De basisprincipes die er nodig zijn voor evolutie:
1. Het moet gaan om een eigenschap die erfelijk is. Pas als een eigenschap erfelijk is, kun je het
doorgeven aan een volgende generatie. De eigenschap moet dus in je DNA zitten wil je het
kunnen doorgeven aan je nageslacht.
2. Deze eigenschappen zorgen voor variatie. Ieder organisme is net een beetje anders.
3. De organismen die het beste zijn aangepast aan hun omgeving hebben een grotere
overlevingskans, dit noemen we selectie.
4. De organismen met de grootste overlevingskans hebben ook de meeste kans om
nakomelingen te krijgen en zo hun eigenschappen door te geven.
De grondlegger van de evolutietheorie is Charles Darwin. Hij deed onderzoek, bestudeerde de dieren,
planten, fossielen en geologie die in het gebied aanwezig waren en verzamelde voorwerpen.
Darwin was niet de eerste die zich bezighield met het idee van evolutie. De eerste bioloog die zich
bezighield met de naamgeving van soorten was Carolus Linnaeus. Hij gaf aan iedere soort een
geslachtsnaam en een soortaanduiding. Deze manier van indelen staat bekend als de binaire
naamgeving en wordt nog steeds gebruikt. De mens werd in zijn systeem Homo sapiens genoemd. Het
eerste deel (Homo) is de geslachtsnaam en het tweede deel (sapiens) is de soortnaam.
Jean-Baptiste Lamarck stelde al eerder een theorie op over geleidelijke verandering van soorten.
Vroeger dachten ze dat de eigenschappen van twee ouders mengden bij de voortplanting, zodat het
genotype van de nakomelingen ergens tussen dat van beide ouders in ligt.
10.2 Variatie
In de natuur komen volgens Darwin kleine verschillen binnen een soort voor, die hij variatie noemt.
Variatie is niet alleen bij mensen aanwezig, maar bij alle planten en dieren op deze aarde.
Variatie kan ontstaan door mutaties in het DNA van organismen. Een mutatie is een toevallige
verandering in het DNA, zoals door de invloed van straling kunnen mutaties ontstaan. Er ontstaat
recombinatie door de versmelting van een zaadcel en een eicel, er ontstaat een nieuw organisme dat
zowel de helft van het DNA van de moeder als van de vader bevat. Er is dus een nieuwe combinatie
van genen.
10.3 Strijd om voorzieningen - struggle for life
Vaak is de hoeveelheid voedsel, ruimte of geslacht partners beperkt voor het aantal individuen in een
gebied. Hierdoor ontstaat een strijd om voorzieningen.
10.4 Survival of the fittest
Darwin zag dat er variatie binnen individuen van een soort aanwezig zijn. De één is net iets sneller,
heeft net iets scherpere ogen of heeft iets meer reserve. Daarbij voorzag Darwin dat het in het
dierenrijk een strijd is om voorzieningen, oftewel the struggle for life. Door deze twee factoren te
combineren kwam hij tot de conclusie dat het organisme dat het best is aangepast, meer kans heeft om
, te overleven. In het boek van Darwin is dit beschreven als survival of the fittest, het best aangepaste
individu zal overleven.
10.5 Erfelijkheid
De laatste stap die nodig is voor evolutie, is de stap waarbij gunstige eigenschappen worden
doorgegeven aan het nageslacht. Door natuurlijke selectie hebben eigenschappen die een gunstig effect
hebben op de fitness van het organisme een grotere kans doorgegeven te worden aan de volgende
generatie, dan ongunstige eigenschappen. Darwin zag dat bepaalde eigenschappen van ouderdieren
terugkwamen in het nageslacht; erfelijke eigenschappen. Hij wist alleen nog niks over de dragers van
het erfelijk materiaal, oftewel DNA.
10.6 Natuurlijke selectie & seksuele selectie
Als de omgevingsfactoren veranderen, hebben de organismen die hier het best aan zijn aangepast de
grootste kans om te overleven. Hierdoor zullen meer nakomelingen in leven blijven en zich
voortplanten, dan van individuen met een minder gunstig genotype. De populatie past zich door
natuurlijke selectie op veranderende omstandigheden aan. Adaptatie, oftewel aanpassing, betekent
dat organismen zijn aangepast aan de omgeving waarin ze leven.
Door veranderingen in het milieu verandert de selectiedruk: de invloed die de selectie heeft op de
genfrequenties (het aantal keer dat een gen voorkomt) binnen een populatie. Veranderingen in de
omgeving leiden daardoor tot veranderingen binnen een populatie. In elke omgeving ontstaat zo een
populatie van dieren of planten die het best aangepast zijn aan de omstandigheden. De drijvende
kracht is altijd natuurlijke selectie, waarbij de organismen die het beste zijn aangepast om te
overleven, meer nakomelingen zullen krijgen. Met een genenpoel worden alle genen (al het erfelijke
materiaal/DNA) dat in een populatie aanwezig is bedoelt.
In de natuur zien we echter ook uiterlijke kenmerken die niet te verklaren zijn volgens de theorie van
natuurlijke selectie. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld de rode borst van een roodborstje of het verendek
van een pauw. Allemaal uiterlijke kenmerken, waarbij deze soorten juist opvallen in hun omgeving.
De drijvende kracht achter seksuele selectie is selectiedruk op het verkrijgen van een paringspartner.
Want soorten die beter aangepast zijn op het verkrijgen van een paringspartner, hebben een grotere
kans op nakomelingen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen intraseksuele selectie en interseksuele selectie. Bij intraseksuele
selectie gaat het om selectie bij soorten van hetzelfde geslacht. Hierbij gaat het voornamelijk over de
strijd tussen twee individuen van hetzelfde geslacht. Bij deze strijd proberen ze te vechten om hun
geslachtspartner. Tijdens deze evolutie kunnen speciale lichaamsdelen, zoals slachttanden of geweien
ontstaan. Doordat er selectiedruk ontstaat waarbij het mannetje met de grootste slagtanden of gewei de
grootste kans heeft op nageslacht, kunnen er over verloop van tijd enorme geweien of slachttanden
ontstaan.
Bij interseksuele selectie gaat het om selectie bij soorten van verschillende geslachten. Bij deze strijd
proberen vaak de mannetjes op te vallen bij de vrouwtjes als geschikte geslachtspartner. Er zijn
verschillende theorieën die verklaren waarom deze opvallende vormen als aantrekkelijk beschouwd
worden. De eerste theorie is de sexy son hypothese, waarbij de vrouw graag nageslacht wil met een
aantrekkelijke man, zodat haar mannelijke nakomelingen ook aantrekkelijk gevonden zullen worden.
Daarbij bestaat er een andere theorie, waarbij mannen veel energie moeten stoppen in het ontwikkelen
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JodieD. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.36. You're not tied to anything after your purchase.