100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Burgerlijk recht 1 - JUR-3BUR1 (betaald cijfer: 8,5) $8.13   Add to cart

Summary

Samenvatting Burgerlijk recht 1 - JUR-3BUR1 (betaald cijfer: 8,5)

1 review
 98 views  9 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Zoek niet verder! Deze samenvatting Burgerlijk recht 1 is compleet en perfect! Met deze samenvatting heeft u in één klap de kern van de stof te pakken. Met behulp van deze stappenplannen – in combinatie met uw eigen voorbeelden uit de werkgroepen en het college – bent u in staat een fraai cij...

[Show more]

Preview 4 out of 33  pages

  • No
  • Unknown
  • April 26, 2023
  • 33
  • 2021/2022
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: lars31 • 11 months ago

reply-writer-avatar

By: SamenvattingenVanDavid • 11 months ago

Translated by Google

Thanks, Lars!

avatar-seller
SAMENVATTING
Burgerlijk recht II (JUR-3BUR1)
RU 2021/2022, semester 1
Behaald cijfer door de auteur: 8,5




Woord vooraf: “Met deze samenvatting heeft u in één klap de
kern van de stof te pakken. Met behulp van deze stappenplannen
– in combinatie met uw eigen voorbeelden uit de werkgroepen
en het college – bent u in staat een fraai cijfer voor het tentamen
te behalen. Veel succes met het studeren!”




1

, Week 1: object en subject [zaakseenheid t. verkeersopvattingen]
roerende v. onroerende zaken vlg. art. 3:3 BW:
een zaak is onroerend indien (…), ‘gebouwen en werken duurzaam met de grond verenigd’:
1. Is er sprake van een gebouw of werk?
2. Is dat gebouw of werk verenigd is met de grond?
- HR Woonark: een woonark is in beginsel een roerende zaak (art. 8:1). Er kan niet gesproken worden van een
vereniging met de grond louter omreden van: bevestiging middels meerpalen en beugels (zodat meebeweegt met de
waterstand) en aansluiting op de nutsleidingen en riolering.

HR Woonark: belanghebbende is eigenaar/gebruiker van grond, een waterkavel en een woonboot. Is de woonboot duurzaam
verenigd met de grond? Hof oordeelde dat de woonark verenigd is met de grond vanwege de meerpalen en beugels. Woonark was
ook duurzaam verenigd doordat (i) de plaatsing van de woonark was enkel mogelijk door het tijdelijk doorbreken van een dijk, (ii)
de ark is gelegen aan een grondkavel (parkeerplaats) van belanghebbende en op een waterkavel van belanghebbende, (iii) de ark is
gelegen in een woonwijk, (iv) hij is gelegen tussen lage bruggen en kan daardoor niet in zijn geheel worden weggesleept naar een
andere locatie, en (v) de entree op het bovendek van de ark heeft een specifieke aansluiting op de wandelpromenade aan de wal.
Hoge Raad ging hier niet in mee. Boot is in beginsel roerend (art. 8:1). Vereniging met de grond kan niet worden aangenomen
o.g.v. een constructie die ervoor zorgt dat de boot meebeweegt met de waterstand, kabels en aansluiting op de nutsleidingen en
riolering. Verwezen Hof oordeelde dat tevens geen sprake was van een duurzame verbinding, want de vermelde omstandigheden
hebben louter betrekking op de omgeving van de ark en zien niet op de aard en inrichting van de ark zelf.

- HR Havenkranen: een havenkraan op rails is een onroerende zaak. HR Woonark-verweer gaat niet op, omdat
Havenkranen – in tegenstelling tot een Woonark – bestemd is om zich op het land te bevinden en zulks doen.

HR Havenkranen: X exploiteert een bedrijf op een gehuurd terrein van de gemeente waarop ten gunste van hem een recht van
opstal zit. Op dat terrein heeft een zusterbedrijf van X twee havenkranen op rails geplaatst die X op een gegeven moment
overneemt. Zijn de havenkranen onroerend? Hof oordeelde van wel aan de hand van de uiterlijke kenmerken uit HR Portacabin.
Hoge Raad volgde het oordeel en expliciteerde: X beroept zich op HR Woonark omreden de kranen op een rails staan en dus als
roerend zouden moeten worden aangemerkt, maar dat is onjuist. Een dergelijke woonark is niet met de bodem verenigd in de zin
van artikel 3:3 BW, omdat zij blijkens haar constructie bestemd is om op het water te drijven en ook in feite drijft. De
onderhavige kranen zijn blijkens hun constructie bestemd zijn om zich op het land te bevinden en kunnen, zij het indirect via rails,
ook feitelijk in voortdurende verbinding staan met de onder de kranen gelegen grond.

3. Is dit een duurzame vereniging vlg. HR Portacabin?
Maatstaf: is het gebouw/werk naar aard en inrichting bestemd duurzaam ter plaatse te blijven? Niet relevant is dan
meer dat de technische mogelijkheid bestaat om het bouwsel te verplaatsen. Aanvullende maatstaven:
- Subjectieve component: had de bouwer (incl. degene ten behoeve van wie het wordt gemaakt) de bedoeling om het
gebouw duurzaam ter plaatse te laten, voor zover deze naar buiten kenbaar is? Bijv. uitgesproken tegen derden.
- Objectieve component: is voor derden algemeen kenbaar dat het de bedoeling is om het gebouw duurzaam ter
plaatse te laten, voor zover deze naar buiten kenbaar is? Bijv. ziet eruit als een normaal gebouw.
- Overige component: verkeersopvattingen kunnen in aanmerking worden genomen indien voorgaande twee
maatstaven onvoldoende uitsluitsel bieden en voor de invulling van de begrippen ‘duurzaam’, ‘verenigd’ en in
verband daarmee als ‘bestemming’ en als ‘naar buiten kenbaar’

HR Portacabin: Rabobank stelde zich op het standpunt dat de Portacabin van Buys een onroerend goed in de zin van art. 3:3 lid 1 BW
gold. Buys vond van niet. Is de Portacabin ‘duurzaam met de grond verenigd’? Hoge Raad volgde het Hof: Portacabin is onroerend,
want ze is naast de kantoorruimte in bedrijf genomen; beide gebouwen waren middels schutting aan elkaar gebonden; (demontabele)
plint o.k. Portacabin zorgde ervoor dat visueel één met grond vormde; goed onderhouden tuin; eigen ingang met tegelpad; aangesloten
op gas, elektra, water, riolering en telefoonaansluiting; fundatie op betonpoeren en een frame.

registergoederen vlg. art. 3:10 BW:
o.a. bepaalde onroerende zaken, vermogensrechten (vb. beperkte rechten op
onroerende goederen) en roerende zaken (schepen en vliegtuigen). ‘zaakseenheidsbeginsel’

bestanddeelvorming vlg. art. 3:4 jo. 5:3 BW: meerdere zaken samen óf tezamen 1 (on)roerende zaak?
- lid 1, verkeerscriterium vlg. aanwijzingen (≠ criteria) HR Depex/Curatoren Bergel: of
1. indien het object naar verkeersopvattingen anders onvoltooid is;
NB. let niet op de functie van de apparatuur in het productieproces.
Bijv. bij een gebouw, denk aan de deuren, ramen, dakbedekking, sanitair.
2. indien de onderdelen in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd.
dat bij eventuele verwijdering geen alternatieve bestemming gevonden kan worden. Bijv. unieke vorm/ afmetingen.
NB. of bestanddeel e.v.t. zonder schade verwijderd kan worden of vervangen is niet relevant hetgeen ook
geldt voor het al dan niet bestaan van een fysieke verbinding tussen de hoofdzaak en het bestanddeel.

HR Depex/Curatoren Bergel: Depex verkoopt en levert onder EVB apparatuur aan Bergel. Bergel gaat failliet, maar koopprijs is nog
niet helemaal betaald. Depex wilt revindiceren. Curatoren stellen dat dat niet kan doordat de apparatuur is nagetrokken (artt. 3:4 lid 1
jo. 5:3 BW) door het fabrieksgebouw; is de apparatuur bestanddeel geworden van het fabrieksgebouw? Hoge Raad stelt van niet want
het fabrieksgebouw was zonder de apparatuur nog steeds een fabrieksgebouw; niet onvoltooid.

HR Prorail/Rijswijk: indien objecten een tijdelijke hulpfunctie vervullen – i.c. groutankers ter stabilisatie van het bouwwerk – tijdens de
2 bouwfase bij het creëren van een object – i.c. een ondergrondse tunnel - en bestemd waren om daarna te worden verwijderd, is dat een
aanwijzing dat geen sprake is van bestanddeelvorming i.d.z.v. art. 3:4 lid 1 van het BW.

Andere regel: tijdelijke afscheiding doorbreekt de bestanddeelvorming niet. Denk aan voorbeeld: dopje – flesje. Zie ook art. 8:3 (2) a
BW.

,- lid 2 :verbindingscriterium vlg. HR Zalco II [louter bij economische gevallen]:
1. het bestanddeel is fysiek verbonden met de hoofdzaak; en
NB. de verkeersopvattingen zijn irrelevant
2. afscheiding daarvan kan niet zonder beschadiging van betekenis aan één der zaken.
NB. niet relevant is wat de door afscheiding optredende vermogensrechtelijke gevolgen (zoals de gevolgen voor de waarde van de
zaken) zijn en of na afscheiding herstel kan plaatsvinden. Met de situatie dat de fysieke gevolgen van afscheiding van betekenis
zijn, moet redelijkerwijs worden gelijkgesteld de situatie waarin afscheiding zonder fysieke gevolgen van betekenis weliswaar
technisch mogelijk is, maar daarmee in verhouding tot de waarde van de zaken onevenredig veel inspanningen of kosten zijn
gemoeid.

HR Zalco II: Zalco produceert aluminium en heeft daarvoor een elektrolysefabriek. Op het (toekomstige) aluminium is een pandrecht
gevestigd. Toen ging Zalco failliet. De curatoren hebben het productieproces stilgelegd zodat het vloeibare aluminium in de ovens
overbleef. Is het aluminium door de stolling bestanddeel geworden van de ovens? Hoge Raad beoordeeld langs het verbindinscriterium
ex art. 3:4 (2) BW. Betreft het eerste criterium heeft ze aan dat er geen sprake is van fysieke verbondenheid nu de aluminium los in de
ovens lag. Uit het feit dat hak- en breekwerk voor de verwijdering van het aluminium uit de ovens noodzakelijk is, volgt niet het
bestaan van verbondenheid. Betreft het tweede criterium merkt de Hoge Raad op betreft het oordeel van het Hof zijn oordeel dat het
aluminium kan worden afgescheiden zonder beschadiging van betekenis, ten onrechte beslissend geacht wat de door de afscheiding
optredende vermogensrechtelijke gevolgen zijn, en heeft het verzuimd om te onderzoeken of het aluminium kan worden afgescheiden
zonder dat de fysieke gevolgen van de afscheiding van betekenis zijn. Hof merkte o.a. op: verbinding is onbedoeld tot stand gekomen,
de ovens hebben geen waarde meer vanwege het gestolde aluminium, het aluminium heeft na afscheiding een substantiële
marktwaarde; met instandhouding van de verbinding tussenbeide is redelijkerwijs geen enkel belang gediend.

verticale natrekking vlg. art. 5:20 sub E BW: eigenaar v. de grond is eigenaar v. al daarop, tenzij ..
- wet -> art. 5:20 lid 2 BW (kabels, leidingen e.a.)
- wet -> art. 5:101 BW (opstalrecht)
- eens anders o.z. -> art. 3:4 BW, horizontale natrekking (gaat voor vanwege beginsel v. zaakseenheid)

NB. zie ook de andere leden en sub’s van dit artikel zodat je de systematiek begrijpt!

NB. er geldt een tweewegenleer: natrekking kan geschieden door ofwel art. 3:4 lid 1 en 2 BW,
dan wel door art. 5:20 lid 1 sub e BW. Beide zijn mogelijk en kunnen toegepast worden.

numerus clausus v.h. goederenrecht:
- beperkte rechten: op goederen vlg. boek III (vruchtgebruik, pand en hypotheek) & op onroerende zaken
vlg. boek V (erfpacht, erfdienstbaarheid, opstal); NB. ‘zakelijke rechten’ zijn rechten die op zaken rusten.
- appartementsrecht.
- eigendomsrecht.

beperkt recht vlg. art. 3:8 BW: wordt gevestigd op een ander recht. Dat andere recht moet meer omvattend zijn
vlg. art. 3:81 lid 1 (nemo plus-beginsel) omdat geldt dat men niet meer kan overdragen dan men heeft. Begrijp
welke rechten op elkaar kunnen zoals: eigendom – erfpacht – hypotheek. Zie art. 3:81 lid 2 BW voor tenietgaan
beperkte recht, i.h.b. betreft sub a en e (‘vermenging’ ziet op in dezelfde hand komen v. moeder- en beperkt
recht).

zaaksgevolg/ droit de suite/ goederenrechtelijk gevolg: het principe dat de goederenrechtelijke rechten die op
een goed rusten blijft rusten bij overdracht v. dat goed; v. rechtswege mee overgaan naar de nieuwe
rechthebbende.

afhankelijkheid vlg. art. 3:7 BW: een afhankelijk recht niet afhankelijk van het recht waarop het is gevestigd
(zoals bij zaakgevolg, op). Het is het afhankelijk van waarvoor het is gevestigd. Pand, hypotheek, erfdienstbaar-
heid en – indien zulks is afgesproken ex. art. 5:101 lid 2 BW – het opstalrecht zijn afhankelijke rechten.
Beperkte rechten volgen vlg. art. 3:82 van rechtswege/automatisch het recht waarvan zij afhankelijk zijn.

Bijv. Hypotheekrecht rust op de grond van A en is gevestigd voor de geldlening van de B. TENTAMEN!
Bijv. Erfdienstbaarheid is gevestigd op het diendende erf van A voor het heersende erf van B.
- Stel: A draagt heersend erf over aan C -> krijgt vanwege afhankelijkheid ook erfdienstbaarheid;
- Stel: B draagt diendend erf over aan D -> krijgt vanwege zaaksgevolg ook last uit erfdienstbaarheid.

Bijv. B heeft een vordering op A en vestigt ten gunste van C een pandrecht op dat goed.
- Stel: B cedeert zijn vordering op A aan D -> pandrecht v. C blijft op de vordering vanwege zaaksgevolg.
- Stel: A betaald aan B ingeval een stil pandrecht -> pandrecht gaat teniet (art. 3:81 lid 2 sub a BW).

prioriteitsbeginsel/ proir tempore, potoir iure: bij twee goederenrechtelijke rechten gaat de oudste voor. Bijv.
twee hypotheekrechten op één recht van erfpacht; eerst gevestigd hypotheekrecht gaat voor.

3

, Lees literatuursamenvatting nog even door.

Week 2: creëren, produceren, repareren, toevoegen en afscheiden
verkrijging en verlies van goederen:
Geregeld in titel 3.4.1 – 3.4.3. De wijze van verkrijging van goederen is gesloten in de wet geregeld (art. 3:80 lid
2 jo. 3 BW), hetgeen ook geldt voor de mogelijkheid tot het verlies van goederen (art. 3:80 lid 4 BW). Let bij de
verkrijging van goederen op de verkrijging onder algemene titel en die onder bijzondere titel ex. art. 3:80 BW.

stappenplan bepalen eigenaar van een zaak:
1. sprake van één of meerdere (on)roerende zaken ex. art. 3:4 lid 1 en 2 BW?
2. ingeval één zaak, wie is de eigenaar van die zaak?’
- één zaak met de grond (vlg. art. 5:20 BW), dan is de hoofdzaak de grond zodat die persoon eigenaar is.
- één roerende zaak met één onroerende zaak, dan is de hoofdzaak de onroerende zaak zodat (..).
- één roerende zaak met één roerende zaak die één zaak zijn geworden, via art. 5:14 BW [natrekking]:
- lid 1 jo. 3: één van de roerende zaken is de hoofdzaak vlg. verkeersopvattingen of waardeovertreffing?
- in de toelichting op het wetsontwerp wordt aangegeven dat 'in de regel' het waardeverschil beslissend zal zijn, maar
tegelijkertijd wordt zonder voorbehoud opgemerkt dat de uitkomst van deze maatstaf moet worden afgemeten tegen
hetgeen de verkeersopvatting met zich meebrengt. Is een aanmerkelijk waardeverschil aanwezig, dan kan op
grond van de verkeersopvatting de zaak met de geringste waarde niettemin de hoofdzaak zijn. In deze, door de wetgever
voorgestane benaderingswijze is uiteindelijk niet ‘n aanmerkelijk verschil in waarde beslissend, maar de verkeersopvatting.

- inzake vemenging ex. art. 5:15 BW i.c.m. HR Zalco I: in het geval van vermenging van soortgelijke zaken bieden de
verkeersopvattingen geen bruikbaar criterium, en is dus uitsluitend beslissend of één van de zaken de andere aanmerkelijk in
waarde overtreft. Mede gelet op de mogelijke rechtsgevolgen — verlies van recht — dient niet spoedig te worden,
aangenomen
dat het waardeverschil tussen de zaken ‘aanmerkelijk’ is. Het verschil moet significant zijn (bijv. €1,- v. €1 miljoen).

- lid 2: zo nee, dan mede-eigendom voor het deel dat is ingebracht in de zaak.
Bijv. 6m stalen pijp van Y wordt aan die van 4m X gelast. Dan is niet die van zes de hoofdzaak. Er ontstaat slechts één pijp, met één eigendoms-
recht met de verhouding 60%-40%. Er is namelijk geen hoofdzaak aan te merken.

NB. tentamen: als gegeven is dat het om één zaak gaat, kan men direct naar stap 2.

(eigenlijke) vermenging ex. art. 5:15 BW:
- Ziet op de vereniging van gassen, vloeistoffen en vaste stoffen die alle bestaan uit kleine fysische eenheden
die tezamen één zaak zijn gaan vormen. Deze fysische eenheden worden enkel in bepaalde, afgescheiden
hoeveelheden juridisch als zaak aangemerkt. De eigendomsverdeling geschiedt vlg. art. 5:14 BW.

- vlg. HR Zalco I geldt dat de roerende zaken bij deze regeling niet per se van verschillende eigenaren hoeven
te zijn; kan ook om zaken van dezelfde eigenaar gaan. Indien er een beperkt recht op één van de voormalige
roerende zaken bestond, geldt dat die voorts slechts op een aandeel in de nieuwe zaak komt te rusten en niet
op de gehele zaak. NB. als er één hoofdzaak is aan te wijzen (lid 1 jo. 3), dan op de gehele zaak (vb.
80%/20%)!

HR Zalco I: eigenaar X had een pandrecht gevestigd op het reeds bestaand en toekomstige vloeibare aluminium. De toekomstige
worden gevestigd als de pandgever beschikkingsbevoegd wordt. Dan gaat X failliet zodat hij beschikkingsonbevoegd wordt ex. art. 23
Fw. Hierdoor kwam het pandrecht niet meer op het toekomstige aluminium terecht zodat er sprake was van verpand en onderpand
vermengd aluminium. I.c. oordeelde de Hoge Raad dat het pandrecht op één deel van het vermengde vloeibare aluminium rustte.

NB. in tegenstelling tot de zgn. ´oneigenlijke vermenging´ (verschillende roerende zaken, dus niet één roerende
zaak) dat ziet op bewijsproblematiek. Vlg. HR Teixeira de Mattos wordt hiermee bedoeld dat men bij het
vorderen van jouw eigendom bij een ander je moet kunnen aanwijzen wat van jouw is (bepaaldheidsvereiste). Nu
die ander vermoed wordt rechthebbende te zijn (art. 3:109 jo. 3:119 BW), dient met het tegendeel te bewijzen
hetgeen aldus niet gaat behoudens het geval dat jij bijv. de enige leverancier bent of het geval van art. 3:92 BW.

HR Teixeira de Mattos: Mulder en Peijnenburg hadden 4 certificaten in bewaring gegeven aan de effectenbewaarbank Teixeira de Mattos.
De bank ging failliet. De curator kon alleen niet verifiëren dat de certificaten van Mulder en Peijnenburg waren, want de bank handelde in
deze certificaten. Ze konden dus evenwel van een ander zijn; niet voldaan aan het bepaaldheidsvereiste. Er konden dus veel personen komen
voor ´hun´ certificaten terwijl er maar 4 in de kluis lagen. NB. dit principe geldt ook voor al dan niet bezwaard zijn van
eigendom.

zaaksvorming ex. art. 5:16 BW


4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SamenvattingenVanDavid. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.13. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

77254 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.13  9x  sold
  • (1)
  Add to cart