Hierbij mijn samenvatting van de cursus Ethiek en Recht 1. Deze cursus wordt gegeven in het eerste leerjaar van Sociaal Pedagogische Hulpverlening. Toen ik het tentamen kreeg kwamen hoofdstuk 4 en hoofdstuk 8 niet voor op het tentamen. Vandaar dat alleen de hoofdstukken 1, 2, 3, 5, 6 en 7 in de sam...
Samenvatting Ethiek en Recht
Hoofdstuk 1 Moraal en Ethiek
Een social worker moet goed nadenken over de normen en waarden die zijn
professioneel handelen beïnvloeden, want:
- vaak komen mensen bij een social worker als er problemen zijn die ze zelf niet kunnen
oplossen.
- veel cliënten van social workers zijn kwetsbaar.
- door zijn interventies kan de social worker het leven van mensen beïnvloeden. Daar
kunnen mensen van profiteren, maar daar kunnen ze ook schade door oplopen.
- privacy waarborging.
- een social worker moet zijn keuze kunnen verantwoorden.
Moraal = ‘mores’ = gewoonte.
Morele vragen gaan over goed en kwaad, over de manier waarop mensen zouden moeten
leven.
Morele opvattingen zijn een antwoord op de vraag hoe men zich als mens goed en
verantwoordelijk kan gedragen.
Verplaetse (2008) onderscheidt vijf verschillende moralen:
- hechtingsmoraal, die regelt hoe we omgaan met de mensen met wie we verbonden
zijn. Het gaat over hechting en empathie.
- geweldmoraal, is een systeem dat regelt hoe we met bedreigende situaties omgaan.
- reinigingsmoraal, regelt dat mensen reinheid koppelen aan het goede en besmetting
van het kwaad.
- samenwerkingsmoraal, speelt een rol in de manier waarop mensen met elkaar
samenwerken en waarop ze omgaan met mensen die de samenwerking bedreigen.
Vertrouwen is hierbij ook belangrijk.
Alle bovenstaande moralen zijn instinctief (vanuit je gevoel). Ze bepalen ons gedrag en
onze opvatting over goed en kwaad, maar ze geven ons geen argumenten. De
beginselenmoraal doet dat wel. Daarbij zoeken mensen naar redelijke argumenten om te
onderbouwen waarom een handeling goed of fout is.
Microniveau = omgaan met cliënten.
Mesoniveau = omgaan met collega’s.
Macroniveau = omgaan met je professionele zelf in de samenleving.
Waarden zijn begrippen die omschrijven wat mensen waardevol vinden en waarnaar zij
streven (een ideaal), zoals: rechtvaardigheid, vrijheid, autonomie, gezondheid,
solidariteit, betrouwbaarheid, liefde en respect.
Normen zijn handelingsvoorschriften, die laten zien hoe je moet handelen.
Een waarde kan op verschillende manieren worden vertaald in een norm. Daarin kunnen
mensen verschillende opvattingen hebben.
Deugden zijn goede eigenschappen die de handelswijze van de mens bepaalt, zoals:
moed, zorgzaamheid, naastenliefde, hoop, respect, integriteit (eerlijk en betrouwbaar
zijn) en zuinigheid. Veel deugden komen overeen met waarden, maar het verschil is dat
waarden abstracte cognitieve begrippen zijn, terwijl deugden aan een specifieke persoon
zijn gekoppeld.
,Ethiek = ‘ethos’ = gewoonte:
- recht (juridische norm)
- geloof (culturele norm)
- op tijd komen (fatsoensnorm)
Begrip Definitie Voorbeeld
Descriptieve ethiek Beschrijvende ethiek Beschrijving van de
opvattingen van
psychologen over het
beroepsgeheim.
Prescriptieve of normatieve Voorschrijvende ethiek Beroepscode
ethiek Utilisme
Meta-ethiek Ethiek die fundamentele Zijn waarden universeel (op
morele vraagstukken alle gebieden toepasbaar)
bestudeert of cultureel verbonden?
Descriptieve (beschrijvende) ethiek beschrijft de situatie en daarbij wordt er niet
geoordeeld.
Prescriptieve/normatieve ethiek wordt gekeken naar de normen en waarden.
Het is ook mogelijk om voor bepaalde beroepsgroepen specifieke morele regels voor te
schrijven, dan spreken we van beroepsethiek.
Beroepscode = hierin schrijft een beroepsvereniging aan haar leden voor hoe zij zich in
hun beroep moeten gedragen.
Meta (boven) -ethiek = reflecteert op betekenis, herkomst en geldigheid van visies op
goed en kwaad.
Als er door de culturele context volledig bepaalt wordt wat moreel juist of onjuist is, dan
spreken we over cultureel relativisme.
Universele waarden = een absolute standaard die voor iedereen geld.
Binnen het cultureel relativisme zijn er verschillende standpunten:
Beschrijvend (descriptief)
Je kunt feitelijk vaststellen dat er in verschillende culturen andere normen en waarden
gelden. Als social worker zal je hier rekening mee moeten houden, want je komt in het
werkveld veel mensen tegen met verschillende culturen met misschien hele andere
normen en waarden.
Normatief (prescriptief)
Een andere benadering is dat normen en waarden altijd contextueel bepaald (moeten)
zijn. Daarbij wordt niet alleen feitelijk vastgesteld dat er verschillen zijn, maar er wordt
bovendien gezegd dat moraal altijd geformuleerd moet worden in relatie tot de
omgeving.
Bij het subjectivisme zegt men dat morele principes individueel zijn en dat een morele
handeling juist is als de persoon deze zelf goedkeurt.
Er zijn een aantal kritiek punten op het cultureel relativisme, namelijk:
- het leidt tot morele verlamming of apathie (gebrek aan emotie, motivatie of
enthousiasme), omdat het geen basis geeft van waaruit morele praktijken bekritiseerd
kunnen worden.
- het maakt hervorming in principe verwerpelijk, omdat het ingaat tegen de culturele
opvattingen die op dat moment heersen.
- relativisten roemen vaak hun eigen tolerantie voor andere culturele gebruiken, maar als
alles relatief is, kan tolerantie ook geen universele waarde zijn.
,Universalisme = bij deze benadering gaat men ervan uit dat morele principes overal
geldig zijn en toepasbaar op vergelijkbare situaties, ongeacht de plaats en de tijd waarin
ze leven.
Begrip Aspecten Uitgangspunt
Cultureel relativisme Beschrijvend (descriptief) In elke cultuur gelden
andere normen en waarden
(feit).
Normatief (prescriptief) Morele kwesties behoren
beoordeeld te worden op
basis van de waarden die in
die cultuur gelden (norm).
Universalisme Beschrijvend (descriptief) Overal gelden dezelfde
waarden (feit).
Normatief (prescriptief) Bepaalde centrale waarden
moeten overal worden
aanvaard (norm).
Je bent alleen moreel verantwoordelijk voor je daden als je ook anders had kunnen
handelen en niet als je door externe of interne krachten werd gedwongen.
Empowerment betekent dat social workers hun cliënten ondersteunen om meer
zeggenschap over hun eigen leven te krijgen.
Bij vrijheid kan je onderscheid maken tussen wilsvrijheid en maatschappelijke vrijheid.
Wilsvrijheid betekent dat de menselijke wil niet uitsluitend wordt bepaald door invloeden,
zoals erfelijkheid, opvoeding en omgeving. Een mens die wilsvrijheid heeft, bepaalt zijn
eigen wil.
Bij maatschappelijke vrijheid gaat het om de vrijheid van een individu binnen de
samenleving.
Begrip Omschrijving
Natuurlijke gelijkheid Mensen zijn van nature gelijk.
Economisch-culturele gelijkheid Mensen zijn gelijk wat betreft inkomen en
maatschappelijke mogelijkheden.
Rechtsgelijkheid Mensen zijn gelijk voor de wet.
De psychoanalyse van Freud
Volgens Freud krijgen kinderen waarden en normen mee vanuit hun opvoeding. Het kind
maakt zich die waarden en normen eigen en ontwikkelt zo een geweten. Het geweten is
als een innerlijke stem die zegt wat goed en kwaad is.
Freud situeert het geweten in het Über-Ich:
Es (Id) de bron van psychische energie. Het is gericht op directe driftbevrediging.
Omdat een kind ontdekt dat het op een effectieve manier met de buitenwereld om moet
gaan om in zijn behoeften te kunnen voorzin, ontwikkelt zich het Ich (Ego).
Ich (Ego) het deel van de persoonlijkheid dat compromissen sluit tussen het Es en de
buitenwereld.
Het derde deel van de persoonlijkheid is het Über-Ich (Superego).
Über-Ich (Superego) dit bestaat uit de geïnternaliseerde waarden en idealen van de
ouders en van de samenleving waarin het kind opgroeit, zoals het kind die zelf
interpreteert. Het kind maakt zich die waarden eigen door beloning en straf en door
identificatie met de ouder.
Het Ich (Ego) bemiddelt tussen het Es (Id) en het Über-Ich (Superego) en ook tussen het
Über-Ich (Superego) en de realiteit.
, De leertheorie
In de leertheorie wordt ervan uitgegaan dat alle gedrag aangeleerd is. Dat geldt ook voor
moreel gedrag. De mens leert zijn hele leven waarden en normen aan door beloning en
straf.
De cognitieve theorie van Kohlberg
Deze theorie onderscheid verschillende stadia in de cognitieve ontwikkeling. Het kind
ontwikkelt zich door te experimenteren met zijn omgeving. Het denken ontwikkelt zich
van concreet naar abstract. We zien in de cognitieve ontwikkeling ook een verschuiving
van egocentrisme naar rolneming (waarbij de persoon zich kan verplaatsen in het
standpunt van een ander). De drie niveaus van de theorie:
- Preconventioneel niveau de actor past zich nog niet aan zijn omgeving aan. Dit
niveau komt vooral voor bij kinderen. Op dit niveau zijn mensen egocentrisch, ze houden
geen rekening met de ander en denken puur vanuit zichzelf.
*gehoorzaamheid en straf
* voor wat hoort wat
- Conventioneel niveau de actor houdt rekening met zijn omgeving. Hij is in staat om
te bedenken hoe de situatie er voor een ander uitziet. Dit niveau wordt vooral
aangetroffen bij adolescenten en volwassenen. Op dit niveau moet iemand zich kunnen
inleven in anderen om te bedenken wat zij goed en slecht vinden.
*brave jongen/braaf meisje
- Postconventioneel niveau op dit niveau kan iemand afstand nemen van de feitelijke
situatie en kan hij zelfstandig bedenken wat juiste waarden en normen zijn. Het gaat uit
van universele morele principes. Dat kan alleen als iemand in staat is om abstract te
denken, zodat diegene kritisch afstand kan nemen van de conventies en wetten in zijn
eigen omgeving en kan nadenken over alternatieven. Lang niet alle mensen bereiken dit
hoogste niveau van morele ontwikkeling.
* mensenrechten
* universele waarden
Niveaus Stadia
Preconventioneel niveau Actor denkt egocentrisch Gehoorzaamheid en straf
Voor wat hoort wat
Conventioneel niveau Actor houdt rekening met Brave jongen/braaf meisje
zijn omgeving Wet en orde
Postconventioneel niveau Actor bedenkt zelfstandig Mensenrechten
welke waarden en normen Universele waarden
juist zijn
Twee kritiekpunten op Kohlberg:
1. Kritiek op manier van onderzoek doen, omdat het maar de vraag is of ze in een
werkelijke situatie tot hetzelfde antwoord zouden komen.
2. Kohlberg is niet neutraal in zijn theorie. Hij is niet alleen descriptief (beschrijvend),
maar ook prescriptief (voortschrijvend).
Theorie van Gilligan
Gilligan wilde tegenover de ontwikkelingstheorie van Kohlberg, die als ideaal een
autonome abstracte moraal beschrijft, een morele ontwikkeling neerzetten die gebaseerd
is op verbondenheid. Gilligan onderscheid ook drie niveaus:
- Preconventioneel niveau waarbij het doel individuele overleving is. De actor handelt
vanuit egoïsme en laat zich leiden door de vraag wat goed is voor hemzelf.
- Conventioneel niveau waarbij het doel zelfopoffering is. De actor handelt vanuit
altruïsme (onbaatzuchtigheid).
- Postconventioneel niveau er wordt evenwicht gezocht tussen het belang van zichzelf
en de ander. Iemand handelt vanuit welbegrepen eigenbelang.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Tomba. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.20. You're not tied to anything after your purchase.