trouw wanneer de koning
hem vroeg > soort gentlemensclub: allemaal rijk, met connecties.
Bescherming en onderhoud in ruil voor militaire hulp en raad (auxilium
et concilium)
Het probleem worden de centrifugale trekjes:
1. Als de koning niet sterk is, gaan de vazallen hun land opeisen
1
, a. Vazallen gingen het als een erfstuk zien, wat zij konden doorgeven
aan hun zonen.
2. De vazallen gingen ook hun stuk grond opdelen als leenheer
a. Dit ondermijnd het centrale gezag van de koning
b. Er komt een feodale pyramide
3. Er komt het gevaar van dubbele loyaliteit
a. Aan wie ben je als onderleenman loyaliteit verschuldigd: de
leenheer boven jou of de koning?
b. Door supranationale relaties tussen 2 landen wordt het soms
onduidelijk aan welke koning zij hun loyaliteit eigenlijk hebben
afgelegd.
Evaluatie definitie Ganshof
- Betreft enkel groepen die daadwerkelijk feodale relaties aangaan
(heersers, adel en lagere adel)
- Ontwijken problemen rondom ‘feodale maatschappij’
Kijken dus niet naar het hofstelsel, puur het leenstelsel > geen exploitatie
benoemd.
Gentlemensclub enige belangrijke
Dit sluit niet aan bij de ideeën van de sociale wetenschappen. Zij kijken meer
naar Marx en Bloch.
Nieuwe historiografische ontwikkelingen vanaf de jaren 60
Binnen de Europese landen is het lastig te achterhalen of in alle landen dit
feodale systeem actief was.
- Talen, terminologie, e.d. zorgen voor verwarring, overlapping en
onduidelijkheid
Voornamelijk in Frankrijk en Engeland
Elizabeth Browne en Susan Reynolds
- Termen als feodum, beneficium, vasallus pas in de late 12de eeuw een min
of meer heldere juridische definitie.
- Vaak maar weinig bewijs voor precies afgebakende ‘feodale’
verplichtingen en instituties.
- Allerlei vormen van min of meer ‘horizontale’ vriendschaps-,
broederschaps- en bondgenootschapsallianties belangrijker.
Ze laten zien dat Ganshof’ visie alleen werkt in Europa in de 10-12 de eeuw. In veel
plekken meer mengvorm.
De diachrone dynamiek en de vraag naar de mutation féodale
Ergens in de Middeleeuwen wordt gekeken naar een dusdanig verband uitgezet
> Karolingische tijd wordt aangewezen.
Er komt aandacht in de literatuur voor diachronie.
Naar Karel de Grote valt het systeem uit elkaar. De leenmannen die zien dat er
geen controles meer plaatsvinden > de feodale pyramide krijgt een soort
hervorming:
2
, - Land werd gezien als eigen bezit
- Koning had geen invloed meer, dus hoogste leenmannen gingen de
bovenlaag vormen
- In sommige gebieden komen enorm kleine kasteelheren waar alleen nog
boeren onderstaan > graven gaven soms de handdoek in de ring
o Kasteelheer wordt een soort klein-koning > banale revolutie
Bisson, ‘The feudal Revolution’
Over het ontstaan van nieuwe regime van kastelenterreur.
Er komt een aftopping van de feodale pyramide > koningen vallen weg, hertogen
trekken macht naar zich toe.
- Koningen hadden veel ook non-militaire taken, welke nu dus overgeleverd
werden aan de hertogen.
o Dan is de vraag: mutation of revolution > is het een totale revolutie
of is het een kleine verandering, die hier en daar plaatsvindt
Verwarring in terminologie
Recapitulatie
- Verschillende definities van fedaliteit/feodale systemen/ feodale regimes
- Beperkte definities aan te raden (Ganshof: feodo-vazallitische
verhoudingen) als we het over feodalisme als zodanig hebben
- Sociaaleconomische historici hanteren graag meer omvattende idee
‘feodale maatschappij’, maar dat omvat dus ook onderliggende
exploitatiesystemen, zoals hofstelsel
- Historische praktijk erg complex
- Grote regionale en diachrone verschillen: het historische debat woedt door
- Vraag blijft of historici niet te gemakkelijk feodale instituties ontwaren
waar die niet hebben bestaan (Browne & Reynolds)
3
, Middeleeuwen II – week 1 (12-04-2022)
Hervormingen en investituurstrijd
Keizers en kerk
Na de laatste Ottonen komen de Saliërs op.
In deze periode is er een toenemende keizerlijke controle over de kerk. Deze
relatie tussen keizer en kerk was veel sterker in het Duitse keizerrijk dan in de
rest van Europa.
Bisschoppen komen samen in conciliën. Deze zijn desalniettemin uitgeroepen
door keizers en ze zaten deze ook voor, terwijl de conciliën alleen voor de kerk
bedoeld waren. Keizers waren ook de leiders over deze conciliën.
Komt niet vaak voor, maar wel in het Duitse Rijk
Deze conciliën bepalen de kerkelijke wet
Keizers begonnen daarnaast hun eigen kerken te stichten (vooral Ottoonse
periode), maar ook kloosters > hierdoor kregen ze invloed over deze
bisschoppen.
Eigenkerken > kerk van hun eigendom, dus konden ze heel veel met
het land doen, waaronder ook bisschoppen wisselen
Ook kloosters bleven in eigendom van de keizer
Invloed over de bisschoppen zelf door het kiezen van bisschoppen. Bisschoppen
hadden niet alleen religieuze macht:
Het takenpakket van bisschoppen:
- Religieus leider van de kerk
- Patroon van religieuze kunst
- Onderhouden contacten elite
- Autoriteit in de bisschopsstad > seculaire macht > administrateurs in de
provincies
- Aanwezig bij concilies en synodes
- Voorganger in vieringen in de kerk
- Liet kerken bouwen
- Hoveling aan Ottoonse hof
- Militair leider
Keizers begonnen bisschoppen te benoemen om zo de invloed en macht te
behouden. Zo verkozen zij bisschoppen vanuit: familieleden, priesters uit
hofkapel (dus die al gebonden waren aan de keizer).
- Jonge broers, neefjes, etc. werden bisschop, waardoor de macht binnen de
familie bleef
- Priesters uit de hofkapel waren heel hoogopgeleide clerici (op het hof),
maar zij hadden een hele hechte verbinding met de keizer, waardoor er
een soort morele trouw bleef aan de keizer
Keizers gingen ook eigen provincies, met bijbehorende bisdommen, stichten.
Otto I sticht bijvoorbeeld in 968 het bisdom Maagdenburg.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fleurschotman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.