100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting boek Schermgaande jeugd Media effecten 1.3 $5.68   Add to cart

Summary

Samenvatting boek Schermgaande jeugd Media effecten 1.3

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van de hoofdstukken 3 t/m 7.2 van het boek Schermgaande jeugd voor het vak Media effecten 1.3

Preview 3 out of 19  pages

  • No
  • Hoofdstuk 3 t/m 7.2
  • April 25, 2023
  • 19
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Schermgaande
Jeugd
Media-eff ecten 1.3

3. Theorieën
In de jaren 20 was de heersende gedachte dat de massamedia een grote en uniforme invloed hadden
op het publiek, jong en oud. Via de radio kwam de eerste popmuziek op, en daarover bestonden
zorgen. Zo werd gedacht dat jazz zulke sterke seksuele driften bij mannen kon aanwakkeren dat
vrouwen moesten uitkijken om zonder chaperonne met een jazz fan uit te gaan.
Nog meer zorgen bestonden er over de mogelijke negatieve invloed van films op de jeugd. De
bioscoop werd het nieuwe uitje, vooral voor de jeugd, dit was ook de enige vorm van betaalbaar
entertainment.

Injectienaaldtheorieën
De theorieën over media-effecten die in die tijd de boventoon voerden, worden retrospectief,
‘injectienaald-‘, ‘stimulus-response-‘ of ‘magic bullet’-theorieën genoemd, ook wel universele media-
effecttheorieën. Deze benamingen duiden op het idee dat media-effecten snel, direct en automatisch
zijn, en voor iedereen gelden.
Achteraf bezien is de belangrijkste rol van de injectienaaldtheorieën dat ze een startpunt vormden
voor onderzoek en de ontwikkeling van beter uitgedachte theorieën over de effecten van media op
het publiek.

Het denken over de mens een eeuw geleden
De injectienaaldtheorieën zijn nu achterhaald. Ook zijn ze in strijd met het hedendaagse denken over
de mens als actieve ontdekker die zelf zijn waarden en gedrag bepaald in samenspel met zijn
omgeving. Niettemin is het te begrijpen dat men toen dacht dat de invloed van media groot en
universeel was. Die overtuiging paste goed in het denken over de menselijke aard van die tijd
(Darwin).
Darwins mensbeeld is ook terug te vinden in de wetenschap van die tijd. Die werd gedomineerd door
twee stromingen, de psychoanalyse en het behaviorisme. Beide stromingen stellen dat menselijk
gedrag gedetermineerd is, in de zin dat het willoos wordt bepaald, door ofwel instincten
(psychoanalyse) ofwel door de omgeving (behaviorisme). Gedrag van mensen komt op dezelfde
manier tot stand als bij dieren. Na de stimulus (omgevingsprikkel) volgt de respons (gedrag).

Het naïeve publiek van een eeuw geleden
Er was een enorme invloed van propaganda in de Eerste en Tweede Wereldoorlog en de periode
daartussen. In 1937 werd in de VS uit groeiende bezorgdheid over de effecten van nazipropaganda
het Institutie for Propaganda Anlaysis opgericht. Hitler en Joseph Goebbels begonnen enorme
successen te boeken in Duitsland met het systematisch beïnvloeden van de bevolking via radio en
film.
Ook filmentertainment leek een grote invloed te hebben. Het publiek, dat onbekend was met de
nieuwe cinematografische techniek, was diep onder de indruk van de films en wat er gebeurde.
Mediawijsheid is niet alleen een vaardigheid die zich ontwikkelt gedurende een menselijke
levensloop maar ook overgeleverd wordt van generatie op generatie.
Of het publiek vroeger naïever was kunnen we niet vaststellen. Aan het begin van de vorige eeuw
bestond nog geen onderzoek naar de effecten van media op de jeugd om de injectienaaldtheorieën

,te bevestigen/ontkrachten. De allereerste daadwerkelijk empirische studies naar de effecten van
bioscoopfilms op kinderen en tieners verscheen pas in 1933. Dat waren de Payne-Fundstudies.

3.1 Eerste onderzoek naar media-effecten: Payne-Fundstudies
Het project bestond uit 12 studies die werden uitgevoerd tussen 1929 en 1933, en werden
gepubliceerd in evenzoveel rapporten. Het initiatief kwam van Willam Short, hij was ervan overtuigd
dat bioscoopfilms grote invloed hadden op de jeugd en dat bewijs hiervoor alleen geleverd kan
worden via empirisch onderzoek. In 1927 was er een subsidie van de Amerikaanse filantroop Frances
Payne Bolton, de eigenares van Payne Fund, die net zo bezorgd was over de kwalijke invloed van
films.
De rapporten staan boordevol informatie over zowel de jeugd als de films van dei tijd. Daarnaast is
het verrassend hoe actueel veel resultaten nog zijn.

Inhoudsanalyse van bioscoopfilms
De filmwetenschapper Dale analyseerde 500 bekende bioscoopfilms uit die tijd. Hij probeerde die te
groeperen in verschillende thema’s en vond er uiteindelijk 10:

1. Misdaad
2. Seks
3. Liefde
4. Comedy
5. Mysterie
6. Oorlog
7. Kinderen (over of voor)
8. Geschiedenis
9. Reizen
10. Sociale propaganda

Van alle films die in 1930 uitkwamen, vielen verreweg de meeste onder drie grote thema’s, ‘The Big
Three’: liefde (30%), misdaad (27%) en seks (15%).

Studie naar de effecten van bioscoopfilms
Blumer ging na hoe vaak en wat kinderen en tieners uit films imiteerden. Daarvoor gebruikte hij
autobiografieën; hij liet deelnemers van 12-25 jaar vertellen wat hen inspireerde in films en hoe ze
erdoor beïnvloed werden. Kleding en gebaren van de filmhelden werden het meest geïmiteerd. Maar
ook hoe filmsterren elkaar kusten. Tenslotte kopieerden jongeren regelmatig crimineel gedrag uit de
films, vooral de criminele jongeren.

Andere onderzoekers concentreerden zich op de effecten van films op het leren, attitudes, emoties
en gedrag. Zo lieten Dysinger en Ruckmick kinderen, tieners en volwassenen droevige, enge en
erotische films zien, in het lab en in de bioscopen.
In de Payne-Fundstudies is ook onderzocht of het kijken naar films de start van de puberteit
vervroegt. Kinderen die veel films zagen, kwamen niet eerder in de puberteit dan kinderen die
minder keken.

Eerst scheuren in de injectienaaldtheorieën
De studies noemen verschillende factoren van het kind en zijn omgeving die effecten kunnen
versterken en verzwakken. Leeftijd is belangrijk. Ook blijken de effecten van de films vooral op te
gaan voor minder intelligente kinderen en kinderen uit gezinnen met een lagere sociale status. Ten
slotte gaan de effecten van films vooral op voor kinderen wiens ouders weinig aandacht voor hebben
en die van zichzelf al een neiging hebben tot crimineel gedrag.

, De resultaten van de eerste empirische studie naar de effecten van massamedia leverden geen
bewijs voor de injectienaaldtheorieën.

Angst voor ‘betutteling’ en ‘censuur’ is er al sinds de eerste massamedia verschenen. Ondanks al
deze kritiek blijven de Payne-Fundstudies een belangrijke mijlpaal in de geschiedenis van het
onderzoek naar media-effecten.
Pas toen de tv in de jaren 50 haar intrede deed, kwam het onderzoek naar de invloed van
massamedia op de jeugd weer op gang.

Meer scheuren: ‘War-of-the-Worlds’-onderzoek
Een paar jaar na de Payne-Fundstudies verscheen er nog een studie die tegenwicht bood aan de
injectienaaldtheorieën, geen studie speciaal gericht op kinderen maar wel relevant: onderzoek van
Cantril uit 1940 naar aanleiding van het beroemde radiohoorspel The War of the Worlds. Dit hoorspel
was een radiobewerking van het wereldberoemde boek. Het werd gebracht als een
nieuwsprogramma, een miljoen luisteraars raakten volledig in paniek, in de veronderstelling dat wat
ze op de radio hadden gehoord, werkelijkheid was.
Een belangrijke vraag die Cantril zich stelde was hoe het te verklaren is dat sommige luisteraars zo
sterk beïnvloed werden en anderen helemaal niet. Cantril hield 135 diepte-interviews met luisteraars
die wel en niet in paniek waren geraakt.
In de eerste plaats waren het vooral religieuze mensen geweest die in paniek waren geraakt. Die
dachten dat het een teken van God was. De paniekluisteraars hadden ook minder zelfvertrouwen en
waren emotioneel minder stabiel. Ook waren het vooral mensen met een externe beheers oriëntatie,
die de oorzaak van wat hun overkomt buiten zichzelf zoeken en toeschrijven aan het lot. De
allerbelangrijkste factor bleek het kritisch vermogen van de luisteraars, de vaardigheden om nieuwe
situaties op de juiste waarde te schatten.
Ook de omgeving speelde een belangrijke rol. Als iemand de radio aanzette na een telefoongesprek
met een bange vriend, werd die luisteraar ook extra bang. Dit verschijnsel wordt emotionele
besmetting (emotional contagion) genoemd.



3.2 Selectieve media-effecttheorieën
Klappers selectieve-blootstellingtheorie
Publicaties over de geschiedenis van media-effecten stellen vaak dat het boek van Joseph Klapper uit
1960 de aanleiding was om de theorie van de universele effecten te verlaten en te vervangen door
de theorie van de selectieve effecten. Klapper onderkende net als eerdere studies dat de invloed van
media beperkt is. Een mediaboodschap hoeft niet iedereen te bereiken, omdat er onder het publiek
niet alleen sprake is van selectieve blootstelling, maar ook van selectieve waarneming, herinnering
en verwerking.
Volgens Klappers selectieve-blootstellingtheorie willen mensen het liefst in aanraking komen met
informatie die past bij hun bestaande voorkeuren en gedrag, en gaan ze actief op zoek naar zulke
informatie. Volgens Klapper versterken media dan ook eerder bestaande attitudes en gedrag dan dat
ze nieuw gedrag veroorzaken.
Selectieve blootstelling, de neiging om media-inhoud uit te kiezen die past bij onze identiteit, bij wie
we zijn en wat onze voorkeuren zijn, is nog steeds een hoofdbestanddeel van hedendaagse theorieën
over de invloed van media.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller milouvdwoord. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.68. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

78799 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.68
  • (0)
  Add to cart