Opgave 1 (14 punten)
Wie heeft in de hierna weergegeven situaties een AB, waarin, en wat behoort tot het AB van deze
persoon?
a. (5 punten) Ton en Ria zijn buiten gemeenschap van goederen gehuwd. Ton heeft 10% van de
aandelen in Holding BV die op haar beurt 10% in de aandelen Werk BV houdt. Ria houdt
rechtstreeks 4% in Werk BV.
Klip en klaar heeft Ton een AB in de Holding. 10% is meer dan 5%, dus een AB op grond van artikel
4.6 onder a wet IB. Ton heeft indirect een belang van 1% (10% x 10%) in de werkmaatschappij. Ria,
met wie hij buiten gemeenschap van goederen is getrouwd, heeft een belang van 4% in de
werkmaatschappij. Zij hebben beiden een AB in de werkmaatschappij. Zij zijn gehuwd, dus partners
in de zin van artikel 5a AWR. Het gaat om dat je al dan niet tezamen met je partner direct of indirect
in de werkmaatschappij hebt. Samen hebben zij 5% in de werkmaatschappij. Dus zowel Ton als Ria
heeft een AB in de werkmaatschappij. Ton heeft een AB in de Holding. Ria heeft geen AB in de
Holding, want zij zijn buiten gemeenschap van goederen gehuwd. Ria heeft zelf ook geen enkel
aandeel in de Holding.
Een middellijk belang telt alleen maar mee wanneer er in de tussenhoudster een direct AB is. Dat is
in dit geval zo, want Ton heeft een AB in de Holding.
b. (5 punten) Het geplaatste kapitaal van X BV bestaat voor 60% uit gewone aandelen en voor 40%
uit cumulatief preferente aandelen. Hans heeft 5% van de gewone aandelen; zijn broer Gijsbert
heeft 4% van de cumulatief preferente aandelen.
Er moet hier eerst naar artikel 4.6 worden gekeken, alvorens gekeken wordt naar de soortbenadering
van artikel 4.7. Voor de toets aan 4.6 worden alle soorten aandelen bij elkaar geteld. Dan komt het
erop neer dat Hans 3% heeft van het totaal geplaatste aandelenkapitaal, immers 5% van 60%. En
Gijsbert heeft 1,6% heeft van het totaal geplaatste kapitaal (4% van 40%). Dus via de normale
benadering van 4.6 onderdeel a hebben beiden geen AB. Dan gaan we naar de soortbenadering toe
van artikel 4.7 om te kijken of dat misschien een AB oplevert. En jawel, want Hans heeft 5% van de
soort gewonen aandelen, dus heeft Hans een AB. Gijsbert heeft 4% van de cumprefs. Dat is geen AB.
Gijsbert wordt ook niet meegetrokken in het AB van Hans op grond van 4.10, want het zijn broers.
Dat zijn geen bloedverwanten in de rechte lijn.
c. (4 punten) John en Marleen zijn in gemeenschap van goederen gehuwd. John heeft 4% van de
geplaatste aandelen Y BV. Marleen heeft een koopoptie op 10% van de geplaatste aandelen Y BV.
Kijk uit dat u er hier niet instinkt in het volgende dat u zou zeggen Marleen heeft een optie op 10%
van de aandelen dat is een AB als bedoeld in 4.6 sub b en vervolgens zouden de 4% aandelen van
John daarin meegetrokken worden. Dat is onjuist. Er is hier sprake van een gemeenschap van
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ellevandee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.96. You're not tied to anything after your purchase.