100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Internationaal en Europees Strafrecht $8.70   Add to cart

Summary

Samenvatting Internationaal en Europees Strafrecht

11 reviews
 586 views  28 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Hierbij de samenvatting van alle voorgeschreven stof uit het Handboek Internationaal Strafrecht, voor het vak Internationaal & Europees Strafrecht 2016/2017. Veel succes met leren!

Last document update: 8 year ago

Preview 7 out of 60  pages

  • No
  • Alle voorgeschreven stof
  • October 30, 2016
  • November 3, 2016
  • 60
  • 2016/2017
  • Summary

11  reviews

review-writer-avatar

By: imaginedragons • 4 year ago

review-writer-avatar

By: blancaroland • 6 year ago

review-writer-avatar

By: j-imkamp • 7 year ago

review-writer-avatar

By: lisapennings • 7 year ago

review-writer-avatar

By: melanievdberg • 7 year ago

review-writer-avatar

By: Cindy10 • 7 year ago

review-writer-avatar

By: SanneMullens • 7 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
Internationaal en Europees Recht
Bianca Willemsen

Alle voorgeschreven stof uit het Handboek, geschreven door R. van Elst en E. van Sliedregt.


Week 1
Hoofdstuk 1: Inleiding op het internationaal strafrecht
Het internationaal strafrecht bestaat uit verschillende deelgebieden, zoals het Europees strafrecht,
rechtsmacht, uitlevering, overlevering, opsporingshulp en rechtshulp, overdracht en overname van
strafvervolging, tenuitvoerlegging van buitenlandse straffen en internationale misdrijven en
rechtspraak.
Wetten die van belang zijn in het internationaal strafrecht zijn bijvoorbeeld de overleveringswet,
uitleveringswet of de Wet Overdracht Tenuitvoerlegging Strafvonnissen. Het volkenrecht speelt ook
een rol binnen het internationaal strafrecht.
Het internationaal strafrecht wordt gezien als het grensgebied waar het volkenrecht en nationaal
strafprocesrecht elkaar ontmoeten.
Het begrip kan verder worden ingevuld door middel van nationaalrechtelijke (droit pénal
international: nationale problematiek door grensoverschrijdende criminaliteit) of
internationaalrechtelijke (droit international pénal: materiële en processuele onderwerpen gerelateerd
aan internationale strafrechtspleging) optiek.


Droit pénal international
Het nationaal strafrecht, ook wel droit pénal international, betreft de regeling van de werkingssfeer van
het nationale materiële en formele strafrecht voor strafbare feiten die zowel in het binnenland als
buitenland worden begaan. Hier komen verschillende aspecten bij kijken:
1. Rechtsmacht: Het gaat om de rechtsmacht van de rechter: in welke gevallen mag de
Nederlandse rechter oordelen over strafbare feiten begaan buiten het Nederlandse
grondgebied? De vraag of het Openbaar Ministerie zulke strafbare feiten aan de Nederlandse
strafrechter mag voorleggen, is een rechtspolitieke vraag. In hoeverre mag de Staat haar eigen
bevoegdheden bepalen (Kompetenz-Kompetenz)? Dit moet in de wet zijn bepaald. In het
concrete geval moet worden bepaald of Nederland de rechtsmacht heeft om een geschil te
beslechten op eigen bodem.
2. Interstatelijke samenwerking: Criminaliteit is een grensoverschrijdend verschijnsel, en
daarom hebben Staten elkaars assistentie nodig. Deze interstatelijke samenwerking is onder te
verdelen in vier vormen:

- Overdracht van personen: over/uitlevering van verdachten vindt plaats door
middel van een Europees Aanhoudingsbevel. Een persoon wordt gedwongen
uitgeleverd aan een ander land teneinde vervolgd te worden of een straf
tenuitvoergelegd te krijgen.

, - Wederzijdse rechtshulp: Wederzijdse rechtshulp is weer onder te verdelen in
politionele rechtshulp (bijvoorbeeld grensoverschrijdende observatie) en justitiële
rechtshulp (dwangmiddelen, zoals bijvoorbeeld inbeslagneming of doorzoeking).

- Overdracht van strafvervolging: Dit is een vorm van interstatelijke samenwerking
waarbij niet slechts een handeling, maar de behandeling van een gehele zaak
wordt overgedragen aan een ander land. Er wordt dus niet alleen op een bepaald
gebied rechtshulp geboden, maar de hele zaak wordt overgedragen.

- Overdracht van tenuitvoerlegging: Daders van strafbare feiten kunnen hun straf
ondergaan in een ander land, denk bv. aan een Nederlander die zijn familie in
België heeft wonen. Nederland kan de tenuitvoerlegging van de straf dan
overdragen aan België. Dit gebeurt in het kader van resocialisatie.
De interstatelijke samenwerking heeft zich vooral op het gebied van de Europese Unie goed
ontwikkeld. Vonnissen worden wederzijds erkend. Het beginsel van wederzijdse erkenning is
dan ook erg belangrijk. Daarnaast is van belang dat de samenwerking ziet op bestrijding van
de misdaad.


Droit international pénal
Het materiële en formele recht van internationale herkomst is van belang bij het droit
international pénal. Hierbij gaat het om Staten die zijn opgegaan in een groter verband waarin
de deelnemers moeten voldoen aan bepaalde dwingende eisen van supranationaal recht. Denk
bijvoorbeeld aan de Europese Unie, of de Verenigde Naties. Landen kunnen zich ook binden
op het gebied van rechtspraak, door een internationaal straftribunaal op te richten en te
erkennen. Deze tribunaalrechtspraak moet gerespecteerd en nageleefd worden. Staten moeten
hieraan meewerken.
In Nederland hebben we het International Criminal Court (ICC) in Den Haag. Staten zijn vrij
zich aan te sluiten bij dit Hof. Verder zijn er nog het International Criminal Tribunal for the
former Yugoslavia (ICTY) en het International Criminal Tribunal for Rwanda (ICTR).


De strafrechtspleging internationaliseert steeds meer. Criminaliteit is steeds
grensoverschrijdender, samenwerking is vereist. Misdaad moet op internationaal gebied
bestreden worden, denk bijvoorbeeld aan oorlogsmisdrijven. Volgens de goede
rechtsbedeling moet onderzocht worden welke Staat het meest aangewezen is tot vervolging
en berechting. Er moet een balans gevonden worden tussen het belang van de interstatelijke
samenwerking en het belang van de verdachte. Dit is niet altijd makkelijk, omdat de
opvattingen over doelen van straffen en berechting verschillen.

,Week 2
Hoofdstuk 3: Rechtsmacht
Internationale strafwetten bepalen geen reikwijdte van de nationale strafwetten. Wel bevat het
internationale volkenrecht bijzondere voorschriften die de reikwijdte van de nationale strafwetten
beïnvloeden. Daarom heet dit onderwerp van het internationale strafrecht ook wel het transnationale
strafrecht. Staten moeten hun nationale strafwetten in sommige gevallen kunnen toepassen als er een
strafbaar feit wordt gepleegd op een ander grondgebied. Staten nemen hiertoe maatregelen. Sommige
personen hebben immuniteit. Zij kunnen niet onderworpen worden aan de nationale strafwet van een
andere Staat. Denk bijvoorbeeld aan diplomaten, of leden van de VN.

Betekenissen van rechtsmacht
Hoe ver de strafwet van een Staat reikt in het internationale recht (Geltungsbereich), hangt af van wat
er in het nationale recht is bepaald. Staten kunnen de regels scharen onder het materiële of formele
strafrecht, dit kan per Staat verschillen. De strafwet moet dus bepalen hoever de rechtsmacht van de
Staat reikt. Rechtsmacht wordt ook wel strafmachtrecht genoemd. Het betreft niet slechts de
toepasselijkheid van de nationale strafwet, maar de toepasselijkheid van het gehele nationale recht. Het
is ook wel jurisdictie, zo gaat het niet alleen om de bevoegdheden van de Staat, maar ook om de
bevoegdheid van het Internationaal Strafhof om een zaak te behandelen. Dit is dus ook een vorm van
rechtsmacht. Het is daarnaast de mogelijkheid om gezag uit te oefenen, zo mag een Staat niet zomaar
opereren op het grondgebied van een andere Staat. Deze Staat zou dan de territoriale jurisdictie of
integriteit van dat land kunnen schaden (Lotus zaak). Er zijn dus verschillende soorten rechtsmacht,
en het begrip kan weer worden onderverdeeld in de volgende begrippen:

 Wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende rechtsmacht: De wetgevende rechtsmacht
(legislative jurisdiction) betreft de bevoegdheid om regels te stellen en kan gezien worden als
de regelstellende rechtsmacht. De rechtsprekende rechtsmacht (judicial jurisdiction), speelt in
het kader van tenuitvoerlegging van gerechtelijke beslissingen door politie en het OM een rol.
Daarnaast spelen de politie en het OM een rol bij de uitvoerende rechtsmacht (executive
jurisdiction), op het moment zij zich bezig houden met de opsporing en vervolging. Dit kan
ook vallen onder de jurisdiction to prosecute. Er zijn dus eigenlijk 4 soorten categorieën van
rechtsmacht onderscheiden.

Soevereiniteit
Vanuit internationaal perspectief is rechtsmacht van belang, omdat rechtsmacht een manifestatie is van
staatsmacht, en daarmee ook van soevereiniteit. Indien een Staat zijn rechtsmacht uitoefent, kan er
inbreuk worden gemaakt op de soevereiniteit van een andere Staat. Dit is niet het geval met
regelstellende soevereiniteit. Wat betreft de uitvoerende en rechtsprekende rechtsmacht, kan er een
inbreuk worden gemaakt op het moment er sprake is van enige dwang of dreiging van dwang. Dit is
vaak de dwang die op de verdachte wordt toegepast, om hem aan het strafproces te onderwerpen. Om
te bepalen of er daadwerkelijk dwang wordt uitgeoefend, zijn een paar uitgangspunten gegeven, met
twee te onderscheiden situaties:

1. Het geval waarin overheidsfunctionarissen van de ene staat zelf fysiek opereren op het
grondgebied van een andere staat. Tenzij de andere Staat hiermee heeft ingestemd, is er sprake
van een inbreuk op de soevereiniteit.

2. Het geval waarin overheidsfunctionarissen zelf fysiek op hun eigen grondgebied opereren. In
dit geval bevindt de overheidsfunctionaris zich niet op het grondgebied van de andere Staat,
maar hij kan hier nog wel opereren, door middel van technische hulpmiddelen, bv.
telefoontaps. Er is dan óók een inbreuk op de soevereiniteit van de Staat waar dit gebeurt. De
verdachte wordt namelijk alsnog onderworpen aan het strafproces van de staat die de
technische hulpmiddelen gebruikt.

,Conflicten in rechtsmacht
Er kunnen situaties voorkomen waarbij geen enkele Staat op het gebied van strafrecht rechtsmacht
heeft, maar wel een vervulde delictsomschrijving kan hebben. Er is dan sprake van een negatief
rechtsmachtconflict. Het tegenovergestelde bestaat ook; een bepaald strafbaar feit valt onder de
rechtsmacht van meerdere staten. Er wordt dan gesproken van een positief rechtsmachtconflict. Bij
een positief rechtsmachtconflict tussen twee Staten, kunnen deze twee dingen doen. Of zij vervolgen
het geval volgens hun rechtsmachtregeling (abstract positief rechtsmachtconflict), óf zij maken
concurrerend daadwerkelijk gebruik van hun rechtsmacht (concreet positief rechtsmachtconflict). Dit
kan onwenselijk zijn voor de verdachte, omdat hij dan aan meerdere strafvervolgingen en sancties
onderworpen wordt. Dit moet natuurlijk voorkomen worden, en wel op deze manier:

 Er moet rechtstreeks overleg plaatsvinden tussen de vervolgende autoriteiten van de lidstaten
van de Europese Unie, die voornemens hebben dezelfde persoon te vervolgen voor hetzelfde
feit.
 Vervolgens moet er een regeling bestaan die de verdachte tegen latere vervolgingen
beschermd (ne bis in idem).

Welke Staat uiteindelijk op vervolging mag overgaan, wordt per geval bepaald. Er zijn geen richtlijnen
hiervoor.

Verbod van terugwerkende kracht (nulla poena)
Voor het antwoord op de vraag of rechtsmacht met terugwerkende kracht mag worden uitgeoefend,
zijn de redenen die tot de indeling in één van de categorieën leiden van belang. Strafbaarheid mag niet
los worden gezien van vervolgbaarheid in de zin van rechtsmacht.
Staten kunnen voor zichzelf bepalen of rechtsmacht een materieelrechtelijk of procesrechtelijke
aangelegenheid is. In Nederland wordt het geschaard onder het materiële strafrecht, net als in België.
Beslissend is de vraag of op het ogenblik waarop de feiten worden gepleegd een wettelijke basis
aanwezig is, op grond waarvan de verdachte voor de nationale rechter kan worden vervolgd en
berecht. Dit komt voort uit het verbod van retroactieve toepassing van de strafwet.
Strafbaarheid en rechtsmacht moeten onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden, om rechtsmacht te
kunnen vestigen. Hierbij geldt het verbod van terugwerkende kracht ook.
Het verbod van terugwerkende kracht kent twee uitzonderingen, namelijk op het gebied van
extraterritoriale rechtsmacht:

1. Over een gedraging die op het moment strafbaar was op de plaats waar die gedraging werd
verricht of naar het recht van de staat waartoe de verdachte behoort.

2. Art. 7 lid 2 EVRM: Indien het vestigen van de territoriale rechtsmacht betrekking heeft op een
handelen of nalaten dat ten tijde van het handelen of nalaten een misdrijf was overeenkomstig
de algemene rechtsbeginselen die door de beschaafde volkeren worden erkend (HR
Mpambara).

In de overige gevallen geldt wel een verbod van terugwerkende kracht, maar overheden zijn hierin niet
altijd duidelijk. Gekeken zal ook altijd moeten worden naar de omstandigheden en feiten van het
geval.

Kompetenz-Kompetenz: de bevoegdheid rechtsmacht vast te stellen
Men vindt het vanzelfsprekend dat een staat het recht heeft een strafwet toepasselijk te achten op
feiten die binnen zijn grenzen zijn begaan. Dit vloeit namelijk voort uit de soevereiniteit van de staat,
die binnen het eigen territorium op zelfgekozen wijze de rechtsorde handhaaft (interne soevereiniteit).
Er zijn nog andere factoren die van belang kunnen zijn voor de rechtsmacht, namelijk de nationaliteit
van de dader of het slachtoffer, een nationaal belang. Deze factoren kunnen een aanvulling vormen op

,het territorialiteitsbeginsel, maar er geldt wel een grens. De bevoegdheid om rechtsmacht te scheppen
is niet onbeperkt.

Verschillende benaderingen van Kompetenz-Kompetenz

1. De staat is volkomen vrij om zijn strafrecht van toepassing te verklaren op alle soorten
gedragingen, gepleegd in zowel het binnen- als buitenland. Dit is een nationalistische
opvatting die niet meer veel wordt aangehangen.

2. De staat heeft een vrijheid om zijn jurisdictiebeginselen naar eigen goeddunken te
formuleren, met als uiterste grens aan deze vrijheid een volkenrechtelijke verbodsnorm. Deze
hebben betrekking op in het buitenland begane strafbare feiten. De staat heeft dus
mogelijkheden, maar hieraan zitten wel beperkingen (zie ook de Lotus-zaak). Volgens deze
zaak mogen Staten hun rechtsmacht uitbreiden tot zij stuiten op een volkenrechtelijke
verbodsregel.


3. Een staat mag zijn strafwet slechts uitstrekken over in het buitenland gepleegde feiten als het
volkenrecht daartoe machtigt. Dit is dus andersom in vergelijking met de tweede benadering,
die benadrukt dat de staat in beginsel de vrijheid heeft, tenzij het volkenrecht dit verbiedt.


Dit zijn de drie benaderingen die bestaan om rechtsmacht te kunnen vestigen. Er geldt echter ook nog
een vierde benadering, namelijk de terughoudendheid bij het vestigen van extraterritoriale
rechtsmacht. Staten dienen zich terughoudend op te stellen bij het vestigen van de rechtsmacht ten
aanzien van strafbare feiten in het buitenland, of met een buitenlands element (Barcelona Traction
zaak). Er moet een verband bestaan tussen het feit en de verdachte waarover rechtsmacht wordt
gevestigd en de staat die het op grond daarvan wil berechten en er moet reden zijn waarom dit wordt
gedaan naast of in plaats van de staat met een mogelijk sterker verband met dat feit of met de
desbetreffende verdachte. Toch is het moeilijk om te beslissen op welke manieren en in welke
gevallen rechtsmacht toegestaan is, en binnen welke benadering. Staten kunnen dit vaak autonoom
invullen, als er maar een juist evenwicht is tussen de band en de ernst van het gepleegde feit.

Door nadruk te leggen op terughoudendheid en vanuit die positie naar een legitimerend
aanknopingspunt te zoeken, kan de discussie zich richten op de verschillende belangen die in het
geding zijn bij de vervolging, en de redenen waarom de staat die belangen aantrekt. Op die manier
komen de internationale belangen beter tot hun recht dan bij de volkenrechtelijke benadering, omdat
dit onbepaalder is en door staten zelf wordt bepaald.

De rechter beoordeelt
De rechter mag de inhoud van een wet niet toetsen aan algemene rechtsbeginselen. Daarnaast geldt
voor staten een inmengingsverbod ten opzichte van andere staten (art. 93/94 GW en HR
Decembermoorden). De Nederlandse wet moet buiten toepassing worden gelaten indien de toepassing
niet verenigbaar is met een ieder verbindende bepaling van een verdrag of besluit van een
internationale organisatie.
De rechter mag dus niet toetsen, maar hij mag wel de betreffende wetsbepaling interpreteren in het
licht van het genoemde inmengingsverbod, in de gevallen de tekst van de wet dit toelaat.

Nationaal belang en internationale solidariteit: fundamenten voor rechtsmacht
Rechtsmacht beperkt zich niet tot gedragingen die op het eigen grondgebied zijn begaan (het idee van
staatssoevereiniteit). Criminaliteit kan namelijk grensoverschrijdend zijn, dat wil zeggen dat
buitenlandse gedragingen nationale belangen kunnen aantasten, in het bijzonder gedragingen die zijn
gericht op de staat. Hierom wordt steeds vaker rechtsmacht gevestigd over feiten die tegen de eigen
staat en de eigen onderdanen zijn gericht, denk bijvoorbeeld aan de aanslagen van 9 september 2001 in
New York. Zo zijn er ook gedragingen die niet alleen zijn gericht tegen een staat, maar tegen een

,samenwerkingsverband, zoals bijvoorbeeld de Europese Unie. Rechtsmacht wordt dan gevestigd bij
meerdere Staten, omdat deze allemaal worden geraakt.

Door deze samenwerkingsverbanden en het uitbreiden van rechtsmacht vervaagt het onderscheid
tussen het nationaal belang en de internationale solidariteit. Dit zijn de twee fundamenten waarop
rechtsmacht berust (Oehler), en deze lopen steeds vaker door elkaar heen. Door een gedraging in het
buitenland kunnen nationale belangen geraakt worden, maar door een binnenlandse gedraging kunnen
ook internationale belangen in het geding raken.

Staten hebben zich op bepaalde gebieden verplicht extraterritoriale rechtsmacht te vestigen, om die
soorten criminaliteit hard aan te pakken. Denk bijvoorbeeld aan terrorisme, pornografie,
mensenhandel, drugssmokkel en genocide. Tussen staten kan een samenwerkingsverband ontstaan,
zodat zij gezamenlijk rechtsmacht hebben om deze vormen van criminaliteit aan te pakken. Burgers
binnen deze staten zullen ook op de hoogte moeten zijn van het feit dat die normen in zowel binnen-
als buitenland nageleefd moeten worden.
De nationale belangen en internationale solidariteit vormen gezamenlijk een vertrekpunt voor de
categorisering van de grondslagen voor rechtsmacht, aan de hand van deze punten en verdere
aanknopingspunten:
 Ruimtelijk: territorialiteit en vlaggebeginsel
 Persoonlijk: Actief en passief personaliteitsbeginsel
 Zakelijk: beschermingsbeginsel

Territorialiteitsbeginsel en locus delicti
Territorialiteit
Het territorialiteitsbeginsel is het centrale beginsel in nationale rechtsmachtregelingen. De strafwet van
een staat is volgens de positieve zijde van dit beginsel van toepassing op in het binnenland begane
feiten. De negatieve zijde houdt in dat het beginsel niet van toepassing is op handelingen die buiten
zijn grondgebied zijn begaan, anders dan bij wijze van uitzondering en uitsluitend in verband met
bepaalde personen of belangen. Daarnaast bewerkstelligt de staat dat de betreffende gedragingen op
zijn grondgebied straffeloos zijn, door bepaalde gedragingen niet strafbaar te stellen. Denk
bijvoorbeeld aan euthanasie en abortus.

Voor de hantering van het territorialiteitsbeginsel worden rechtvaardigingen gegeven:
1. De staat bepaalt soeverein welke feiten strafbaar zijn en welke niet. Verdragsverplichtingen en
internationale misdrijven vormen hierop een uitzondering.
2. Op de plaats waar het strafbare feit wordt begaan, worden de rechtsorde en een concreet
belang geschonden.
3. Het territorialiteitsbeginsel biedt een uitgangspunt voor het vermijden van zowel positieve als
negatieve rechtsmachtconflicten.
4. Het bevordert een doeltreffende strafrechtspleging.

Locus delicti
De locus delicti is de vaststelling van waar het strafbare feit heeft plaatsgevonden, dus ook het
grondgebied van welke staat waarbinnen dit is gebeurd. Dit kan soms best moeilijk zijn: denk bv. aan
iemand op Nederlands grondgebied, die iemand neerschiet op Belgisch grondgebied, en die persoon
overlijdt aan de verwondingen in een ziekenhuis in Duitsland. Welk grondgebied geldt dan voor de
locus delicti?
Sommige landen regelen aan de hand van de wet welk punt gelding moet hebben, maar bij gebrek aan
zo’n regeling moeten de rechtspraak en wetenschap een oplossing bieden.

 De leer van de lichamelijke gedraging: De plaats waar de dader zijn gedraging verrichtte
wordt als de plaats van delict aangemerkt. Dit is de plaats waar de dader zijn handeling
uitvoerde, naliet of zich bevond. De staat waar deze plaats zich bevond, is bevoegd ten
aanzien van de hele daad. Andere staten zijn dan dus uitgesloten van rechtsmacht. Dit leidt tot
weerstand, indien de gevolgen in het buitenland wel merkbaar zijn.

,  De leer van het instrument: De plaats waar het instrument zijn werk doet, wordt aangemerkt
als de plaats van delict. Bijvoorbeeld; een kogel wordt afgeschoten en raakt iemand recht in
het hart. Dat is de plaats waar de kogel zijn werk doet, namelijk, een persoon doden. Deze
plaats wordt dan als plaats van delict aangemerkt. Dit is echter niet makkelijk te
onderscheiden van de plaats waar gevolgen intreden. Deze leer mag dan ook ruim
geïnterpreteerd worden.


 De leer van het constitutieve gevolg: De plaats waar het gevolg intreedt geldt als de plaats van
delict. Dit is aan de hand van de casus het ziekenhuis in Duitsland, waar het slachtoffer sterft.
Dit is een gevolg van de handeling van de dader. Het gaat om de uiteindelijke voltooiing van
het strafbare feit. Dit is de plaats waar particuliere belangen worden aangetast en de rechtsorde
geschaad wordt. Dit is wel moeilijk vast te stellen in het licht van toeval.

 De ubiquiteitstheorie: Dit is een verzamelleer, waarbij zowel de plaats van handelen, het
instrument van handelen als de plaats waar het gevolg intreedt van belang zijn. Alle betrokken
staten zijn hierbij bevoegd om rechtsmacht uit te oefenen.


Het territorialiteitsbeginsel in Nederland
In de Nederlandse wetgeving staat het beginsel in art. 2 Sr. Volgens dit artikel wordt de Nederlandse
strafwet van toepassing verklaard op ieder die zich in Nederland aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dan rest nog de vraag; wat valt er onder het Nederlandse grondgebied, en welke leer ten aanzien van
de locus delicti wordt in Nederland aangehangen?

Het Nederlandse territoir
Het Nederlandse territoir kan op verschillende manieren gedefinieerd worden. Zo wordt de landzijde
bepaald door de overeengekomen grenzen met Duitsland en België. Dit is vastgelegd bij verdrag.
Nederland strekt zich wat betreft de zeezijde tot 12 zeemijlen vanaf de basislijn onder de zee
oppervlakte uit, dat is 22 224 meter. Sinds 2006 heeft Nederland een aansluitende zone, die grenst
aan de territoriale zee, en zich uitstrekt tot 24 mijlen. Hier mag Nederland voorschriften handhaven die
te maken hebben met douane, belasting, immigratie en volksgezondheid.

Er bestaat nog een verdere zee zone, namelijk de exclusieve economische zone, die zich uitstrekt tot
maximaal 200 zeemijlen. Meerdere landen die binnen deze zone vallen, hebben bepaalde rechten
binnen dit zeegebied, zoals bijvoorbeeld visserij en zeemijnbouw. Dit biedt ruimere
handhavingsmogelijkheden voor de aangesloten landen, waaronder ook Nederland, en bescherming
tegen bijvoorbeeld lozing door schepen. Nederland heeft van rechtswege een continentaal plat. Hier
geldt ook rechtsmacht voor strafbare feiten die worden gepleegd. Ook al valt dit gebied buiten het
territoir van Nederland, heeft Nederland alsnog rechtsmacht op basis van het continentaal plat (Wet
Installaties Noordzee).
Naast het land en de zee heeft Nederland ook nog territoir in de lucht. Elke staat heeft de volledige
soevereiniteit over de luchtruimte boven het grondgebied (art. 1 Verdrag inzake Burgerluchtvaart).
Dit moet worden onderscheiden van de lucht die aan geen enkele staat toebehoort.

Vlagbeginsel
Een schip op zee wordt geacht te vallen onder het grondgebied waartoe het schip behoort. Dit is ook
een uitbreiding van het territorialiteitsbeginsel. Echter, in vreemde havens en territoriale wateren zijn
de onder Nederlandse vlag varende schepen gewoon onderworpen aan de rechtsmacht van die staat.
Oorlogsschepen genieten immuniteit, dit is dus weer een uitzondering op die onderwerping aan
rechtsmacht. Art. 3 Sr beschrijft het vlaggenbeginsel.
In art. 86 Sr en 86a Sr wordt beschreven wat wordt verstaan onder een Nederlands vaartuig en
luchtvaartuig.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller biancalaw. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.70. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

64438 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.70  28x  sold
  • (11)
  Add to cart