100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting kennisclips Burgerlijk Procesrecht K3 $7.45
Add to cart

Summary

Samenvatting kennisclips Burgerlijk Procesrecht K3

 7 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit document bevat een samenvatting van de kennisclips van het vak burgerlijk procesrecht K3. Het is zo compleet mogelijk, woord voor woord meegetypt, met kortere samenvattingen tussendoor/ sheets die een overzicht weergeven. Met een uitgebreid document zoals deze, rond ik mijn tentamens altijd met...

[Show more]

Preview 4 out of 58  pages

  • April 23, 2023
  • 58
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Burgerlijk procesrecht kennisclips

Week 1

Kennisclip: inleiding

De allereerste vraag die we ons zouden moeten stellen is: waarom is er eigenlijk een Burgerlijk
Procesrecht? Het antwoord is vrij simpel, het burgerlijk procesrecht regelt namelijk hoe je naar de
rechter gaat. Als partijen met elkaar in conflict komen en er samen niet meer uit komen, dan ga je in
Nederland naar de rechter. Maar hoe doe je dat? Kun je de rechter gewoon even bellen en zeggen:
‘’Hey gast! Heb je vrijdag toevallig even tijd voor een zaakje?’’ Het antwoord is natuurlijk nee. Het
burgerlijk procesrecht regelt hoe je naar de rechter gaat, op welke manier kun je een procedure
starten. Het burgerlijk procesrecht regelt natuurlijk ook dat je allemaal gelijk bent en dat iedereen op
een gelijke manier behandelt wordt; dat is de bedoeling van het burgerlijk procesrecht. Dus wat we
doen bij burgerlijk procesrecht is, we gaan kijken: hoe start je een procedure? Het burgerlijk
procesrecht is formeel recht.

Een procedure kan je op twee manieren starten: met een dagvaarding of met een verzoekschrift. Erg
belangrijk dus, om te weten dat je een verschil moet maken tussen een dagvaarding en een
verzoekschrift. Hoe je een procedure start staat in boek 1 van het wetboek van Burgerlijke
Rechtsvordering (niet-digitaal procederen).

Eerste boek: De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad.

Je moet goed kijken naar alle titels die in het eerste boek staan.

De eerste titel bevat algemene bepalingen (art 1-77), die titel is dus van toepassing op iedere
procedure. De tweede titel heet de dagvaarding procedure in eerste aanleg (art 78-260), in eerste
aanleg betekend: de eerste keer dat je bij de rechter komt. Oftewel, meestal is dat de rechtbank (zie
artikel 42 wet RO). De derde titel heet de verzoekschriftprocedure in eerste aanleg (art 261-302).
Hier valt eigenlijk al meteen op dat we twee titels hebben, de ene ziet op de dagvaardingsprocedure
in eerste aanleg zoals omschreven in titel twee en de derde titel ziet op de verzoekschriftprocedure
in eerste aanleg. Onthoud nu alvast, dat als je in de dagvaardingsprocedure zit, je alleen maar in die
tweede titel komt en niet in die derde titel. Dus de regelingen van de dagvaardingsprocedure pas je
niet toe op die van de verzoekschriftprocedure en andersom. Behalve als de wet daar heel
nadrukkelijk op wijst. De vierde en vijfde titel zijn leeg, de zesde titel doen we bij dit vak eigenlijk niks
mee. De zevende titel gaat over het hoger beroep, dit is een onderwerp wat we hebben in ons vak.
Hetzelfde geldt voor titel negen (verzet voor derden), titel tien (herroeping) en titel elf (cassatie), dit
zijn eigenlijk allemaal onderwerpen die aanbod komen in ons vak burgerlijk procesrecht.

We gaan even inzoomen op de tweede titel, de dagvaardingsprocedure in eerste aanleg. Want als we
die openklappen, krijgen we allemaal verschillende onderwerpen te zien. Er is een duidelijke
systematiek in het wetboek van rechtsvordering, het is eigenlijk allemaal harstikke helder en duidelijk
als je die doorhebt. De tweede titel begint met de eerste afdeling die bestaat uit de algemene
bepalingen, dus voor iedere dagvaardingsprocedure zijn een aantal algemene bepalingen
voorgeschreven (die gelden dus altijd). Daarna komt de tweede afdeling die kantonzaken heet, zoals
je misschien al weet is er bij de rechtbank een onderscheid te maken tussen de civiele kamer en de
kamer voor kantonzaken. Er is dan steeds de vraag, moet ik bij de sector civiel terecht of bij de sector
kantonzaken? En of dat het geval is kun je vinden in de tweede afdeling de artikelen 93 t/m 98,
daarin bepaal je of een zaak moet worden aangebracht bij de kantonrechter, daarin bepaal je of je in

,je dagvaarding gaat zeggen ik ga naar sector civiel of sector kanton. Kortom, de tweede afdeling gaat
over de absolute bevoegdheid.

De derde afdeling heet relatieve bevoegdheid, dat is best grappig om te zien, want zo weet je
meteen dat in deze afdeling wordt bepaald voor de dagvaardingsprocedure naar welke plaats je
moet. Moet ik naar de rechtbank oost-Brabant, locatie den bosch? Of moet ik naar de rechtbank
zeeland-west Brabant, locatie Breda? Dat bepaal je met die derde afdeling. Maar dan is het natuurlijk
wel eerst van belang dat je hebt vastgesteld om met een dagvaardingsprocedure te starten,
vervolgens gaat kijken of het een kantonzaak is of een civiele zaak en vervolgens bepaald de derde
afdeling de relatieve bevoegdheid.

Dan lopen we even vlug verder naar de vierde afdeling die gaat over de dagvaarding, hoe die
dagvaarding eruit moet zien vind je in de vierde afdeling. Dit zijn formele vereisten. Hoe de
procedure verloopt zegt de vijfde afdeling. Dan zijn er nog een aantal specifieke onderdelen die
gerelateerd zijn aan de dagvaarding. Denk aan de zesde afdeling, de reconventie, oftewel de
tegeneis. Je kunt zeggen ik dagvaard iemand voor de rechter en dan zegt de tegenpartij: nu we hier
toch zijn, ik heb ook iets van jou te vorderen. Dat is de reconventie, alles over de reconventie vind je
in de artikelen 136 t/m 138. In de procedure kan het natuurlijk gebeuren, dat je iemand gedagvaard
hebt, maar dat die ander niet verschijnt. En daar ziet de zevende afdeling op, die gaat over het
verstrek. Die afdeling geeft aan wat de rechter moet doen als de gedaagde niet verschijnt. Dus als je
jezelf afvraagt wat er gebeurd als de gedaagde niet verschijnt, dan vind je je antwoord in de zevende
afdeling. Het antwoord daarop is eigenlijk dat als alle formaliteiten goed in acht zijn gekomen (dit
staat ook in de zevende afdeling) en de rechter wel gelooft in de vordering, dan wijst hij de vordering
toe en zet hij er een stempel op, op een zogenaamd verstekvonnis. En als je daar iets tegen wilt
doen, dan moet je in verzet gaan, dit doe je nog steeds in eerste aanleg en doe dit je nog steeds met
een dagvaarding. Daarom is het verzet geregeld in de achtste afdeling.

Er wordt ook stilgestaan bij de negende afdeling, want dit is een waanzinnig belangrijk onderwerp bij
dit vak: het bewijsrecht. Het bewijsrecht is geregeld in de negende afdeling, hier wordt ook nog een
hele week aan besteed. Dat is ook logisch, want we willen natuurlijk dat iedereen gelijk behandelt
wordt en dat iedereen op dezelfde wijze bewijs kan aanvoeren en daar gelden spelregels voor. En die
spelregels voor bewijs in dagvaardingsprocedures, vind je in de negende afdeling. Vervolgens komt
de tiende afdeling genaamd incidentele vorderingen en dat zijn vorderingen die je in het kader van
de procedure kunt instellen, dit komt in week 2 nog aan bod. Het kan zijn dat je iemand anders in het
geding wilt betrekken of dat je, jezelf graag wilt bemoeien met een procedure. Nou dat is daar in die
tiende afdeling geregeld. Dan vind je als je verder leest in de elfde afdeling (schorsing en hervatting),
de twaalfde afdeling (het vonnis), de dertiende afdeling (afbreking van de instantie).

En daarna komen we uit bij een onderwerp waar we zeker bij stil gaan staat en dat is de veertiende
afdeling, het kort geding. De procedure zoals we die net doorlopen hebben, de gewone
dagvaardingsprocedure loopt in Nederland bij de kantonrechter ongeveer 9 tot 12 maanden. Bij de
rechtbank ongeveer 12 tot 15 maanden, ervan uitgaande dat er geen bewijsperikelen komen. Op het
moment dat er bewijs geleverd moet worden dan kun je er minimaal een halfjaar tot een jaar bij
optellen. En soms kun je niet zolang wachten en wil je een kort geding starten, dat kort geding is
geregeld in de veertiende afdeling. Maar het kort geding staat in de tweede titel, de
dagvaardingsprocedure en dat betekend dat het kort geding wordt gestart met een dagvaarding.

Zo zie je dat in deze inhoudsopgave eigenlijk al heel keurig wordt aangegeven, welke stappen je moet
nemen in het burgerlijk procesrecht om te starten met een dagvaardingsprocedure.

Derde titel: verzoekschriftprocedure in eerste aanleg

,Zoals gezegd sommige procedures start je met een verzoekschriftprocedure en dan zit je niet in de
tweede titel, maar in de derde titel. En als je de derde titel openklapt, zie je ook weer een aantal
keurige afdelingen. En dan zie je eigenlijk wat meteen opvalt dat het aantal afdelingen ten opzichte
van de dagvaardingsprocedure zeer beperkt is. Dat betekend dus dat een verzoekschriftprocedure
veel informeler is en dus ook sneller afgerond kan worden. De opbouw is een beetje hetzelfde,
uiteraard begin je bij de eerste afdeling met algemene bepalingen. Met name artikel 261 is van in
belang, omdat daarin staat wanneer een zaak moet worden gestart met een verzoekschrift. Dat is
eigenlijk een best flauw artikel, omdat daarin staat: dat iedere zaak met een verzoekschriftprocedure
moet worden gestart daar waar de wet dat vraagt. En dan moet je eigenlijk gaan kijken, staat er in
een wettelijke bepaling het woord verzoek of verzoekschrift, dan weet je of je een
verzoekschriftprocedure moet starten (wordt in week 3 nader uitgelegd). Heel belangrijk om te
weten en te zien is dat het verzoekschrift een eigen relatieve bevoegdheid kent die staat in de
tweede afdeling. Dus daar ga je niet de regels van de dagvaardingsprocedure over de relatieve
bevoegdheid op toepassen, maar die van de verzoekschriftprocedure. Ook het verzoekschrift heeft
eigen regels over de absolute bevoegdheid. De regels staan namelijk in de materiele wet, de
materiele wet wijst namelijk aan of de procedure start met een verzoekschrift en ook waar dat
verzoekschrift moet worden ingediend. Dus als in de materiele wet staat een verzoekschrift en
kantonrechter, dan moet het verzoekschrift naar de kantonrechter. Als er staat alleen maar
verzoekschrift, dan moet het naar de sector civiel. Je ziet ook dat er geen deurwaarder aan te pas
komt, want de oproeping gaat door de griffier zoals te zien is in afdeling 3, oproeping. De vierde
afdeling gaat over de verloop van de procedure. Zorg ervoor dat je steeds als je in de
verzoekschriftprocedure zit je deze titel erbij pakt, want deze titel is op alle verzoekschriftprocedures
van toepassing.

Kennisclip: bevoegdheid rechter dagvaardingsprocedure

In deze clip staat centraal:

-Bij welke rechter kom je uit bij een dagvaardingsprocedure?
-Bij welke rechtbank kom je uit, is dat bij de sector civiel of bij de kantonrechter?
-Bij welke plaats kom je uit?

Voordat we daar naar gaan kijken wijs ik nog een keer op de inhoudsopgave van het wetboek van
rechtsvordering. We zitten uiteraard in het eerste boek, dat gaat over de wijze van procederen bij de
rechtbanken. Eigenlijk moeten we al een keuze gaan maken tussen de tweede en de derde titel. Start
ik de procedure met een dagvaarding of met een verzoekschrift?

Hoe weet ik dat nu, of ik de procedure moet starten met een dagvaarding of een verzoek?  dat is
te vinden in artikel 78 jo 261 Rv. Daarin staat eigenlijk in artikel 78 Rv de hoofdregel, de hoofdregel is
dat: alle zaken starten met een dagvaardingsprocedure, tenzij de wet iets anders zegt. En wanneer
zegt de wet iets anders? De wet zegt iets anders in artikel 261 Rv , want daarin zegt de wet dat: alle
zaken met een dagvaarding starten, behalve zaken die met een verzoekschriftprocedure starten en
zaken die met een verzoekschriftprocedure starten, daarvan moet de wet het aangeven. Dan moet je
dus kijken in de materiele wet, en met de materiele wet wordt bedoeld bijvoorbeeld het Burgerlijk
wetboek. Dus voor mij is boek 1 BW erg van belang, dat gaat over het personen- en familierecht.
Daarin vind je in een aantal artikelen, bijvoorbeeld in het artikel over echtscheiding, dat een
echtscheiding wordt gevraagd of verzocht dat je daarvoor een verzoek voor moet doen of een
verzoekschrift voor moet indienen. Als je in die materiele wet termen tegenkomt zoals ‘’verzoek’’ of
‘’verzoekschrift’’, dan start je de procedure met een verzoekschrift, in alle andere gevallen start je de
procedure met een dagvaarding. Bij verbintenissenrecht gaan we het hebben over artikel 6:162 BW,

, als je dat artikel leest dan vind je daar nergens het woord verzoek of verzoekschrift aan. Dat
betekend dat alle zaken die starten of alle zaken die gaan over de onrechtmatige daad van artikel
6:162 BW die start je met een dagvaardingsprocedure. Zoals eerder al gezegd, als je kiest voor de
dagvaardingsprocedure blijf je ook binnen de tweede titel, dat gaan we nu verder zien.

De tweede titel heeft een aantal afdelingen, die afdelingen die geven eigenlijk precies aan welke
stappen je zou moeten doorlopen. Dan gaan we aller eerst kijken naar welke rechter nu absoluut
bevoegd is:

1.hoofdregel: artikel 42 Wet op de rechterlijke organisatie (hierna wet RO) zegt: alle zaken in eerste
aanleg worden beoordeeld door de rechtbank, tenzij. Dus eigenlijk moet je altijd beginnen met aan
te geven, ik start bij de rechtbank. En hier zou je nog de keuze kunnen hebben of je misschien in
eerste aanleg naar het hof moet of in eerste aanleg naar de hoge raad. De hoge raad is natuurlijk vrij
uitzonderlijk, een eerste aanlegprocedure bij het hof vind je bijvoorbeeld bij de ondernemerskamer.
Maar alle andere procedures, dus wat met de onrechtmatige daad te maken heeft, met
wanprestatie, met nakoming al die procedures worden gestart bij de rechtbank. Wel belangrijk dat je
altijd hier je antwoord mee start: artikel 42 wet RO, je begint bij de rechtbank, tenzij de wet anders
bepaald. De wet bepaald meestal niet anders, in ieder geval niet bij verbintenissenrecht, dus start je
bij de rechtbank.

Dan is de vervolgvraag: als ik een procedure moet starten bij de rechtbank heb ik de keuze uit team
civiel of team kanton.

2. Dan is eigenlijk de hoofdregel dat: alle zaken starten bij team civiel, behalve als de wet aangeeft
dat het een kantonzaak is. En of het een kantonzaak is kan je vinden in de tweede afdeling (artikel 93
en verder). Heel belangrijk artikel 93 sub a t/m d Rv, geeft precies aan in welke zaken de
kantonrechter bevoegd is. De kantonrechter is grof gezegd bevoegd in alle zaken met een belang tot
25.000 euro, dus alles onder de 25.000 euro moet worden beoordeeld door de kantonrechter.
Daarnaast zijn er nog een aantal zaken waarvan de rechtsvordering zegt, dat moet naar de
kantonrechter. Denk aan arbeidszaken, huurzaken, consumentenzaken en consumentenkredieten.
Dat vind je keurig terug in sub c, dat noemen we de zogenaamde aardzaken. Dan is er ook nog sub d,
die zegt: daar waar de wet expliciet naar de kantonrechter verwijst, moet de zaak naar de
kantonrechter.

Als ik dan bepaald heb dat ik de kantonrechter bevoegd acht, is dan vervolgens de vraag: wie is er
dan relatief bevoegd? Oftewel bij welke plaats moet ik terecht. Als we dan naar de inhoudsopgave
gaan, zien we dat de derde titel keurig ‘relatieve bevoegdheid’ heet. Dus als ik wil weten, bij welke
plaats ik terecht moet, moet ik kijken in de artikelen 99 t/m 110, voor de dagvaardingsprocedure.

Relatief:

3. hoofdregel: artikel 99 lid 1 Rv: de woonplaats van de gedaagde. We zeggen ook wel eens wie eist,
die reist. Dus als je een vordering instelt tegen iemand, dan moet je diegene (de gedaagde)
dagvaarden voor de rechter in de woonplaats van de gedaagde. Dus stel dat iemand woont in
Tilburg, dan moet je hem dagvaarden bij de rechtbank zeeland-west Brabant. Afhankelijk of je
uitkomt bij team civiel of team kanton. Stel dat je uitkomt bij team kanton, dan dagvaard je hem bij
de kantonrechter en die zit in Tilburg.

Als voorbeeld: je gaat kijken naar de woonplaats van de gedaagde, is het een plaatsje rondom
Tilburg dan is de kans groot dat je uitkomt in Tilburg. En eventueel voor team civiel, want die zit niet
in Tilburg, dan kom je uit in Breda. Dat is de relatieve bevoegdheid, die relatieve bevoegdheid heeft

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ellew00ds. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.45. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.45
  • (0)
Add to cart
Added