Hoofdstuk 1 t/m 10, 12, 13, 14, 15, 17, 19, 20, 21, 22, 24 en 25 + hoorcolleges en de focusliteratuu
April 24, 2023
69
2021/2022
Summary
Subjects
klinische psychologie
psychologie
uu
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Universiteit Utrecht (UU)
Psychologie
Klinische Psychologie
All documents for this subject (63)
Seller
Follow
lisageesbrug
Reviews received
Content preview
Hoofdstuk 1
Er dient in de psychologie een onderscheid gemaakt te worden tussen basisdisciplines en
toepassingsgerichte disciplines. Er zijn 5 basisdisciplines:
- de psychologische functieleer
- de ontwikkelingspsychologie
- de gedragsleer
- persoonlijkheidspsychologie
- de methodenleer
Tot de toepassingsgerichte disciplines behoren:
- klinische psychologie (in combi met gezondheidspsychologie)
- arbeids/organisatiepsychologie
- onderwijspsychologie
De kern van de klinische psychologie is gevormd door psychische stoornissen. Het
vakgebied houdt zich vooral bezig met gedrag dat afwijkt van een bepaalde norm. Deze
afwijkingen kunnen lastig zijn voor de persoon zelf of de omgeving.
Afwijkingen kunnen betrekking hebben op verschillende aspecten van het menselijk
functioneren, het kan gaan om aspecten van individuele persoon, er kan sprake zijn van
afwijkend gedrag (excessief drinken), afwijkende gedachten (dwanggedachten), en van
afwijkende belevingen (extreme angsten). In veel gevallen is er sprake van een
combinatie van afwijkingen op deze gebieden.
Mensen kunnen ook afwijken van de norm in de relaties met andere mensen,
overbezorgd om kinderen, man agressief tegen zijn vrouw, etc. Deze afwijkingen hebben
vaak weer invloed op het gedrag, gedachten en belevingen binnen het individu. Kennis
van de “normale” psychologische functies van de “normale” ontwikkeling van de sociale
en persoonlijkheidspsychologie is nodig om afwijkingen van de norm te kunnen
vaststellen en begrijpen.
Seligman, Walker, en Rosenhan onderscheiden 7 factoren die bepalen of gedrag als
abnormaal of pathologisch wordt beschouwd. Sprake van abnormaliteit: minstens één van
de factoren moet zich voordoen. De 7 factoren:
- Persoonlijk lijden
- (Dis)functionaliteit van het gedrag, mate waarin gedrag het dagelijks
functioneren en welbevinden van het individu belemmert, bepaalt sterk de
beoordeling van normaliteit.
- Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag, als mensen in het gedrag van een ander
geen logica of zin kunnen ontdekken, wordt het als abnormaal gezien.
- Onvoorspelbaarheid en controleverlies, Seligman en collega’s onderscheiden 2
typen situaties waarin gedrag als controleverlies of verlies aan zelfbeheersing zal
worden geïnterpreteerd. 1. situatie waarin de regels die gewoonlijk het gedrag van
een persoon sturen plotseling niet meer werkzaam zijn. bijv vriendelijke man die
ineens een kennis aanvliegt. En 2. situatie waarin de toeschouwer de oorzaak of
aanleiding van het gedrag niet kent en niet kan achterhalen.
- Opvallend en onconventioneel gedrag
, - Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij anderen teweegbrengt, als iemand
gedrag vertoont dat waarbij een ongeschreven regel wordt onverschreden kan dat
bij anderen een gevoel van ongemak (observer discomfort) teweegbrengen.
- Het overtreden van morele normen
De definitie van psychische stoornissen volgens de DSM-5:
Een psychische stoornis is een syndroom, gekenmerkt door klinisch
significante symptomen op het gebied van de cognitieve functies, de
emotieregulatie of het gedrag van een persoon, dat een uiting is van
een disfunctie in de psychologische, biologische, of ontwikkelings-
processen die ten grondslag liggen aan het psychische functioneren.
Psychische stoornissen gaan gewoonlijk gepaard met significante
lijdensdruk of beperkingen in het functioneren op sociaal of beroeps-
matig gebied of bij andere belangrijke bezigheden. Een reactie op
een veelvoorkomende stressor of een verlies, bijvoorbeeld het over-
lijden van een dierbare, die te verwachten valt en cultureel wordt ge-
accepteerd, is geen psychische stoornis. Sociaal deviant gedrag (po-
litiek, seksueel of religieus bijvoorbeeld) en conflicten die zich vooral
afspelen tussen een individu en de maatschappij zijn geen psychi-
sche stoornissen, tenzij de deviantie of het conflict het gevolg is van
disfunctioneren van het individu, zoals in het voorgaande wordt be-
schreven’ (APA, 2014, p. 72).
Om te voorkomen dat de definitie van mentale stoornissen een instrument zou worden
voor sociale repressie, zijn drie uitsluitende omstandigheden geformuleerd. Allereerst sluit
de definitie “te verwachten en cultureel aanvaarde reacties” uit van mentale stoornissen,
zoals rouwreacties na overlijden. Ten tweede sluit deze definitie langdurig “deviant
gedrag” uit dat voortvloeit uit het behoren tot een politieke, religieuze of seksuele
minderheid. Ook sluit de definitie gedragingen uit die samenhangen met de religieuze
overtuiging of etnische achtergrond van een persoon en gangbaar zijn in de (sub)cultuur
waarvan diegene uitmaakt. Ten derde moet het afwijkende gedrag niet voortkomen uit
een persoonlijk conflict tussen het individu en de maatschappij.
Er zijn verschillende modellen die uitspraken mogelijk maken over het onderscheid tussen
normaal en abnormaal gedrag. Er worden er 3 toegelicht.
- Het statistisch model
het uitgangspunt van dit model is dat menselijke eigenschappen min of meer
normaal verdeeld zijn. van abnormaliteit wordt gesproken bij extreem lage of
extreem hoge scores op schalen waarmee deze eigenschappen betrouwbaar en
valide worden gemeten. Problemen met dit model: het is de vraag waar precies de
grens tussen normaal en abnormaal getrokken moet worden. Een tweede
probleem is volgens Oltmanns en Emery, dat het niet specificeert hoe ongewoon
het gedrag moet zijn om abnormaal te kunnen noemen. Derde probleem: het
maakt geen onderscheid tussen statistische afwijkingen die gepaard gaan met
individueel lijden en afwijkingen waarvoor dat niet geldt. Bijvoorbeeld een extreem
lange man hoeft geen psychische problemen te krijgen.
- Het medisch of ziektemodel
, Veel psychologen en psychiaters nemen aan dat oorzaken van psychische
problemen gezocht moeten worden in onderliggende mechanismen, die kunnen
somatogeen of psychogeen zijn. Somatogeen: dat er een lichamelijke aandoening
aan de psychische stoornis ten grondslag ligt. Psychogeen: dat er aan een
stoornis een psychologisch mechanisme ten grondslag ligt. Volgens de
aanhangers van het medisch model zijn psychische stoornissen het best te
verhelpen door de onderliggende mechanismen te bestrijden. In het medisch
model worden twee partijen onderscheiden: de therapeut en de patiënt. Therapeut
is de deskundige, en de patiënt wordt op enkele aspecten als ziek beschouwd.
Therapeut spoort oorzaak van ziekte op, en stelt de diagnose. Patiënt is alleen
nodig om info over klachten te geven. Therapeut stelt een therapieplan op dat
idealiter tot genezing leidt. Inbreng patiënt is gering, hij wordt genezen.
Uiteindelijke verantwoordelijkheid voor keuze behandeling ligt bij de therapeut. Er
kleven echter wel bezwaren aan dit model, er is bij vele psychische stoornissen
nog niet een eenduidig onderliggend mechanisme aangetoond, zodat het
twijfelachtig is of er wel sprake is van een “ziekte”. Tweede punt is dat het gebruik
van begrippen als ziekte en therapie stigmatiserend is, nadelig om als
psychiatrisch patiënt bekend te staan. Hun opvattingen zijn bekend geworden als
de labeling-theorie: de bestempeling als psychiatrisch patiënt is selffulfilling
prophecy -> eens een gek altijd een gek.
- Het leer- of onderwijsmodel
Als alternatief voor het medisch model bepleiten verschillende auteurs een leer- of
onderwijsmodel. Geldt met name voor stoornissen waar niet echt een duidelijke
organische oorzaak aan ten grondslag ligt. Betere verklaring is dan dat de stoornis
is ontstaan door verkeerd verlopen leerprocessen. In dit model zijn er ook 2
partijen, leraar en leerling. uitgangssituatie wordt beschreven als persoonlijk
probleem, en diagnose wordt bepalen van leerdoel. Waarom voorkeur naar dit
model? daarvoor zijn 3 hoofdredenen. Eerste is dat in alle fasen de nadelige
bijbetekenissen van medisch model worden vermeden. Tweede reden is dat het
meer recht doet aan eigen verantwoordelijkheid van mensen met persoonlijk
probleem, door aanreiking kennis en vaardigheden door leraar -> actievere
inbreng leerling. Ten derde doet het gebruik van de onderwijsterminologie meer
recht aan datgene wat daadwerkelijk plaatsvindt bij psychologische hulpverlening.
Aanhangers van dit model zijn het eens dat er gesproken kan worden van
geestesziekte als aan psychische problemen organische afwijkingen ten grondslag
liggen. En zolang iemand nog zelf de verantwoordelijkheid kan dragen,
aanspreekbaar is voor zijn doen en laten, wordt hij niet als “ziek” beschouwd.
, Hoofdstuk 2
Reductionisme is het wezenskenmerk van wetenschap. Of het gaat om gedrag in het
algemeen of om psychopathologisch gedrag, een wetenschapper zal zoeken naar één of
een beperkt aantal onderliggende mechanismen om veel van dat gedrag te verklaren.
Frontale lobotomie is het verwijderen van de frontaalkwab, het voorste gedeelte van de
hersenen, wat werd uitgevoerd bij psychiatrische patiënten. Een argument voor de
biologische benadering is dat de hersenen in hoge mate betrokken zijn bij de
totstandkoming van (psychopathologisch) gedrag. Broca’s afasie is een beschadiging in
de linker frontaalkwab, dat leidt tot een taalstoornis waarbij er problemen met het
produceren van spraak ontstaan. Er kwam een aanname dat disfunctionerende hersenen
mede ten grondslag kunnen liggen aan psychopathologisch gedrag.
Begin 20e eeuw kon biologisch onderzoek in de psychiatrie zijn eerste succes melden.
Het ging om het ziektebeeld dementia paralytica. Patiënten met deze aandoening
vertonen bizarre gedragingen en rapporteren waanachtige ideeën. Later treden diverse
cognitieve disfuncties op zoals geheugenverlies, nog later ook neurologische
uitvalsverschijnselen zoals verlammingen. Duitse neuroloog richard von Krafft-Ebing kon
eind 19e eeuw aantonen dat het syndroom werd veroorzaakt door syfilis, de syfilis infectie
tast de hersenen aan en veroorzaakt zo psychiatrische symptomen. Eerder ging
biologisch onderzoek vooral om kwesties als nature vs nurture, maar de laatste jaren is er
eerder sprake van een visie waarin de onderlinge samenhang tussen psychische
processen en neurobiologische functies centraal staat. Diverse studies tonen aan dat
externaliserende stoornissen samenhangen met een onderactiviteit van het autonome
zenuwstelsel zoals hartslag etc. En internaliserende stoornissen hangen samen met een
overactiviteit van het autonome zenuwstelsel. Internaliserende problemen: emotionele
instabiliteit, angststoornissen, stemmingsstoornissen, teruggetrokken gedrag.
Externaliserende problemen: gedragsproblemen zoals agressief, antisociaal, en
impulsief gedrag -> groot risico voor ontwikkeling crimineel gedrag latere leeftijd.
Bij genetisch onderzoek wordt gebruik gemaakt van een drietal bronnen: familiestudies,
tweelingstudies en adoptiestudies. De gedachte achter familiestudies is dat als een
vatbaarheid voor een psychische stoornis overgeërfd wordt, deze vatbaarheid en de
stoornis in bepaalde families vaker zullen voorkomen dan in andere families. Probleem:
niet alleen de genen worden gedeeld door families, ook de omgevingsfactoren. Bij
tweelingstudies zijn er 2 typen tweelingen, eeneiige en twee-eiige. Eeneiige zijn
genetisch identiek. Twee-eiige hebben de helft van het genetisch materiaal identiek. De
mate waarin eenzelfde eigenschap bij twee familieleden voorkomt, noemen we de
concordantie. Wordt uitgedrukt in een coëfficiënt tussen 0 en 1. Hoe hoger de
concordantie-coëfficiënt, hoe meer van de variantie van het kenmerk wordt verklaard
door de genetische factoren. Het probleem is wel dat in dit soort studies de omgeving
nooit helemaal buiten beschouwing kan blijven. Bij adoptiestudies wordt er gekeken naar
bijvoorbeeld een stoornis bij de biologische familie, of die voorkomt terwijl het kind is
geadopteerd.
Genotype is de totale genetische bagage van een individu. Bestaat uit specifieke genen
die door persoon geërfd zijn. Niemand heeft exact dezelfde genen alleen eeneiige
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lisageesbrug. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.62. You're not tied to anything after your purchase.