Een uitgebreide uitwerking van de werkgroep opgaven bij het vak Jeugdcriminaliteit, inclusief uitwerkingen tijdens de werkgroep als werkgroep opdrachten A, B, C.
Werkgroep 1
Studievragen week 1
JC H1 – Jeugdcriminaliteit: wetenschap, media en politiek
Hoewel er al een aantal jaren een dalende trend zichtbaar is in jeugdcriminaliteit, kan de
media toch een gevoel van urgentie creëren. Welke biases zijn hierin zichtbaar?
De Nederlandse media vertonen verschillende biases in de berichtgeving over
jeugdcriminaliteit:
1. Hoeveelheid berichtgeving: terwijl de geregistreerde jeugdcriminaliteit tussen 2007
en 2011 met ruim 40% daalt, neemt de berichtgeving hierover maar af met 10%.
2. Disproportionele hoeveelheid aandacht die wordt besteed aan high impact crimes:
zoals straatroof en geweld.
3. Associatie tussen Marokkaanse jeugd en ‘straatterreur’: begonnen bij de PVV, maar
ondertussen ook doorgedrongen in berichtgeving zonder het benoemen van de PVV.
4. Politieke partijen voeren de boventoon in de berichtgeving over jeugdcriminaliteit.
Deze rol is vier jaar later overgenomen door het ministerie van Veiligheid en Justitie.
(JC p. 15)
Leg uit wat er bedoeld wordt met de ‘prestatieparadox’.
Hoe beter de politie haar werk doet, des te meer criminaliteit lijkt er te zijn/ hoe meer
jeugdcriminaliteit zij zichtbaar maken. Wanneer de politie bereid is meer proces-verbalen op
te maken komt er ook meer (jeugd)criminaliteit zichtbaar.
(JC p. 18)
,Leg de notie ‘veilige plaats’ uit.
Als iets echt mis gaat met een jongere, dan blijken meerdere risicofactoren in het spel. Om
zonder kleerscheuren door een dergelijke opstapeling van ingrijpende veranderingen heen
te groeien wordt aangenomen dat erop ten minste een levensdomein continuïteit nodig is,
zoals een zeer goede betrouwbare vriend, een bijzonder solide band met ten minste een van
de ouders, vlot kunnen leren en thuis gesteund worden. Dit wordt ook wel een veilige plaats
genoemd. Een situatie waarin een positieve continuïteit is.
(JC p. 21)
JC H2 – Een historisch perspectief op jeugdcriminaliteit
In zowel België als Nederland legt men met nieuwe wetgeving aan het begin van de 20e
eeuw de aandacht sterk op preventie. Echter in beide landen vult men dit anders in. Geef
kort de verschillen tussen deze twee landen aan. Noem een voor- en nadeel van de
invulling die België geeft aan de preventie.
Nederland:
- Een onderscheid tussen reactie op criminaliteit van minderjarigen en reactie op
criminaliteit volwassenen maar deze reactie bleef wel onderdeel van het strafrecht
en Wetboek van Strafrecht;
- Maatregelen tot heropvoeding miste heldere juridische afweging waardoor het
proportionaliteitsprincipe sterk onder druk kwam;
België:
- De wet op kinderbescherming impliceert dat het gehele strafrechtelijke kader
welbewust werd losgelaten, inclusief de klassieke rechtsbeschermende principes van
het strafrecht (m.n. Legaliteit en Proportionaliteit).
- De Belgische wet op de kinderbescherming maakte het mogelijk om niet alleen op
delinquent gedrag, maar op een bont geheel van problematische, onwenselijke of
zorgelijke geachte gedragingen van jongeren te reageren met justitiële interventies.
- De grens tussen delinquent gedrag en ander onwenselijk gedrag werd daardoor
moeilijk te trekken.
Verschillen:
- Het fenomeen jeugdcriminaliteit zat, in België veel sterker dan in Nederland,
verscholen in allerlei andere categorieën.
- Het begrip jeugdcriminaliteit was in België ruimer geworden, waarbij het kind als
onschuldige werd gezien en zijn delinquent gedrag slechts als symptoom van
achterliggende problemen werd opgevat. Dit werd in België uitzondering streng in
wetgeving en rechtshandhaving ontwikkeld.
Nadeel België:
- Moeilijk om jeugdcriminaliteit kort en bondig in kaart te brengen.
- De grens tussen delinquent gedrag en ander onwenselijk gedrag werd daardoor
moeilijk te trekken.
Voordeel België:
, - De Belgische wet op de kinderbescherming maakte het mogelijk om niet alleen op
delinquent gedrag, maar op een bont geheel van problematische, onwenselijke of
zorgelijke geachte gedragingen van jongeren te reageren met justitiële interventies.
(JC p. 31 - 32)
Eind jaren ’60 ontstaat een vorm van tolerantie in Nederland ten aanzien van bepaald
gedrag (delinquent gedrag, wegloopgedrag, riskante gewoonten) dat onder de noemer
‘subcultuur’, ‘jeugdcultuur’ valt. Dit is overigens een internationaal verschijnsel dat wel
wordt aangeduid als de ‘permissive society’. Sommigen zien dit als oorzaak van een
toename van jeugdcriminaliteit in de afgelopen decennia. Geef je oordeel en licht dat toe.
Permissive society: er wordt veel meer toegelaten zonder daar voorwaarden aan te stellen
en zoveel mogelijk sancties en verbodsregels probeert te weren.
Grootschalig onderzoek maakt duidelijk dat na de WOII een taboe op straf door ouders is
ontwikkeld. Sanctionerende optreden door politie en justitie kwamen maar zelden voor.
Maatschappelijke verwildering; de naoorlogse jeugd zou te kampen hebben met een gebrek
aan discipline.
Zedelijkheid; de bijzondere aandacht voor jeugd & seks begon langzaam af te nemen maar
er was nog wel verontrusting over mogelijke seksueel experimenteren in grote groepen. Dit
fenomeen werd gekoppeld aan een algemene vrijheid van genot die aangemoedigd werd
door de moderne film, de literatuur, de liedjeszangers, de apathie of zwakheid van de
ouders; de noodlottige rol van de dancings en andere plaatsen van vermaak.
Weglopen; op avontuur gaan, ‘de vlucht naar het zuiden’. Het wegloopfenomeen werd als
het ware de landloperij van de naoorlogse jeugd maar dan tegen een volstrekt andere
sociale en culturele achtergrond en met een volstrekt andere lading. Het werd in Nederland
vanaf de jaren 60 getolereerd en opgevat als onderdeel van de nieuwe jeugdcultuur en als
collectieve uitdrukking van een behoefte aan verzelfstandiging.
Ik denk ook zeker dat de toenemende tolerantie in de maatschappij heeft gezorgd voor de
toename van jeugdcriminaliteit in de afgelopen decennia. Echter ik denk wel dat dit komt
omdat we de definitie van jeugdcriminaliteit hebben versmald waardoor het meer is
opgevallen. Zoals de maatschappelijke verwildering of de bijzondere aandacht die jeugd
kregen voor seks, weglopen als in gaan reizen, dat zijn fenomenen die ik hedendaags niet
meer onder het fenomeen jeugdcriminaliteit zou stellen. Juist omdat onze ogen minder
gericht waren op die vormen van ‘jeugdcriminaliteit’, zijn we instaat om andere vormen
zoals stelen, inbraak en geweld beter te zien.
(JC p. 35 – 38)
Sinds de jaren ’70 van de vorige eeuw is op het gebied van strafrechtelijke
afdoeningsmodaliteiten een ontwikkeling op gang gekomen die wordt aangeduid met de
term ‘diversie’. Verklaar de oorspronkelijke doelstelling van deze ontwikkeling en geef aan
in hoeverre de uitwerking in beleid correspondeerde hiermee.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Radja. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.37. You're not tied to anything after your purchase.