100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting MSA KT Blok 2A $4.76
Add to cart

Summary

Samenvatting MSA KT Blok 2A

6 reviews
 113 views  9 purchases
  • Course
  • Institution

Deze samenvatting bevat: Alle colleges van Anatomie en MSA en BMD. Alle belangrijke afbeeldingen uit de colleges staan hierin en heb zoveel mogelijk mondelinge stof uit de colleges erin verwerkt. Daarnaast staan er enkele voorbereidingsvragen uitgewerkt. En de oefenvragen van anatomie staan erin (m...

[Show more]

Preview 7 out of 46  pages

  • October 28, 2016
  • 46
  • 2016/2017
  • Summary

6  reviews

review-writer-avatar

By: thomspoelstra • 6 year ago

review-writer-avatar

By: BramHielema • 5 year ago

review-writer-avatar

By: idevanderslik • 7 year ago

review-writer-avatar

By: pnstud • 7 year ago

review-writer-avatar

By: Frey1997 • 8 year ago

review-writer-avatar

By: RosieMol • 8 year ago

reply-writer-avatar

By: meesritmeijer • 8 year ago

...

avatar-seller
1

, Samenvatting MSA KT – Blok 2A – Mees Ritmeijer
MSAw.CO.1 Functionele anatomie van de CWK

Leerdoelen:
1. De student kan de bouw en de functie van het cranio-occipitale complex beschrijven en uitleggen
2. De student kan de bouw en de functie van de hoogcervicale wervelkolom (botten, spieren, gewrichten, ligamenten, zenuwen, vaten)
beschrijven
3. De student kan de bouw en de functie van de mid-/ laagcervicale wervelkolom (botten, spieren, gewrichten (zyapofyseale, uncovertebrale)
ligamenten, zenuwen (zenuwwortels), vaten beschrijven
4. De student kan de bouw en de functie van de cervicale intervertebrale disci beschrijven
5. De student begrijpt de functionele koppeling van beweging in de cervicale wervelkolom als gevolg van de anatomie
6. De student begrijpt de invloed van vaak voorkomende pathologie op de anatomie, en hiermee samenhangend het bewegingsverloop en
klachtenpatronen
7. De student kan de organisatie en functie van de cervicale en cranio-cervicale proprioceptie beschrijven

Het belang van functionele anatomie voor de fysiotherapeut:
- Inzicht in normaal bewegen is noodzakelijk om afwijkend bewegen te kunnen beoordelen
- De anatomie leert ons de ‘kliniek te begrijpen’

Functies van de CWK:
- Bieden van bescherming
- Bieden van steun (stabiliteit)
- Bieden van de mogelijkheid tot bewegen
o Mogelijk maken van het positioneren van het hoofd in de ruimte
!! ken dit goed, bij elk puntje kunnen uitleggen.

Bij steunen en stabiliseren heb je het vooral over structuren aan de voorkant: benige weefsels,
corpus vertebrae
Bewegen: Spieren en facetgewrichten
Beschermen: Benige structuren, maar dan met name de boog en de achterkant.
Toch hebben ze allemaal een overlappende functie.

CWK:
- Hoog cervicaal: C0-C1, C1-C2
- Midden cervicaal: C2-C5
- Laag cervicaal: C5-Th1
- CTO: C7-Th4

Hoog cwk is compleet anders dan de rest, zowel als vorm als functie.
CTO = Cervicaal thoracale overgang

C2: grote spinosus, deze kun je palperen als je met je vingers onder je schedel gaat en je glijdt naar beneden dan val je in een soort gat als je
flink drukt en de eerste grote bobbel die je voelt is de uitsteeksel van C2. (en niet C2)
C1: als je C1 wilt voelen moet je iets meer naar de zijkant, onder je oren, precies achter de kaak en als je daar naar binnen voelt dan voel je de
zijkant en dat is de massa lateralis van C1, maar de processus spinosus van C1 kun je nauwelijks voelen want die is vrij kleinen valt als het
waren weg onder C2.

Facetgewrichtjes: lopen wat scheef.

Bescherming van..:
- Ruggenmerg

- Hersenstam
- Bloedvaten
Opgedeeld in 2 grote categorieën:
o A. vertebralis (& bassilaris?)
o Longitudinale bloedvaten in de canalis vertebralis



2

,canalis vertebralis: de ruimte binnen in de boog en met aan de voorkant de discus of het corpus, en daar binnen is zit het ruggenmerg en daar
lopen bloedvaten doorheen.


Cervicaal loopt de A. vertebralis mee in de gaten van de processus transversus. (via de zijkant)

Binnenin : in de canalis vertebralis lopen longitudinale arteriën mee. (je hoeft niet weten welke dat zijn, wel weten dat ze er lopen.)


Bescherming door..

Ligamentum flavum: Wervels allemaal losse bouwsteentjes, daar tussen zit ruimte en ook
aan de achterkant. Aan de achterkant zit een dik ligament, het ligamentum flavum. Heeft
zelfde functie als de boog maar maakt mogelijk om te bewegen.

Longitudinale ligament:: aan de voorkant. Zijn afzonderlijke lagen waardoor ze los van elkaar
kunnen bewegen.




Lig. Transversum atlantis:
- O/I: massa lateralis atlantis
- Vormt het horizontale deel van het lig. Cruciforme
- Stabiliseert de dens in de dorsale richting.
- Beschadiging van dit ligament kan aanleiding geven tot myelumcompressie!

Plaatje rechts: Dit is C1. En deze punt is proc. Odontoidieus: de dens. En dat is het
wervellichaam van C2, die steekt als het waren naar boven en C1 ligt er als een ring omheen. Dat is heel handig want dan kan je heel makkelijk
roteren. Maar er is wel een probleem: want als deze naar achteren schiet en het ruggenmerg comprimeert dan gaat het niet goed. Gelukkig
ligt daar het lig. Cruciforme en de horizontale component hiervan is het lig. Transversum, die is heel dik en sterk die de dens op zn plaats houd.

Bieden van steun(stabiliteit):
- Corpus vertebrae
o Verschilt meer van lumbaal: is meer rechthoekig, en heeft opstaande randen: van belang voor functionele anatomie.
- Discus intervertebralis
o De cervicale discus is morfo-histologisch geen equivalent van de lumbale discus
 Veel harder en stugger dan lumbaal. (ook daarom niet duidelijk nucleus pulposus onderscheiden)
o Bij kinderen en jonge adolescenten bestaat een nucleus pulposus
o In het dorsolaterale deel van de cervicale discus ontwikkelen zich fissuren (‘uncovertebral clefts’) (scheurtjes)
- Musculatuur
o Grote spieren en kleine spieren
 Belangrijke kleine spieren cwk: pre-vertebrale musculatuur, loopt voor cwk langs naar beneden. Zorgt niet voor
de beweging maar voor de stabilisatie. Testen door op rug, kin intrekken.

Bieden van de mogelijkheid tot bewegen:
- Facetgewrichten
- Uncovertebrale gewrichten en fissuren
- Beweging in verschillende regio’s
- Positioneren van het hoofd in de ruimte

Bewegingspatronen facetgewrichten:
- Beweging is gekoppeld: je roteert naar links laterflecteerd ook naar links
- CWK in flexie: rotatie + homolat LF
- CWK in extensie rotatie + homolat LF
- 3D: gekoppeld

Naar voren bewegen: proc. Spinosus uit elkaar.

Facetgewrichten staan scheef omhoog.

3

,Opstaande randjes (plaatjes): incissura? Deze houden lateroflexie tegen. Vormen een gewricht met wervel erboven. (uncovertebrale
gewrichten)

Uncovertebrale gewrichten:
- Synoviale gewrichten
- Remmen de lateroflexiebeweging
- Belangrijkste functie in rotatie
- Vormen frequent osteofyten tijdens artrose van de CWK
Wat gebeurd hier als je roteerd: hij glijdt omhoog als hij gaat draaien, en aan de linkerkant omlaag. (lateroflexie is
daarom gekoppeld aan rotatie). Hoe kan dat nou ondanks stijfe corpus en discus? Daarom zijn er uncovertebrale
gewrichten en clefts in discus.

Als je rechtop zet, en je houdt je hoofd recht en je kijkt naar links, waarom kan je dat? Lateroflexie en rotatie zijn gekoppeld dus hoe kan dat?
Je compenseert op andere niveau’s. Dit vindt met name plaats hoog CWK.

Mogelijk maken van het positioneren van het hoofd in de ruimte:

Arthrokinematica C0-C1
- Lateroflexie
- Rol homolateraal
- Schuif contralateraal
- C1 voert een homolaterale translatie uit!
- Flexie-extensie 15*
- Lateroflexie 8*
Voorbeeld: bal op schaal. (hoofd is bal)

Biomechanica C1-C2:
- Bioconvex gewricht
- 50% van de totale CWK rotatie
- Links rotatie: linker proc. Articularis inferior atlantis rolt en schuift naar dorsomediaal; rechter proc.art.inf. atlantis rolt en schuift
naar ventrolateraal.

Innervatie hoog cervicaal:
- De hoog cervicale proprioceptieve structuren corresponderen met het evenwichtssysteem
- Rijk geïnnerveerd met spierspoeltjes: op deze manier goede informatie over positioneren van het hoofd in de ruimte.

Discusletsel meestal posterolateraal.

C2 ganglion kwetsbaar voor compressie inklemming vanwege:
- Cervicale artritis (ontsteking) die herhaaldelijk mechanische schade of compressie aanricht
- Na een trauma van hyperextensie (whiplash)
- Beklemming van ganglion zorgt voor hoofdpijn

Informatie Kapandji:

5.14 bewegingen in de uncovertebrale gewrichten
In werkelijkheid zijn de bewegingen in de uncovertebrale gewrichten veel complexer. Zuivere lateroflexie komt niet voor, maar gaat altijd
samen met rotatie en extensie. In deze gewrichten wijken de vlakken niet naar boven of naar beneden, maar glijden ze ook naar achteren en
wijken ze naar voren.

5.16 Combinatie van lateroflexie en rotatie in het onderste deel van de halswervelkolom
Afgezien van de flexie-extensie vindt er in de halswervelkolom dus steeds een stereotiepe beweging plaats, namelijk een combinatie van
lateroflexie, rotatie en extensie, waarbij de extensiecomponentn ten dele gecompenseerd wordt door flexie in het onderste deel van de
halswervelkolom. Tegelijkertijd kunnen de overige componenten van deze samengestelde beweging slechts in het bovenste deel van de
halswervelkolom worden gecompenseerd.

5.23 evenwicht van het hoofd op de halswervelkolom
Doordat het zwaartepunt van het hoofd tamelijk ventraal gelegen is, zijn de achterste nekspieren sterker dan de voorste. De extensoren
werken in feite tegen de zwaartekracht in, terwijl de flexoren in de richting van deze kracht werken. Hierdoor is er steeds een spanning in de

4

,nekspieren om het voorover vallen van het hoofd tegen te gaan. Alleen in geval van slapen in zittende houding verminderdt deze spanning en
zakt het hoofd op de borst.

5.25 de prevertebrale spieren: M. longus colli
De m. longus colli bedekt dus de gehele voorzijde van de halswervelkolom aan weerskanten van de mediaanlijn. Een dubbelzijdige
symmetrische contractie vermindert de cervicale lordose en veroorzaakt flexie van de hals. Zo speelt hij een belangrijke rol bij het stabiliseren
van de halswervelkolom. Een enkelzijdige contractie geeft flexie van de halswervelkolom, samen met een lateroflexie naar de kant van de
contractie.

5.27 De prevertebrale spieren: mm.scaleni
De mm. Scaleni zijn ook hulpinademingsspieren, omdat ze door de aanhechting aan de halswervels enerzijds en de eerste twee ribben
anderzijds deze laatste kunnen heffen.




5

,MSA CO-2 Pathologie schoudergordel

Leerdoelen:
1. de anatomische randvoorwaarden die het potentieel aan beweeglijkheid van het schoudercomplex mogelijk maken of limiteren benoemen
2. De bewegingsmogelijkheden, het bewegingsgedrag en posities van de schoudergordel in verschillende armposities beschrijven
3. beredeneren welke (patho)mechanismen kunnen leiden tot een beperking in de beweeglijkheid van het schoudercomplex
4. vanuit systeemdynamica kunt beredeneren hoe een verminderde beweeglijkheid van het spierskeletstelsel zich verhoudt tot het fysiek
functioneren en het uitlokken van schouderklachten
5. Pathokinematische consequenties van beweging-strategieën van het schoudercomplex herkennen
6. Inzicht hebben in functionele, contingente en mal-adaptieve beweging strategieën
7. Voldoende achtergrond hebt om in casuïstiek bijeenkomsten te kunnen beredeneren wanneer en hoe je intervenieert bij problemen van het
schoudercomplex.

Studievragen behorende bij Veeger HE en Van der Helm FC (J Biomech. 2007)
1. Wat voor gevolgen heeft een paralyse van de m. serratus anterior voor de actieve ROM van de schoudergordel?
Arm kan opgetild worden tot zo’n 100*

2. Gegeven: In de paragraaf over “mobility” wordt gesproken over een geschatte rotatiemogelijkheid in het SC van 40 graden. Dit komt niet
overeen met de werkelijkheid (Vergelijk 3D analyse en CT’s uit het CO). Waarin zit hem het verschil?
Het sternum en de ribben draaien ook mee. SC gewricht kan zelf nooit 40 draaien.

3. Welke structuur wordt aangemerkt als belangrijkste niet contractiele structuur ter bescherming tegen een glenohumerale antero-
inferieure dislocatie?
The inferior glenohumeral ligament complex is thought to be the most important stabilizer against anteroinferior shoulder dislocation.

4. Beschrijf het samenspel tussen de rotatorcuff en het capsuloligamentaire complex m.b.t. het
a. stabiliseren van het glenohumerale gewricht. Bedenk daarbij welk deel in welk traject het grootste aandeel heeft.
De stabiliserende functie van de glenohumerale ligamenten werkt alleen wanneer er krachten op staan, dus wanneer ze op spanning zijn. Zijn
met name van belang aan het einde van de range of motion (de laatste 20*)
In het midden van de range of motion zijn de rotator cuff meer van belang voor het bieden van de stabiliteit.

5. Waardoor wordt de beweeglijkheid van de scapula over de thorax bepaald?
Motions of the scapula are constrained on the one hand by the medial border of the scapula, which is pressed against the thorax by the
combined action of the m. Serratus Anterior and m. Rhomboidei, and sometimes by the external load on the arm.

6. De m. serratus anterior en de m. trapezius worden aangemerkt als belangrijkste moment producerende spieren bij anteflexie/elevatie
van de schoudergordel. Beschrijf het samenspel tussen deze twee spieren in het gehele(!) bewegingstraject. Probeer te bedenken welke
gedeelten van beide spiergroepen minder of meer actief zijn gedurende de beweging.
The Serratus Anterior is the main torquegenerating muscle during elevation of the arm, whereas the Trapezius directs the clavicle and scapula
towards the plane of elevation, and elevates the clavicle to allow the rotations of the scapula. The m. Serratus Anterior provides a latero-
rotating moment

7. Stelling: Het labrum draagt in hoge mate bij aan stabiliteit van het glenohumerale gewricht. Juist, of onjuist?
Onjuist, It is more likely that an important function of the labrum lies in its role in joint lubrication. Studies on the acetabular labrum have
shown that the labrum of the hip joint plays an essential role in joint lubrication and thus in the prevention of joint wear. In addition to its
function as a washer, the labrum may function as a pressure sensor, whereas its mechanical properties are unlikely to add to joint stability.
Lubrication = smering

8. Geef aan waarom het aannemelijk is dat de negatieve intra-articulaire druk slechts een beperkt aandeel in het stabiliseren van het
glenohumerale gewricht heeft.
intra-articular pressure might also play a role in the proprioceptive behavior of capsule and labrum, based on the effect of pressure sensors
The consequence of a labral tear might thus be the loss of proprioception due to inadequate intra-articular pressure changes

9. De oppervlakte van de humerus kop is een aantal malen groter dan de oppervlakte van het glenoïd. Welk voordeel heeft dit? En welk
nadeel?
Het vergroot de stabiliteit
Maar ook meer krachten erop waardoor kwaliteit bot achteruit zou kunnen gaan.




6

, Conclusies artikel:

(1) The large mobility of the shoulder is due to thesimultaneous motions of the SC, AC and GH joints. Since the shoulder girdle is a closed chain,
the motions of the SC- and AC-joint are coupled.

(2) A combination of mono-, bi- and tri-articular muscles control the motions of these joints. The effect of these muscles is highly coupled, and
requires a highly tuned coordination.

(3) Glenohumeral joint stability is mainly due to active muscle control, directing the joint reaction force vector into the glenoid surface.

(4) Due to the non-rigid articular surfaces, translations in the GH joint are minimal.

(5) The main function of the labrum is likely to maintain the intra-articular fluid pressure.


What is the position of the glenoid at the end range of forward flexion of the right arm in ‘normal subjects’?
a. Nearly vertical
b. Clearly diagonal
c. Nearly horizontal

What is the clavicle’s full amount of axial rotation in the SC-joint during a full range of forward flexion in ‘normal’ subjects
a. 10*
b. 30*
c. 60*

How does decreased scapolothoracic ROM occur?
Thoracale kyfose
Costovertebrale disfunctie: rib fractuur
TOS

Aantekeningen College:
Glenoid heeft altijd contact met humerus. Glenoid is harder bot (meer compressie)

Weke delen zak in kapsel: remt de beweging in een eindstand gedeelte wordt geplooid.

Labrum glenoidale: verplaatsing kapsel naar centrum samen met spieren.

Luxatie  scheur kapsel, vaak bij het labrum

Bovenkant labrum meer om stoten op te vangen

Impingement (lenige mensen) pathologisch als weefsel op extreme spanning wordt gebracht

Bursae, vrij grote structuur, bursae met veel vocht  remt bewegingsuitslag. Slijmbeurs voor glijden.

Weke delen zak kapot  kap wordt naar boven bewogen  weer een soort scheur  Deltoideus neemt het over kap omhoog

Cavitas nagenoeg horizontaal bij maximale anteflexie

Sleutelbeen draait 60* in SC gewricht? Nee ongv 30*

Bij inspiratie draait sternum mee.

Bewegingen in de thorax maakt veel verschil
Wervelverbindingen doen veel bij bewegingen sternum . Torsikracht wordt via sternum op schouder gebracht etc.

Scapula achter  minder grote bewegingsuitslag




7

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller meesritmeijer. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.76. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52355 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.76  9x  sold
  • (6)
Add to cart
Added