Totale bestedingen (effectieve vraag) Totale vraag naar goederen en diensten door gezinnen,
bedrijven, overheid en buitenland.
Effectieve vraag (totale bestedingen) Totale vraag naar goederen en diensten door gezinnen,
bedrijven, overheid en buitenland.
Productiecapaciteit De hoeveelheid goederen die een land of een bedrijf
maximaal kan produceren in een periode.
Onderbesteding De totale bestedingen zijn kleiner dan de (normale bezetting
van de) productiecapaciteit.
Conjuncturele werkloosheid Werkloosheid die een gevolg is van het tekort schieten van de
bestedingen ten opzichte van de productiecapaciteit,
waardoor de vraag naar arbeid kleiner is dan het aanbod van
arbeid.
Kapitaalgoederenvoorraad Goederen die nodig zijn om andere producten voort te
(kapitaalgoederen) brengen. De totale waarde van de hoeveelheid
kapitaalgoederen.
Overbesteding De totale bestedingen zijn groter dan de (normale bezetting
van de) productiecapaciteit.
Bestedingsevenwicht De totale bestedingen in een land zijn gelijk aan de
productiecapaciteit van dat land.
Conjunctuur (conjunctuurcyclus) Schommelingen in het niveau van de bestedingen ten
opzichte van de trendmatige groei. Anders gezegd: de
golvende beweging in de tijd van de productie, veroorzaakt
doordat de bestedingen afwisselend hoger en lager zijn dan
de trendmatige beweging van de productiecapaciteit.
Conjunctuurgolf Geeft de afwijking van de effectieve vraag ten opzichte van de
productiecapaciteit weer.
Trendmatige groei (trend) De gemiddelde groei van het bbp over een langere periode.
Trend (trendmatige groei) Gemiddelde groei van de productiecapaciteit over een
langere periode. De trend geeft de ontwikkeling van het bbp
aan bij een gemiddelde groei.
Economisch herstel (opgaande Periode waarin de bestedingen omhoog gaan.
conjunctuur)
Recessie Afnemende economische groei beneden de trendmatige
groei. Algemeen: een terugval in de economische groei.
Officieel: een daling van twee kwartalen achter elkaar.
,Europa
Paragraaf 1.1: Economie steeds internationaler
Arbeidsmigratie Internationale mobiliteit van arbeid. Arbeiders trekken weg
uit de landen waar weinig vraag naar hen is en toe naar de
landen waar zij het meest nodig zijn.
Paragraaf 1.2: Oorzaken internationale handel
Open economie Er is in verhouding tot het bbp veel buitenlandse handel.
Internationale concurrentiepositie De concurrentiepositie van bedrijven in een land ten opzichte
van het buitenland. De mate waarin producenten in een land
kunnen concurreren met het buitenland.
Internationale arbeidsverdeling Het verschijnsel dat (bedrijven van) landen zich toeleggen op
het produceren van goederen en diensten waar ze relatief
goed in zijn of waar de voorwaarden om te produceren
gunstig zijn.
Loonkosten per product De loonkosten per arbeider gedeeld door de
arbeidsproductiviteit.
Arbeidsproductiviteit De productie per persoon per tijdseenheid.
Innovatie Vernieuwing van producten en/of productieprocessen.
Paragraaf 1.3: De internationale concurrentiepositie
Inflatie Een stijging van het algemeen prijspeil.
Paragraaf 1.4: Vrijhandel en protectionisme
Vrijhandel Internationale handel zonder belemmeringen.
Protectionisme Het beschermen van de eigen economie en werkgelegenheid
met maatregelen ter bevordering van de export en
belemmering van de import.
Invoerrechten (importheffingen) Belasting op geïmporteerde goederen die wordt
doorberekend in de prijs.
Importheffingen (invoerrechten) Belasting op geïmporteerde goederen die wordt
doorberekend in de prijs.
Exportsubsidie Subsidie aan binnenlandse producenten zodat ze kunnen
concurreren met buitenlandse producenten.
Importquota Maximale hoeveelheid goederen die mag worden ingevoerd.
Importvoorschriften Waar de import aan moet voldoen.
Kwaliteitseisen Eisen die aan buitenlandse producten worden gesteld.
Infant industry-argument Het beschermen van jonge binnenlandse industrieën.
Dumping Het exporteren van producten tegen een lagere prijs dan de
kostprijs.
Paragraaf 1.5: De betalingsbalans
Lopende rekening van de Een deelrekening en bestaat uit; de goederen- en diensten-
betalingsbalans rekening en de inkomensrekening.
,Paragraaf 1.6: Kennis en investeringen
Multinationals Bedrijven die in meerdere landen produceren.
Paragraaf 2.2: Voordelen van samenwerken
Collectieve dwang Druk die wordt uitgeoefend om te zorgen dat iedereen zich
aan een regel houdt. Dit kan door vastgelegde regels (wetten)
die met sancties (strafmaatregelen) worden gehandhaafd,
maar ook met ongeschreven regels, sociale normen.
Bijvoorbeeld een verplichte verzekering. Ook; het verplicht
stellen van het vakbondslidmaatschap.
Gevangenendilemma Een situatie bekend uit de speltheorie waarbij twee partijen
voor de keus staan samen te werken of niet, waarbij
samenwerken meer oplevert dan niet samenwerken.
Dominante strategie De strategie die het beste resultaat oplevert, ongeacht de
keuze van de andere speler(s).
Zelfbinding Vooraf uitspreken wat je in een bepaalde situatie zult gaan
doen en je daaraan houden. Bij marktpartijen: Openlijk
deelname uitspreken met als doel anderen tot samenwerking
te bewegen. Een openlijke actie ondernemen met als doel de
keuze van de medespelers te beïnvloeden. De beïnvloeding
werkt alleen als de zelfbinding geloofwaardig is.
Herhaald spel Je zal vaker met elkaar moeten samenwerken.
Paragraaf 3.1: Overheidstekort en overheidsschuld
Stabiliteits- en groeipact Verdrag dat is gesloten bij de oprichting van de EMU om
economische convergentie in het eurogebied te bereiken.
Paragraaf 3.2: Inhoud van het stabiliteits- en groeipact
Overheidstekort (begrotingstekort) Het verschil tussen de uitgaven en de inkomsten van de
overheid in een jaar, waarbij de uitgaven hoger zijn dan de
inkomsten. Binnen de EMU is afgesproken dat het
begrotingstekort maximaal 3% van het bbp mag bedragen.
Begrotingstekort (overheidstekort) Het verschil tussen de uitgaven en de inkomsten van de
overheid in een jaar, waarbij de uitgaven hoger zijn dan de
inkomsten.
Overheidsschuld (staatsschuld) De totale schuld die de overheid in de loop der tijd heeft
opgebouwd.
Aflossingen op de staatsschuld Afbetalingen op de schuld van de staat. Door aflossingen
wordt de staatsschuld kleiner.
Vermogensmarkt Het geheel van vraag naar en aanbod van geld. Het geheel
van vraag naar en aanbod van vermogen zowel op korte
termijn als op lange termijn. De vermogensmarkt bestaat uit
een groot aantal deelmarkten. De meest gebruikelijke
indeling is die in de geldmarkt en de kapitaalmarkt.
, Paragraaf 3.4: Conjunctuur en begrotingsbeleid
Conjunctuurcyclus (conjunctuur) Schommelingen in het niveau van de bestedingen:
hoogconjunctuur (hoge bestedingen, lage werkloosheid,
oplopende inflatie) en laagconjunctuur (lage bestedingen,
hoge werkloosheid, dalende inflatie).
Conjunctuur (conjunctuurcyclus) Schommelingen in het niveau van de bestedingen ten
opzichte van de trendmatige groei. Anders gezegd: de
golvende beweging in de tijd van de productie, veroorzaakt
doordat de bestedingen afwisselend hoger en lager zijn dan
de trendmatige beweging van de productiecapaciteit.
Anticyclisch begrotingsbeleid Beleid van de overheid dat tegen de conjunctuurgolf ingaat
om zo de conjunctuurschommelingen te dempen. Bij
laagconjunctuur stimuleert de overheid de economie door de
belastingtarieven te verlagen en/of de overheidsbestedingen
te verhogen. Bij hoogconjunctuur worden de
belastingtarieven verhoogd en/of de overheidsbestedingen
verlaagd.
Automatische Regelingen, zoals de sociale zekerheid en de belastingheffing,
conjunctuurstabilisatoren die tot gevolg hebben dat de conjunctuur vanzelf afzwakt,
zonder dat daar beleid voor nodig is. Anders gezegd:
mechanismen in het overheidsbeleid die vanzelf zorgen voor
een vlakker verloop van de conjunctuur zoals sociale
uitkeringen en progressieve belastingen.
Paragraaf 3.6: Houden landen zich aan het verdrag?
Uitgestelde belastingen Hiervan is sprake bij het ontstaan van overheidstekorten;
huidige overheidsuitgaven worden dan niet betaald door de
belastingbetalers van nu maar uit toekomstige
belastinginkomsten.
Paragraaf 3.7: Europese centrale bank en rentebeleid
Europese Centrale Bank (ECB) De centrale bank van de economische en monetaire unie.
Prijsstabiliteit Het geld behoudt in de loop der tijd zijn waarde.
Rentebeleid De ECB gebruikt de rentestand om de bestedingen te
beïnvloeden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sarasilvana. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.06. You're not tied to anything after your purchase.