Samenvatting van deeltentamen 1 microbiologie, van alle hoorcolleges (1 t/m 7). Gaat over de hoofdstukken 3, 7, 6, 25, 13, 14, 33, 34, 17, 18 en 9 van boek: Microbiology.
Microbiologie DT-1
HC 1 – Introductie
Chapter 1
A-cellulaire mechanismen hebben een gastheercel nodig om zich te
kunnen vermenigvuldigen.
Prokaryoten: bacteriën of archaea
- Geen organellen, geen nucleus
- Vertaling gebeurt tegelijkertijd
Eukaryoten: schimmels
- DNA in de kern met kernmembraan
- Organellen in het cytoplasma
- DNA uit de kern wordt vertaald naar mRNA en komt dan in contact met
risbosomen.
Door horizontal gene transfer (stukjes DNA van andere bacteriën opnemen en inbouwen in eigen genoom)
kunnen bacteriën heel snel eigenschappen erbij krijgen.
HC 2 – Microbial cells and growth
Chapter 3
Prokaryoot:
- Celenvelop, celmembraan
- Bacteriële cel wal, zit om het celmembraan heen (bestaat uit peptidoglycaan)
- Capsule (lagen buiten de cel wal)
- Fimbriae (aanhechting) en flagella (beweging)
- Endosporen
Bacteriën komen voor in veel
vormen, 2 belangrijkste:
1. Coccus
a. Ronde bacterie
b. Kan in strengen of clusters groeien
c. Sperical (bol) of ovoid (ei) vorm
2. Ros
a. Staafvormige bacterie
b. E. coli
Er zijn verschillende vormen om beter voedingsstoffen op te kunnen nemen + beweging in verschillende
gebieden.
Bacteriën zijn heel klein, voordeel: oppervlakte (membraan) is groot in verhouding met het volume.
Membraan is belangrijk voor:
- Opnemen van nutriënten
- Signaaloverdracht
- Afscheiding van stoffen
- Energie opwekken
- Veel membraan = snel groeien = snel evalueren
Een staaf is gunstiger dan een coccus (meer membraan).
Cel envelop:
1- Plasma membraan
2- Cel wal
1
, 3- Capsule
1-Plasma membraan
- Dunne, flexibele structuur direct om cytoplasma heen
o Bevat fosfolipide dubbellaag met eiwitten (integrale en
perifere eiwitten)
- Hoog selectief permeabele barrière, eiwitten voor vervoer van
voeding- en afvalstoffen
- Locatie van vitale processen (ademhaling + fotosynthese)
- Veel membraan tov van volume is belangrijk
Fosfolipiden dubbellaag
- Amfipatisch molecuul: hydrofoob en hydrofiel deel
- Bilaag in water is energetisch de meest voordelige situatie: hydrofobe staarten naar elkaar
toe en hydrofiele koppen richting water
- Vloeibare laag, eiwitten kunnen er in bewegen
- Hopanoïden kunnen de structuur versterken (lijkt op cholesterol in eukaryoten)
Membraan eiwitten
- Integrale eiwitten (zitten vast via hydrofobe interacties, a-helix) en perifere eiwitten (zitten vast aan
integrale eiwitten)
- Functies in:
o Transport van nutriënten, eiwitten en lipopolysaccharides
o Celdeling
o Communicatie
Plasmamembraan functie
- Permeabele barrière
Polaire en geladen moleculen moeten worden getransporteerd (door transporteiwitten, via diffusie of
actief transport)
- Eiwit anker
Houdt transporteiwitten op hun plek
- Energie conservering
Generatie van proton motive force (batterij),
levert energie voor: Mobiliteit + Transport +
ATP synthese
Diffusie = met de gradiënt mee, geen energie voor nodig.
2 soorten diffusie:
- Passieve (niet-specifieke) diffusie
Diffusiesnelheid is afhankelijk van concentratie gradiënt.
- Gefaciliteerde diffusie (via kanalen en poriën)
Diffusiesnelheid is eerst heel hoog en neemt daarna af, dan zitten alle carriers vol met substraat.
Gefaciliteerde diffusie:
1. Substraat bindt aan carrier
2. Confirmatieverandering
3. Substraat laat los in de cel
Actief transport = tegen de gradiënt in (via specifieke carriers), is extra energie voor nodig.
3 typen:
- Primair actief
o Transport door primaire actieve transporters
o Transporter is uniport (voor 1 specifiek molecuul)
o Is vaak ABC transporter (ATP is energiebron voor
confirmatieverandering)
o Substraat bindt aan out kant en wordt niet gemodificeerd
2
, - Secundair actief
o Transport door secundaire actieve transporters
o Ion gradiënt is energiebron
o Substraat wordt niet gemodificeerd
o Transporter is antiport of symport (2 moleculen)
- Group translocatie
o Substraat wordt gemodificeerd
o Transport voor de opname van suikers
1. PEP (energie) gegeven aan enzym IIA
2. IIA bindt aan IIB
3. IIB bindt aan IIC (transporter)
2-Cel wal
- Laag om plasmamembraan heen
- Functies:
o Bepaalt de vorm van bacterie (peptidoglycaan)
o Beschermd tegen osmotische stress en toxische
substanties
o Draagt bij aan pathogeniciteit
2 soorten bacteriën gebaseerd op cel wal:
1. Gram positief
Geen buitenmembraan, 1 dikke peptidoglycaan laag
2. Gram negatief
Twee membranen, buitenste (LPS) en binnenste (peptidoglycaan)
De peptidoglycaan laag bestaat uit suikerketens van NAM en NAG, deze zijn onderling verbonden met
peptide bruggen.
Gram positieve cel wal
- Dikke PG laag
- Teichoic acid, steekt deels door de laag heen en verankert de laag aan het
plasmamembraan (geen bescherming)
- Periplasmatische ruimte is klein
Gram negatieve cel wal
- Buitenste membraan met LPS
- Dunne PG laag die verbonden is aan buitenste laag via lipoproteïne (braun’s)
- Periplasmatische ruimte is groot, bevat veel eiwitten
LPS = lipopolysaccharides
- Maakt oppervlakte negatief
- Is permeabiliteitsbarrière
- Stabiliseert buitenmembraan
- O-antigen genereert immuunrespons, deze kunnen snel weer muteren (hierdoor ontsnappen
bacteriën aan respons)
- Lipide A is toxisch (endotoxine), leidt tot sepsis bij infecties
In het buitenmembraan zitten vooral porines, dit zijn kanalen voor het opnemen en afgeven van stoffen.
Peptidoglycaan (PG) is cel wal is belangrijk voor het behouden van de vorm tijdens osmotische stress.
3-Buitenste lagen cel wal
Capsule
- Mantel (polysacharide) om bacterie heen
- Speelt een rol bij remmen van fagocytose
3
, Slime layer
- Polysacharide
- Speelt een rol bij bewegelijkheid van de bacterie
S-layer
- Sterk mantel van eiwit
- Speelt een rol bij vorm en stabiliteit
De flagella kan verschillende posities hebben tijdens zwemmen:
- Peritrichous (rondom)
- Polar (1 staart)
- Lophotrichous (geclusterd aan 1 kant)
Flagella bestaat uit:
- Filament (bestaat uit flagelline)
- Hook
- Basale lichaam (anker)
Beweging ontstaat door rotatie motor (kost energie)
De flagella groeit aan de tip: het basale lichaam is een transportsysteem waardoor flagelline naar
boven komt, dit gaat naar tip.
Endosporen (spoorvorming)
Onder slechte condities kunnen bacillen en clostridium zich handhaven hierdoor.
Normale situatie: celdeling is mogelijk.
Slechte conditie: signaal dat leidt tot de vorming van endosporen (witte structuren).
De sporen zijn heel resistent tegen invloeden van buitenaf. Wanneer de
omstandigheden weer goed zijn kunnen de sporen weer ontkiemen tot een vegetatieve
cel.
Eigenschappen:
- Resistent tegen warmte, chemicaliën en radiatie (met sterilisatie krijg je ze niet weg)
- ‘Dormant’ stage of life
- Kunnen via wind, water of dieren makkelijk worden verspreid
- Aanwezig in gram positieve bacteriën
Endosporen formatie:
1. DNA replicatie na celdeling gaat zich ophopen aan de cel pool
2. Invaginatie van plasma meteraam
3. Engulfment: plasmamembraan van de gastheer bacterie vormt zich om spoor
(bevat nu 2 membranen)
4. Uit de 2 membranen wordt de cortex gevormd
5. Vorming coat buiten de cortex
6. Afmaken van synthese
7. Vrije spoor komt vrij (en is bestendig tegen slechte condities)
Chapter 7
Growth = Toename aantal cellen
Binary fission = Vegetatieve celdeling, na vergroting van de cel (genen + energie nodig)
Generation time = Tijd die nodig bacterie nodig heeft voor verdubbeling (hangt af van condities en soort)
Celdeling
1. FtsZ eiwitten vormen het divisome (complex van membraaneiwitten voor deling)
2. FtsZ vormt een ring in het midden van de cel
3. ZipA verankert FtsZ aan het cytoplasma membraan
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller giuliavanerkel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.63. You're not tied to anything after your purchase.