Ik heb via dit document mijn toelatingstoets geschiedenis gehaald! Alle basiskennis staat erin die je moet kennis voor de toets, met de begrippen dikgedrukt. Zo weet je ook meteen wat de belangrijke onderwerpen van een hoofdstuk zijn.
Samenvatting Hoofdstuk 1
1.1
Er hebben verschillende mensensoorten bestaan. Homo sapiens (de verstandige mens) is
de enige overgebleven mensensoort. Deze verspreidde zich vanuit Afrika over de rest van
de wereld. Ongeveer 40.000 jaar geleden verscheen
Homo sapiens ook in Europa. Zij leefden, als jager-
verzamelaars, van alles wat de natuur hen opbracht.
Het klimaat had veel invloed op het elven van de jager-
verzamelaars. Ongeveer 13.000 jaar geleden verdween
de extreme kou van de ijstijd en maakte plaats voor een
toendraklimaat. In West-Europa trokken toen
rendierjagers rond. Zij leefden als nomaden, omdat ze
rekening moesten houden met het trekgedrag van de
rendieren. Deze leverden hun voedsel, gereedschap en
huiden. Er werd ook vuursteen gebruikt om
gereedschappen en wapens te maken. Jager-verzamelaars leefden in kleine groepen en
hadden weinig bezittingen. Er zijn dan ook weinig archeologische sporen teruggevonden.
Door verdere opwarming van het klimaat raakte het gebied begroeid met planten en bomen
waar allerlei dingen op afkwamen. Er ontstonden meren en rivieren met vis. Rond 7000 v.
chr. Konden jager-verzamelaars voldoende voedsel vinden om langer op één plaats te
blijven wonen. Ze leefden half-nomadisch in een zomer- en winterkamp. In een van deze
jagerskampen werd het skelet van een vrouw uit ongeveer 5000 v. chr. Opgegraven. De
archeologen noemden haar Trijntje.
1.2
Tussen 10.000 en 9000 v. chr. Gingen de eerste mensen over op landbouw. Dit gebeurde in
het Midden-Oosten. De overgang van jagen-verzamelen naar landbouw bracht veel nieuwe
mogelijkheden en veranderingen. Daarom wordt gesproken over agrarische revolutie.
Boeren zetten de natuur naar hun hand door het kappen van bos of graven van
irrigatiekanalen. Ze woonden op een vaste
plaats en begroeven hun doden met
grafgiften in de buurt van de nederzetting. Ze
produceerden veel voedsel. Dat leidde tot
bevolkingsgroei, daarom moesten nieuwe
gebieden worden ontgonnen of veroverd. Niet
iedereen hoefde op het land te werken. Dat
leidde tot specialisaties als ambachtslieden,
soldaten en priesters. Er werden in de loop
der tijd nieuwe technieken en uitvindingen
ontwikkeld, zoals spinnen en weven van wol
en het gebruik van metalen (koper, brons, ijzer). De landbouw verspreidde zich in de loop
van 4000 jaar naar West-Europa was de bandkeramiekcultuur (ongeveer 5000 v. chr.),
genoemd naar de potten die in graven werden gevonden. Deze boeren bouwden grote
boerderijen op de vruchtbare lössgrond van Zuid-Limburg.
De bekendste landbouwcultuur is de trechterbekercultuur (tussen 3500 en 2700 v. chr.),
genoemd naar de trechtervormige potten in hunebedden. Deze grafkelder, gemaakt van
grote zwerfstenen uit een ijstijd, vinden we in de provincie Drenthe.
,1.3
Er zijn geen schriftelijke bronnen uit dit tijdvak. We weten niet wat mensen toen dachten.
Toch wordt aangenomen dat zij een religieus besef of geloof hadden. Voorbeelden zijn:
grottekeningen uit ongeveer 35.000 v. chr. In Frankrijk en Spanje, grafgiften in hunebedden
(tussen 3500 en 2700 v. chr.) en begraven voorwerpen die als offergraven worden gezien.
1.4
De prehistorie is de tijd waaruit geen geschreven bronnen bekend zijn. Onze kennis is
vooral gebaseerd op archeologisch onderzoek. Archeologen zijn de bewaarders van het
bodemarchief. Opgravingen worden eigenlijk alleen verricht, als een vindplaats dreigt te
verdwijnen. Archeologisch onderzoek gebeurt heel systematisch, zodat archeologen met
weinig gegevens toch veel te weten komen.
Samenvatting Hoofdstuk 2
2.1
Rond 3000 v. chr. Woonden mensen met gespecialiseerde beroepen in steden die het
omliggende gebied bestuurden. Deze stadstaten veroverden omliggende vruchtbare
gebieden en groeiden soms uit tot grote rijken. Dit gebeurde in Mesopotamië, een
riviergebied in het huidige Irak en Syrië en langs de Nijl in Egypte. Er ontstond een gelaagde
samenleving (of hiërarchie) met aan de top een koning en onderaan de mensen die na
veroveringen tot slaven waren gemaakt. In de stadstaten werd belasting geadministreerd
met schrifttekens. Hieruit ontstonden geschreven
teksten op kleitabletten (het spijkerschrift).
Hierdoor kwam rond 3000 v. chr. In het Midden-
Oosten een eind aan de prehistorie.
In het huidige Griekenland ontstonden vanaf 800 v.
chr. Ook stadstaten, zoals Athene, Thebe en
Sparta. Athene werd niet door een koning
bestuurd, maar door een democratisch bestuur van
vrije mannen. In de Griekse stadstaten
ontwikkelden zich literatuur, een kenmerkende
bouwstijl van tempels met zuilen, beeldhouwkunst
en wetenschappelijk denken door het stellen van
kritische vragen.
2.2
De stadstaat Rome ontstond rond 750 v. chr. En was rond 270 v. chr. Uitgegroeid tot een
Romeins rijk langs de middellandse zee. Rond 50 v. chr. Veroverde de Romeinse veldheer
Julius Cesar grote delen van Noordwest-Europa en een deel van het huidige Nederland. De
Romeinse cultuur nam religie, wetenschap, beeldhouwkunst en bouwstijlen uit de Griekse
cultuur over. Daarom wordt gesproken van een Grieks Romeinse cultuur. Het Romeinse
rijk werd vanaf het begin van de christelijke jaartelling bestuurd door een keizer. Er was een
efficiënt bestuur met een belastingsysteem, wetgeving en zorg voor veiligheid. Bovendien
was er een uitstekende infrastructuur met wegen, mijlpalen (als richtingaanwijzers) en
bruggen. Dit alles bevorderde de handel in het rijk. Er
werden veel nieuwe steden gebouwd met amfitheaters
(voor gladiatorengevechten), aquaducten (voor de
waterleidingen), badhuizen met vloerverwarming, tempels
en triomfbogen ter herinnering aan veroveringen. Grote
gebouwen werden vaak gebouwd met boogconstructies
en versierd met beeldhouwwerk en mozaïekvloeren.
, De economie was afhankelijk van slaven als arbeidskrachten. De bevolking van veroverde
gebieden werd vaak tot slaaf gemaakt en op slavenmarkten verkocht.
In 395 werd het Romeinse rijk in 2 delen verdeeld met ieder een keizer: het West-Romeinse
rijk met als hoofdstad Rome en het Oost-Romeinse rijk met als hoofdstad Constantinopel
(nu Istanbul). In 402 trokken de legers weg van de grens om Rome te beschermen. In 476
werd de laatste keizer in Rome afgezet. Dit was het eind van het West-Romeinse rijk.
Er zijn 3 oorzaken voor de ondergang van het West-Romeinse rijk:
1) De opvolging van keizers leidde regelmatig tot burgeroorlogen.
2) Tussen 250 en 500 werden Germaanse volken naar het Romeinse rijk gedreven door een
volksverhuizing.
3) De hoge kosten voor het leger leidden tot belastingverhogingen en een economische
crisis. Na het verdwijnen van het Romeinse bestuurssysteem in West-Europa verdween ook
de infrastructuur, de handel en raakten de steden in verval.
Rond 50 v. chr. Lag de grens van het
Romeinse rijk in het huidige Nederland. De
rivier de Rijn vormde de grens, de Limes.
Deze werd bewaakt vanuit wachttorens en
forten, die met wegen aan elkaar waren
verbonden. De agrarisch-stedelijke
samenleving van de Romeinen verschilde
van de agrarische samenleving van de
oorspronkelijke bewoners, de Germanen.
Zij maakten via de Romeinen kennis met
stedelijke nederzettingen, geschreven teksten (of het schrift), munten en glas. Bij
opgravingen ten noorden van de Rijn zijn veel Romeinse voorwerpen gevonden. Hieruit blijkt
dat er handel was tussen de Germanen en de Romeinen aan beide kanten van de Limes. Er
was ook sprake van romanisering, de Germanen namen gebruiken en gewoonten van de
Romeinen over.
2.3
De Grieken, Romeinen en Germanen geloofden in een godenwereld
met veel verschillende goden (polytheïsme). De Romeinen gingen
uiteindelijk over op het geloof in een god (monotheïsme). Het
christendom ontstond in de Romeinse provincie Palestina uit het
monotheïstische jodendom. Volgens de christelijke traditie werd Jezus
Christus in de tijd van keizer Augustus (27 v. chr. – 14 na chr.)
geboren. Zijn boodschap werd later opgenomen in het nieuwe
testament van de bijbel. Jezus werd ongeveer 30 na chr. door de
Romeinen gekruisigd. Sommige Romeinse keizers lieten christenen vervolgen, omdat zij de
goddelijkheid van de keizer niet erkenden. Constantijn de Grote (324-337) was de 1e keizer
die zelf christen werd. In 394 maakte keizer Theodosius het christendom tot
staatsgodsdienst en verbood alle andere vormen van religie.
2.4
Door de komst van de Romeinen rond 50 v. chr. kwam een eind aan de prehistorie in West-
Europa en in het huidige Nederland. De Romeinen hebben veel geschreven bronnen
nagelaten. Er is echter ook veel informatie uit archeologisch onderzoek verkregen. De
erfenis van de Romeinen bestaat vooral uit het christendom. De taal die de Romeinen
gebruikten was het Latijn. Het werd ook de taal van de kerk. Wij gebruiken nog dagelijks het
Latijnse alfabet en de Romeinse kalender.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller babsvanmeerkerk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.32. You're not tied to anything after your purchase.