Inhoud Arrest
Verdachte nadert in Assen een voorrangsweg. Hij ziet geen verkeer en rijdt met snelheid de kruising
over. Plotseling ziet hij een auto naderen en rijdt met zijn busje tegen de auto die voorrang had. Als
gevolg van deze botsing wordt de inzittende van de auto opgenomen in het ziekenhuis. Het
slachtoffer overlijdt twaalf dagen na het ongeluk in het ziekenhuis, aan het gevolg van een letale
longembolie. De letale longembolie ontstond uit trombose die het gevolg was van bedrust die
noodzakelijk was na de aanrijding. Er bestond dus geen duidelijk causaal verband tussen het ongeluk
en het overlijden. De vraag is dus of er voldoende causaal verband bestaat tussen de aanrijding en de
dood van het slachtoffer.
Rechtbank en het hof veroordelen de verdachte op grond van het feit dat de dood van de ander aan
zijn schuld te wijten is, namelijk de dood die door de botsing is veroorzaakt. Verdachte gaat
hiertegen in cassatie. Het cassatieberoep wordt door de Hoge Raad verworpen.
Essentie
Een belangrijk arrest met betrekking tot de leer van causaliteit in het strafrecht. Dit was het eerste
arrest waar gebruik werd gemaakt van de leer van redelijke toerekening. Bij eerdere arresten werd
vrijwel altijd gebruik gemaakt van voorzienbaarheid of zeldzaamheid van het gevolg. In dit arrest
wordt het criterium van redelijke toerekening geïntroduceerd. De rechtsvraag die centraal staat in dit
arrest is of er een causaal verband bestaat tussen de aanrijding veroorzaakt door verdachte en het
overlijden van het slachtoffer in het ziekenhuis door letale longembolie.
Rechtsregel
Dit arrest zorgde voor een verschuiving in de leer van causaliteit in het strafrecht. De Hoge Raad
besliste in dit arrest op grond van redelijke toerekening, en niet op grond van de voorzienbaarheid of
de zeldzaamheid van het gevolg.
Voorwaarden:
1. Gedraging moet een CSQN zijn dan is toerekening redelijk
Verder nog wel wat gezichtspunten uitwerken. Zie aantekeningen les
HR 25061996, ECLI:NL:HR:1996:ZD0496, NJ 1997/563, m.nt. ‘T Hart (Nietbehandelde longinfectie).
Inhoud arrest
De verdachte in deze zaak heeft, na een woordenwisseling met zijn vriendin, een wapen gepakt en
op haar geschoten. De kogel heeft het ruggenmerg in de hals van het slachtoffer geraakt. Daardoor
,kreeg ze een ‘hoge dwarslaesie’ met het gevolg dat ze vrijwel totaal verlamd was. Ze kon haar
handen en benen niet meer gebruiken, had geen gevoel meer en was incontinent. Ze kon zelfs niet
meer zelfstandig ademhalen. Als gevolg van haar letsel kreeg zij bovendien een longinfectie. Die
longinfectie kon medisch gezien wel behandeld worden, maar zij heeft dat niet toegestaan.
Essentie
In deze zaak gaat het over een indringende vraag van strafrechtelijke causaliteit en aansprakelijkheid.
Is de dood van het slachtoffer, die door de verdachte is beschoten en aan een complicatie
(longinfectie) van de schotwond is overleden, veroorzaakt door de verdachte, ook als de dood het
onmiddellijke gevolg is van de beslissing van het slachtoffer om geen medische behandeling van de
(behandelbare) complicatie toe te laten?
Met andere woorden: welk effect heeft de aan het slachtoffer toekomende keuze, dat verder wordt
afgezien van geneeskundige behandeling, op het causale verband dat voor de vaststelling van de
strafrechtelijke aansprakelijkheid van de verdachte nodig is?
Rechtsregel
Volgens het medisch rapport dat voor bewijs is gebruikt was de complicatie van de longinfectie aan
te merken als een rechtstreeks gevolg van het letsel dat door de verdachte aan het slachtoffer is
toegebracht. Daaraan doet niet af dat het slachtoffer zelf heeft besloten om een op zichzelf technisch
mogelijke behandeling van die infectie niet meer toe te staan, aangezien die behandeling, als die al
tot enige levensverlenging zou hebben geleid, naar verwachting geen menswaardig bestaan had
opgeleverd.
De beslissing om de door de schotwond veroorzaakte longinfectie niet te behandelen staat er
daarom niet aan in de weg, dat de als gevolg van die infectie ingetreden dood aan de handelswijze
van verdachte wordt toegerekend.
HR 27032012, ECLI:NL:HR:2012:BT6362, NJ 2012/301, m.nt. Keijzer (Groninger HIV).
Groninger HIV arrest
In deze zaak gaat het om een aantal mannen die regelmatig seksfeestjes organiseren voor
homoseksuele mannen. Men kon daar kiezen voor beschermde en onbeschermde seks. Ook was er
drank en (hard-) drugs beschikbaar. Eén van de verdachten (tevens met hiv besmet) had het idee om
andere mannen te gaan besmetten met hiv. Samen met een andere verdachte in de zaak ging hij
over tot actie van dit idee. Doelbewust werd bij een aantal mannen hiv-besmet bloed via naalden
ingespoten. Een aantal mannen bleken kort daarna hiv te hebben.
De Hoge Raad gaat in deze zaak in op de rechtsvraag of sprake is van een causaal verband tussen het
inspuiten van hiv-besmet bloed en de daadwerkelijke besmetting. Kortom, kan de besmetting als
gevolg van het inspuiten van het geïnfecteerde bloed ‘redelijkerwijs’ aan de verdachte worden
toegerekend? In casu is sprake van een uitzonderlijk geval, omdat men niet kan uitsluiten dat de
besmettingen door andere personen zijn veroorzaakt. Deze onzekerheid (aldus de Hoge Raad)
betekent overigens niet dat het gevolg daarom niet redelijkerwijs aan de verdachte personen kan
worden toegerekend. Hierbij verwijst de Hoge Raad naar eerdere jurisprudentie
Vervolgens benoemt de Hoge Raad een aantal minimum criteria voor ‘het redelijkerwijs toerekenen
van het gevolg aan (een gedraging van) een verdachte’:
- Vaststelling dat de gedraging een onmisbare schakel kan hebben gevormd in de gebeurtenissen die
tot het gevolg hebben geleid;
- Het moet aannemelijk zijn dat het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid door de
gedraging van de verdachte is veroorzaakt, dit hangt af van de concrete omstandigheden van het
geval;
,- De gedraging van de verdachte moet naar haar aard geschikt zijn om het gevolg teweeg te kunnen
brengen;
- Uit ervaringsregels zou moeten blijken dat de gedraging heeft geleid tot het intreden van het
gevolg.
De Hoge Raad heeft in 2012 besloten dat de zaak opnieuw moest worden behandeld. Het gaat hier
om een uitzonderlijk geval. Het blijft namelijk onzeker of de hiv-besmetting bij de slachtoffers is
veroorzaakt door de gedragingen van de verdachten. Meer onderzoek is nodig om te bepalen hoe
ieder van de slachtoffers is besmet met hiv. In deze lijn heeft het Hof Arnhem de verdachten
veroordeeld tot ‘poging van zware mishandeling’ in plaats van een veroordeling tot ‘zware
mishandeling’
AANTEKENINGEN
Basis over deze voorwaarden nagaan. Ook verband met hoofdvragen nagaan.
1. Menselijke gedragingen
2. Wettelijke delictsomschrijving
3. Wederrechtelijk
4. Verwijtbaarheid
Wettelijke delicten
zijn anders omschreven
Formeel het handelen specifiek in de delictsomschrijving aangeduid zoals 310 Sr. De wetgeving
stelt een concrete gedraging strafbaar
Materieel gevolg wordt strafbaar gesteld. de delictsomschrijving naar het gevolg van de
handeling omschreven bijv. 287 Sr
Causaliteit is verband tussen gedraging en gevolg. Heeft betrekking op de materiële omschreven
delicten.
Causaal verband kan lastig worden bij medische misser. bijv. iemand van balkon duwen, maar
overleefd het. Door medische misser toch overleden.
Kan de gedraging als oorzaak van het gevolg worden aangemerkt causaliteit. Meer normatiefs
dan bestaand gegeven
Causaliteit
Causaliteit wordt vastgesteld aan de hand van redelijke toerekening: is het gevolg
redelijkerwijs toe te rekenen aan de daad/gedraging (voor het eerst gebruikt in HR: Letale
longembolie)
Het is een kwestie van feitenwaardering. HR zegt dat het niet onredelijk is om het toe te
rekenen. In principe kan er goed sprake zijn van causaal verband, tenzij onredelijk. (vlak
voor noot wss)
CSQN
Was gedraging verdachte noodzakelijk voor intreden van het gevolg?
Keten van gebeurtenissen/gedragen, daarin is CSQN behulpzaam CSQN ondergrens redelijke
toerekening (zie ook Groninger HIV)
Adequatietheorie: voorzienbaarheid
, Alleen gedragingen waarvan de gevolgen voorzienbaar zijn kunnen worden aangerekend.
- Feitelijke kennis dader
- Feitelijke kennis rechter op moment veroordeling
- Feiten van algemene bekendheid / ieder weldenkend mens
Causa Proxima theorie
Slechts de laatste schakel relevant. Soms wel relevant, maar vaak handeling van derde
ertussen
Niet altijd even eerlijk (bijv. Klaas schiet Piet in zijn been, Piet valt en komt onder
vrachtwagen terecht)
Laatste schakel? Nee dan niets aan
Maar wat breder: Redelijk om gevolgen gedraging toe te rekenen aan verdachte? Hoe
verder de gedraging is van het gevolg hoe minder redelijk om toe te rekenen
HR: geeft heel veel ruimte voor redelijke toerekening, mits goed geargumenteerd. Voorgeschreven
jurisprudentie bevat voorbeelden. Situaties denkbaar dat iemand zelfmoord pleegt, maar dat dit
toch toegerekend worden aan iemand (bijv. zoutzuurmoord).
Rol slachtoffer
Moet je het slachtoffer nemen zoals die is (denk aan medische dingen)?
In beginsel in het strafrecht vooral wel, er zijn natuurlijk uitzonderingen in
omstandigheden.
Hoe exotischer een aandoening bijv. hoe minder voorzienbaar een gevolg is.
Strafrecht behoort iedereen te beschermen.
NB. In geval nalaten wordt verweten, geldt de redelijke toerekening alsnog.
Bijv. in geval van drugs (zie praktijkvraag), zorgplicht ouders t.o.v. kinderen)
HR 27032012, ECLI:NL:HR:2012:BT6362, NJ 2012/301, m.nt. Keijzer (Groninger HIV).
Groninger HIV: Groninger Hiv arrest (Art. 45 lid 1 en 303 Sr) De vraag is: is HIV verkregen door
onbeschermde seks of door de injecties? Twee scenario’s denkbaar: 1. HIV verkregen d.m.v. spuit
en 2. Onbeschermde seks met besmette mannen. HR heeft beredeneerd dat er causaal verband is
(alternatieve causaliteit).
Criteria voor causaliteit: (r.o. 2.3 ‘het gevolg redelijkerwijs aan de verdachte kan worden
toegerekend’, 2.4.4: ten minste vereist voor redelijke toerekening:)
1. De gedraging moet een onmisbare schakel kunnen hebben gevormd in de gebeurtenissen
die tot het gevolg hebben geleid
2. Het moet aannemelijk zijn dat het gevolg met een aanzienlijke mate van waarschijnlijkheid
door de gedraging van verdachte is veroorzaakt. Drie hulpmiddelen:
1. de gedraging moet naar haar aard geschikt zijn om het gevolg teweeg te brengen;
2. uit ervaringsregels moet blijken dat de gedraging heeft geleid tot het intreden van
het gevolg;
3. motiveringskwestie (volgens de HR is het in dit arrest bij het Hof stukgelopen)
i.c. kan de gedraging dus hebben geleid tot het gevolg. Daarnaast ligt het scenario van het
injecteren, meer voor de hand dan het alternatieve scenario (kans dan kleiner op HIV).
Komt bijna nooit voor, want: 1. Indien onduidelijkheid, kan er vaak onderzoek worden gedaan (i.c.
niet); 2. OM kan dit probleem voorkomen door iets anders ten laste te leggen (poging tll).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller demixx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.49. You're not tied to anything after your purchase.