Met deze samenvatting heb ik een 15/20 behaald.
H1: INLEIDING IN GEDRAGSBIOLOGIE, H2: EVOLUTIE & MENSELIJK GEDRAG, H3: HET HORMONAAL STELSEL, H4: HET ZENUWSTELSEL , H5: DRUGS IN DE HERSENEN, H6: HET PUBERENDE BREIN, H7: GENEN & GEDRAG
ORTHOPEDAGOGIE: GEDRAGSBIOLOGIE
H1: INLEIDING IN GEDRAGSBIOLOGIE
BIOPSYCHOSOCIAAL MODEL
= vanuit 3 perspectieven naar menselijk gedrag kijken
- Bio= biologische oorzaken/verklaringen voor gedrag
Bv. hersenen beschadigd, hormonen, prenatale invloeden, …
- Psycho = psychische verklaringen voor gedrag
Bv. onverwerkt rouwproces, trauma, persoonlijkheid, depressie, …
- Sociaal = oorzaken gedrag in omgeving
Bv. warme opvoedingssituatie, subcultuur, sociaal leren, …
= invalshoeken vullen elkaar aan (niet enkel 1 invalshoek)
= invloed elke factor niet altijd evenredig Bv. soms biologisch meer dan sociaal & psychisch
= opvoeder: gedrag bekijken vanuit biopsychosociale model
GEDRAGSBIOLOGIE
= onderzoekt menselijk gedrag door biologische factoren
- Psychobiologie
- Biopsychologie
- Biologische psychologie
- Psychologische biologie
= wetenschap in evolutie (nieuwe resultaten van onderzoeken)
= vaak meerdere biologische verklaringen voor gedrag
NATURE-NURTUREDEBAT
= ontwikkeling persoon = aangeboren OF omgeving invloed op leven
- Nature-standpunt = aangeboren: menselijk gedrag verklaard door
erfelijke/aangeboren/biologische factoren
- Nurture-standpunt = omgeving: menselijk gedrag verklaard door omgeving
Bv. opgroeien in liefdevolle omgeving
- Combinatie-standpunt = beetje aangeboren + beetje omgeving (geen interactie)
Bv. intelligente ouders = aangeboren & aanbod omgeving
- Interactionistisch standpunt (nu meest dominant): gedrag is nature & nurture = 1 mede
bepaald door ander + interactie tussen beide
HOMEOSTASE
= proces → evenwicht bewaren in menselijk lichaam
Bv. temperatuur = te warm? → zweten
Doel: het intern milieu van lichaam constant houden = levensbelangrijk
→dmv negatieve feedbackmechanismen
Positieve & negatieve feedback
Feedback = terugkoppeling
- Negatieve feedback = reactie is tegenovergesteld
, Bv. temperatuur: te koud → lichaam zorgt dat je warmer krijgt
- Positieve feedback = reactie is (meer van) hetzelfde
Bv. borstvoeding: hoe meer kind drinkt; hoe meer melkproductie
Negatieve feedbackmechanisme
Detector gaat bepaalde info opsporen Bv. sensoren in huid
die temperatuur lichaam opspoort
Controlecentrum (hypothalamus) controleert of het
overeenkomt met criterium Bv. is het lichaam 37°C?
➔ als dat niet zo is = bevel aan effector
Effector zorgt ervoor dat probleem opgelost wordt
Bv. maag is leeg = hongercentrum in hersenen = gevoel van honger = meer & meer opzoek naar eten =
eten = maag vol & geen honger meer
Bv. kind valt = lichaam voelt te veel bloedverlies = lichaam zorgt voor bloedplaatjes = bloed stolt =
bloeden stopt
H2: EVOLUTIE & MENSELIJK GEDRAG
Evolutietheorie
= mensen/dieren/planten bepaalde eigenschappen → beter overleven dan soortgenoot → meer
kans voortplanten (=biologisch succesvol)
= nakomelingen wrs zelfde eigenschap overerven
Basisprincipes evolutietheorie:
1. Genetische variatie
= binnen elk soort = individuele verschillen
Bv. vink met dikke snavel, kleine snavel of ijsbeer met
bruine vacht of lichtbruine vacht
2. Adaptatie (aanpassing aan veranderende omgeving)
= sommige eigenschappen = beter aangepast aan omgeving → grotere overlevingskans
& voortplanten
, Bv. vink met grote snavel = grotere overlevingskans
➔ survival of the fittest (best aangepast = overleven)
= sommige eigenschappen (die ja aanpast) = niet goed aangepast aan omgeving →
kleinere overlevingskans
➔ struggle for life
3. Natuurlijke selectie
= eigenschappen (die je al hebt) niet goed aangepast aan omgeving waarin je leeft →
overlevings – en voortplantingskans bedreigd → doodgaan
Evolutiepsychologie
= subdiscipline van psychologie
= onderzoekt of + op welke manier menselijk gedrag verklaard kan worden vanuit
evolutietheorie
Menselijk gedrag verklaard vanuit evolutiepsychologie
Natuurlijke selectie Bv. partnerkeuze
Polygamie – monogamie
- Zoogdieren → ouderlijke investering = ongelijk (energie + tijd steken in zorg kind) →
polygaam
= meer competitie
= ouder selectiever (survival of the fittest)
- Mensen → gelijkere ouderlijke investering → monogaam
= vrouw zoekt behulpzame, betrouwbare partner als vader = hulp kind
= mannen zoekt zelfde MAAR vooral jeudigheid, seksuele aantrekkelijkheid → meer kans
voortplanting (= biologisch succesvol)
EVOLUTIE DAGELIJKS
Evolutie = dikmaker
Vroeger
- Moeite voedsel vinden → door beweging = eten verbranden
- Moeilijke omstandigheden Bv. koude winter, te droog, … → vetreserve aanleggen (vetten +
suikers eten)
- Rauwe, harde voeding → maaltijd = 30-45 min → verzadigingsgevoel
Nu
- Minder moeite voedsel vinden = meer inname dan verbruiken
- Voorkeur vet/suikers → groot aanbod vet/suikers
- Maaltijd < 30-45 min → geen verzadigingsgevoel = meer eten dan nodig
Pijn = evolutionaire betekenis
- Zonder pijn leven = levensgevaarlijk Bv. gebroken been, appendicitis
- Pijn = signaal dat er iets fout is → ingrijpen
= meer kans overleving (survival of the fittest) → meer succes voortplanting → genen
doorgeven
Comazuipen
= falen van rationele voorlichting tegen sigaretten, drugs, alcohol Bv. reclame op pakje sigaretten
,Oplossing:
Voorlichting vanuit evolutionaire invalshoek
- Bij groep horen = verhoogt overlevingskansen
- EN andere groepen vermijden = verhoogt overlevingskansen
- Herkenning groep belangrijk = handelen zoals groep handelt → imitatie
→gebruiken bij voorlichtingscampagnes
Bv. groep 1 tekst lezen over politiek & popcultuur, groep 2 tekst lezen ‘gamers eten meer ongezond junkfood’ →
groep 2 bestelde gezondere voeding = willen niet geassocieerd worden met gamers
H3: HET HORMONAAL STELSEL
Wat zijn hormonen?
= stoffen die door endocriene klieren via bloedbaan aan doelcellen of – organen
(doelwitorganen) worden afgegeven
= oefenen specifieke werking uit
Endocriene klieren ≠ exocriene klieren
- Maken hormonen - Geen hormonen
- In bloed - Niet in bloed
- (geen afvoerbuis) - Afvoerbuis → buitenwereld/spijtvertering
Bv. zweetklier
Doelcellen/doelwitorganen
1. Endocriene klier geeft hormonen af
2. Via bloedbaan komen hormonen terecht in lichaam
3. Als orgaan juiste receptor heeft = hormoon binden & zijn invloed uitoefenen
Endocrinologisch stelsel/ hormonaal stelsel
- Uit endocriene klieren (= hormoonklieren)
= produceren hormonen → afscheiden in bloed
- Geregeld door zenuw & hormoonstelsel = homeostase (evenwicht)
- Afbraak hormonen door:
o Lever = uit lichaam door gal
Hypothalamus = controlecentrum → ontvangt &
beoordeeld binnenkomende info → geeft opdracht aan
hypofyse → hypofyse opdracht geven aan verschillende
andere endocriene klieren
Hypothalamus & hypofyse belangrijk bij hormonenregulatie
Hypothalamus geeft signaal aan hypofyse via stimulerend of remmend hormoon:
- Hypothalamus stimuleert hypofyse: hypofyse maakt MEER hypofysehormoon aan =
meer hormonen krijgen van perifere hormoonklier (Bv. bijnier, pancreas)
Bv. bijnier gestimuleerd = meer hormoon (cortisol) aanmaken
- Hypothalamus remt hypofyse: hypofyse maakt MINDER hypofysehormoon aan = minder
hormonen krijgen van perifere hormoonklier
Bv. bijnier minder gestimuleerd = minder cortisol komt vrij
,Negatieve feedback = hoe meer hormoon X in lichaam, hoe minder dat gestimuleerd wordt (niet
meer bijmaken)
Hypothalamus – hypofyse assen
De belangrijke endocriene klieren & hun hormonen
Hormonen gemaakt door hypofyse (hypothalamus stuurt hypofyse aan)
1. TSH
= Thyroïd Stimulerend Hormoon
= stimuleert schildklier (thyroïd) om T3 en T4 (schildklierhormonen) aan te maken
2. ACTH
= AdrenoCorticoTroop Hormoon
= stimuleert bijnierschors om cortisol aan te maken
Vrouw:
o FSH: follikelrijping in ovaria + oestrogeen
o LH: eirijping & eisprong + progesteron
Man:
o FSH: zaadproductie
o LH: testosteron
4. Prolactine
= stimuleert melkklieren in borstweefsel
5. Groeihormoon
= stimuleert aanmaak groeifactoren (botten): werken op groeikraakbeenschijven
(als dat hard wordt (puberteit) = stoppen met groeien)
= bij volwassenen ontwikkeling & onderhoud van spieren + organen + sterke botten +
metabolisme
= productie tijdens slaap
= tekort? = groeivertraging, teveel? = gigantisme
= teveel NA puberteit = vergroting handen/voeten
, = beïnvloed door psychische factoren → failure to thrive
Bv. weinig aandacht krijgen in opvoeding = kind groeit niet meer (te weinig groeihormoon
aangemaakt)
6. Oxytocine
= hormoon & neurotransmitter
Vrouwen:
o Bevalling opwekken
o Melkproductie
o Motivatie voor sociaal gedrag
Bv. stress = meer oxytocine aangemaakt = spoort vrouwen aan om sociaal contact te
zoeken (bij mannen: vasopressine)
o Hechting (= knuffelhormoon) Bv. moeder met baby
Man & vrouw:
o Lichamelijk contact
o Minder angst → gevoel vertrouwen
7. ADH of vasopressine
= AntiDiuretisch Hormoon of vasopressine
= voldoende resorptie (terug opnemen) van water in nierbuisjes
Verband tussen ADH & sociaal gedrag:
o Vrijgevigheid
o Monogamie
o Motivatie voor sociaal gedrag
De belangrijkste endocriene klieren & hun hormonen
Epifyse = pijnappelklier
= jeugdklier (enkel goede werking jeugdjaren)
= remt hormonen tot pubertijd (geslachtsklieren)
= produceert (o.a) melatonine:
- Zonlichtgevoelig
= bij zonlicht = weinig productie, ’s nachts = meer productie melatonine Bv. moe worden,
willen gaan slapen, …
- Slaap-waakritme
= last van melatonine in pubertijd Bv. ’s avonds niet moe, ’s morgens niet uit bed kunnen
wordt op later tijdstip afgegeven → bioritme
Melatonine als medicatie:
- Jetlag
- Slaapstoornissen
- Blinde personen
- Seizoensgebonden depressie Bv. winterdepressie → donkere winter → melatonine stijgt → slaperiger,
minder energie → lichttherapie ipv melatonine
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Fransbouwer. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.78. You're not tied to anything after your purchase.