Samenvatting Oefentoets Sociologie 30 vragen met antwoorden

1. Het vermogen om vorm te geven aan de eigen toekomst, betekent dat iemand: A. Andere mensen kan beïnvloeden. B. In staat is om persoonlijke doelstellingen te formuleren. C. Voldoende middelen heeft om doelstellingen te realiseren. D. Alle antwoorden zijn juist.

Answer: D

2. Een beeld van de werkelijkheid op basis van overtuigingen, normen, waarden en geloof noemen we ook wel: A. Een geloof. B. Persoonlijke waarheid. C. Referentiekader. D. Een gefundeerde aanname.

Answer: C

3. Wat verstaan wij onder het begrip ‘internalisering’? A. Eigen gedrag wordt bijna volledig door anderen bepaald. B. Wanneer we een vreemde cultuur of aspecten ervan als bestaande cultuur overnemen. C. Verwacht gedrag eigen maken en zonder erover na te denken uitoefenen. D. Een groep die gericht is op het behalen van specifieke doelen.

Answer: C

4. De vooronderstelde verrijking van topbestuurders is een actueel thema in Nederland. Wat heeft de toegenomen aandacht voor dit thema opgeleverd? A. Voormalig politici geven het goede voorbeeld op het moment dat zij zelf het bedrijfsleven instappen. B. Veel topbestuurders zijn vertrokken naar het buitenland, aangezien ze daar geen problemen met topsalarissen hebben. C. Sinds de jaren 80 zijn de verschillen tussen arm en rijk nagenoeg onveranderd gebleven. De toegenomen aandacht heeft nauwelijks effect gehad. D. De topbestuurders hebben hun eigen lonen gematigd.

Answer: C

5. Wat is geen rolattribuut? A. Een gummiknuppel van een politieagent. B. Het uniform van een verpleegster. C. De vaste parkeerplaats van de schooldirecteur. D. De stethoscoop van een dokter.

Answer: C

6. Binnen emancipatiebewegingen doet zich het verschijnsel voor van de emancipatieparadox. Wat kenmerkt deze paradox? A. De individuele onderwerping aan een beweging binnen een emancipatieproces. B. Het bereiken van niet bewust nagestreefde doeleinden binnen een emancipatiebeweging. C. Het zich niet bewust zijn en niet waarderen van moeizaam bereikte emancipatorische doeleinden. D. De onvermijdelijke teloorgang van een emancipatiebeweging bij het bereiken van doelen.

Answer: A

7. Welke van de onderstaande elementen passen niet bij de westerse cultuur? A. Rede en redelijkheid. B. Geloof in de toekomst en gelijkheid. C. Hiërarchie en traditie. D. Individualiteit en rechtvaardigheid.

Answer: C

8. Een docent is vader en wordt beïnvloed door de druk van verschillende kanten. De docent kan deze verwachtingen niet combineren. Waarvan spreken wij? A. Intern rollenconflict. B. Extern rollenconflict. C. Geen rollenconflict. D. Sociale controle.

Answer: A

9. Welke positie binnen een groepering heb je als je moeder bent? A. Tijdelijke positie B. Levenslange positie C. Toegewezen positie D. Verworven positie

Answer: B

10. Waar besteedt de emancipatiemonitor eigenlijk aandacht aan? A. De doorstroming van vrouwen naar hogere functies, de gezonde leeftijdsverwachting en geweld tegen vrouwen. B. De arbeidsdeelname van vrouwen, de combinatie van arbeid en zorg en de economische zelfstandigheid van vrouwen. C. De doorstroming van vrouwen naar hogere functies, de gezonde leeftijdsverwachting en de arbeidsdeelname van vrouwen. D. De gezonde leeftijdsverwachting, het beroepenprestige van vrouwen en geweld tegen vrouwen.

Answer: B