100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting ICW deeltentamen 2 $4.85   Add to cart

Summary

Samenvatting ICW deeltentamen 2

 20 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van hoorcolleges en stof voor deeltentamen 2 van ICW.

Preview 4 out of 31  pages

  • May 3, 2023
  • 31
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
ICW H8 D1 Evolutionary Approach
Overzicht in begin van de slides.
Geschiedenis en kenmerken van de evolutietheorie.
Evolutie en cognitie  de mens is een product van evolutie. Hetzelfde geldt vast ook voor onze
cognitieve vermogens.
Schedelinhoud, complexiteit en ratio (massa/lichaamsgewicht) van de hersenen wordt steeds
groter naarmate de jaren.
Kunnen we de menselijke cognitieve vermogens beter begrijpen in de context van hun
evolutionaire oorsprong?
Kenmerken de evolutietheorie.
Evolutietheorie  wetenschappelijke theorie waarmee we veel in het leven kunnen verklaren,
is geen mening!
Jean Baptiste Lamarck  eerste theoretische framework  de omgeving zorgde voor
aanpassingen in dieren (aanpassing/adaptatie). Deze verworven eigenschappen worden
doorgegeven aan het nageslacht. Voorbeeld giraffe krijgt langere nek door hogere blaadjes en
geeft dit door aan nageslacht. Gelooft in doelgerichte evolutie.
Charles Darwin  grondlegger van de evolutietheorie.
Alfred R. Wallace  is erg belangrijk geweest in de evolutietheorie. Darwin kreeg de eer omdat
hij uit een betere familie kwam, vond Wallace niet erg.
Voor Darwin waren al ontdekkingen geweest: transmutatie (aanpassen van soorten) was al
eerder voorgesteld en redelijk geaccepteerd. De genetische basis is een eeuw later ontdekt.
Grootvader van Charles, Erasmus Darwin, heeft al over evolutie en aanpassingsvermogen
geschreven. Charles gebruikte dus niet alleen zijn eigen observaties, maar ook wat er al bekend
was en ideeën van anderen.
Het nieuwe aan Charles theorie was de verklaring van de mechanismen die eraan ten grondslag
liggen  natuurlijke selectie (en seksuele selectie).
Natuurlijke selectie:
Charles Darwin  benadrukte competitie tussen individuen van dezelfde soort om te
overleven en voor te planten. Belangrijke observaties, die CD deed op zijn reizen en die ten
grondslag liggen aan zijn mechanistische verklaringen  variatie binnen populaties. Deel van
deze variatie is overerfbaar. Niet ieder individu (binnen de populatie) overleeft lang genoeg om
nakomelingen te krijgen. Belangrijke conclusies: survival of the fittest  variatie binnen
populaties. Varianten kunnen voordelig zijn voor individuen in specifieke omstandigheden. Dit
zorgt voor relatieve verhoging van overleving voorplantingssucces van dit individu. Voorbeeld
kleuren lieveheersbeestjes. Extra bevindingen  veranderingen in een eigenschap van de
individu gebeuren toevallig en gradueel. Alleen als ze de fitness bevorderen worden deze
geselecteerd. Dit leidt tot adaptatie/aanpassing van de soort aan een specifieke
omgeving/habitat. Voorbeeld de peper en zout mot  twee varianten met een verschillende
eigenschap (donker en gespikkeld). Gespikkelde variant was veel algemener, goed
gecamoufleerd op door korstmos bedekte boombast. Gespikkelde variant was tot industriële
revolutie het meest voorkomend. Na IR met veel uitstoot van kolen zorgde vervuiling voor
verlies van korstmossen. Op boombast zonder korstmos was donkere variant beter
gecamoufleerd. Donkere variant komt door IR vaker voor. Na introductie van schonere
brandstoffen werd de gespikkelde variant weer talrijker. Predatie-experimenten hebben

,aangetoond dat (het gebrek aan) camouflage inderdaad een grote rol speelt in de fitness van de
mot. De mot die het meest zichtbaar was heeft een lagere fitness en wordt het snelst gegeten
door predators. Dit is natuurlijke selectie. Een extra stap is nodig voor soortvorming.
Slide 19  soortvorming  allopatrisch, peripatrisch, parapatrisch en sympatrisch! Meest
naar minst algemeen. Ter illustratie?
Evolution of reproductive isolation is erg belangrijk  binnen een bepaalde subpopulatie
paren de individuen alleen nog met elkaar en niet meer met de oorspronkelijke populatie  je
krijgt verschillende soorten.
Een nieuwe soort ontstaat als individuen niet meer kunnen reproduceren. Voorbeeld  lijger
kan niet meer reproduceren, soortvorming houdt op.
Soortvorming, CD observatie  hiervoor dient een deel van de populatie geïsoleerd te zijn.
Voorbeeld  Galapagos eilanden, deed CD onderzoek  door storm komen organismen op de
eilanden. Door isolatie gaan individuen reproduceren en aanpassen aan het eiland. Ze kunnen
niet meer reproduceren met individuen op vaste land. Dit hoeft niet altijd via fysieke obstakels
te gaan.
Het belangrijkste waarmee Darwin afweek van zijn tijdgenoten en een van de hoekstenen
van de moderne evolutietheorie  evolutie is niet doelgericht, maar eerder een aaneenrijging
van min of meer toevallige gebeurtenissen. Variatie is toevallig, maar door selectiedruk kan dat
een voordeel opleveren en zo gaat dat door.
Probleem van CD  staart van de pauw  hoe kan dat de fitness van deze individuen
verhogen?  seksuele selectie (mechanisme).
Seksuele selectie komt in twee vormen:
1) Intraseksuele selectie (man-man/vrouw-vrouw) competitie  competitie van individuen
van hetzelfde geslacht.
2) Interseksuele selectie (partnerkeuze)  de juiste partner kiezen voor jou (meestal
keuze van de vrouw).
Dit leidt tot seksuele dimorfie  mannen hebben een ander uiterlijk dan vrouwen. Hoe meer
mannen op elkaar lijken, hoe minder intraseksuele en interseksuele selectie.
Er zijn wetenschappelijke debatten over seksuele selectie naar aanleiding van culturele en
politieke discussies. De evolutionaire psychologie heeft een rol in dit debat  door de nadruk
op het verklaren van sociale omgangsvormen tussen mannen en vrouwen. Door de nadruk op
onze (sociale) cognitie en de aannames over de Jager-Verzamelaar structuur waarin wij
geëvolueerd zijn. Probleem is ook dat stereotyperingen, clichés en politiek meespelen.
Wallace  benadrukte ecologische druk op variaties in eigenschappen en soorten, die ertoe
leiden dat deze of aangepast raken aan de lokale omstandigheden, of uitsterven.

ICW H8 D2 Evolutionaire Approach
Overerfelijkheid van eigenschappen
Gregor Johann Mendel  beschreef beginselen van erfelijkheid. Beschreef zeven
eigenschappen van erwten en deed daar kruisingsexperimenten mee, om erfelijkheid te
begrijpen. Hij toonde dat als je twee verschillende eigenschappen met elkaar mengt, je niet een
mengelmoes krijgt maar nakomelingen met eigenschap 1 of eigenschap 2. In generatie 3 zou je
de oorspronkelijke eigenschap weer terugkrijgen.

,Fenotype  hoe iets er uit ziet  de eigenschap die uiteindelijk zichtbaar is (kleur ogen of
grootte van plant etc.)  waar CD het over had  kan ook gedrag of intelligentie zijn  is
gecodeerd in ons DNA.
Overerfelijkheid (DNA)
Genotype  al onze genen in DNA (in de celkern). Verdeeld over de chromosomen. Genen
coderen voor specifieke eiwitten (alles wat ons lichaam reguleert, enzymen etc). Genen bestaan
uit series van basenparen. Basenparen bestaan uit nucleotiden. Er zit een waterstofverbinding
tussen de basenparen. Basen  Thymine (T), Cytosine (C), Adenine (A) en Guanine (G). A-T en
G-C. Dubbelstrengsysteem  genetische informatie zit op een dubbele manier in het DNA. Bij
een deling gaan de strengen uit elkaar en worden ze gerepliceerd en komen ze weer bij elkaar.
PLAATJE MET NAMEN KENNEN P. 34.
Van alle chromosomen hebben wij er 2  het zijn allelen. Behalve het mannelijke
geslachtschromosoom, dat is alleen een Y.
Dominant allel  als één allel dit gen bevat uit het zich al in het fenotype.
Recessief allel  alleen fenotype toont de eigenschap als hetzelfde gen op beide allelen
aanwezig is.
Heterozygoot  2 verschillende allelen hebben.
Homozygoot 2 dezelfde allelen hebben.
Ogen zijn polygenetisch  ogen worden gedefinieerd door meer dan 1 gen.
Eigenschappen (fenotype) kan dus veranderen door kruising, maar DNA kan ook veranderen
door onder andere puntmutaties (verandering in een basenpaar, letaal/dodelijk in “coding”
DNA, groot deel DNA is “non coding”  zitten geen genen of cross-over (bij meiose  celdeling
die leidt tot onze gameten/voorplantingscellen).
P. 40 inclusief uitleg puntmutatie snappen.
Eiwitten zijn bouwstenen van ons lichaam.
Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren.
Allel is combinatie van aminozuren met nucleotidenreeks. Nucleotidenreeks bestaat uit triplets.
Wild type allel is ongemuteerd.
Stille puntmutaties  aminozuren blijven hetzelfde, ondanks 1 verandering in
nucleotidenreeks.
Eiwit functioneert niet of gaat zich anders gedragen:
Missense puntmutaties  1 aminozuur veranderd, door 1 verandering in nucleotidenreeks.
Nonsense puntmutaties  eiwit wordt halverwege gestopt door verandering van nucleotiden
die tot stopcodon leiden.
Frameshift  reeks aminozuren veranderd omdat basen allemaal een plek opschuiven, oorzaak
is dat 1 nucleotide eruit valt.
Puntmutaties kunnen toevallig ontstaan. Leidt tot veranderingen in je eiwitten en daarmee de
opbouw van je cellen  leidt tot andere eigenschappen.
Meiose  een cel verdubbelt zich en gaat dan 2x delen. Er ontstaan 4 losse cellen. Bij cross-
over heeft er tijdens de deling een uitwisseling van een stukje chromosomen plaatsgevonden.
In voorplantingscellen komen andere allelen. Genen worden anders. Leidt tot verschillende
eigenschappen. Genotype wordt anders die naar nieuwe fenotypes leiden.
Selectie/erfelijkheid

, Selectie vanuit de evolutie gebeurt op eigenschappen  op het fenotype (de adaptieve waarde
in een omgeving/habitat). Het genotype is de basis voor het fenotype. Mutaties en dergelijke
veroorzaken toevallige variatie, door selectiedruk maakt dit natuurlijke selectie mogelijk.
Vergelijken homologie en convergentie  veel van onze structuren zijn vergelijkbaar met die
van andere vertebraten (gewervelde dieren). Nu anders van vorm door aanpassingen aan
leefomstandigheden  homologie  structuren hebben een gezamenlijke oorsprong.
Geldt dit ook voor onze cognitie?  Is moeilijk vast te stellen. Homologieën zijn gevonden in de
hersenen van zoogdieren  door gebruik van verschillende stimuli en elektrofysiologische
afleidingen konden vergelijkbare structuren worden gevonden. Vergelijkende analyse van de
visuele velden en verbindingen in verschillende takken apen (en andere). Dit hoeft niet altijd
het geval te zijn.
Convergente evolutie is algemeen  verschillende oplossingen worden gevonden voor
dezelfde problemen (of selectiedruk  mogelijkheden die de natuur heeft om ons een
bepaalde kant op te drukken). Voorbeeld  probleem is kunnen vliegen, oplossingen zijn
verschillende soorten vleugels. Verschillende homologieën!
Hoef je niet te weten  PAX-6/eyeless gen zorgt dat het oog zich start zich te ontwikkelen in
beide (meerdere) soorten  erg goed geconserveerd (genetisch zeer vergelijkbaar) bij de mens
en een type insect (drosophila). Als het gen wordt aangezet op een verkeerd moment in de
(embryonale) ontwikkeling kan het voor ogen op vreemde plaatsen zorgen.
Homologie gaat meestal over fenotype maar kan ook over genotype gaan.

ICW H8 D3 Evolutionary Approach
Problemen met vergelijken
- Evolutie vs Scala Naturae
Scala Naturae  in het Christendom in de Middeleeuwen uitgewerkt  gebaseerd op ideeën
van Aristoteles (Grieken)  ladder van evolutie  god (immaterieel bedenker van alles)
bovenaan, dan engelen (immaterieel), mensen, dieren, planten en onderaan mineralen.
Ramon Lull’s Ladder of Ascent and Descent of the Mind p. 55
Veel mensen denken, dat als wij denken over evolutie, dat wij de piek van de evolutie zijn. Dit is
verkeerd! Is een doelgerichte theorie (de mens is het doel)! Mensen denken dit omdat wij
intelligent zijn, cultuur hebben en taal hebben. We leven niet in een continuüm  een
doorgaande lineaire evolutie, doelgerichte evolutie.
Nu denken we niet aan een doelgerichte evolutie. We denken nu aan een tree of life  vanuit
een oerorganisme zijn alle andere organismen ontstaan. Het ene organisme is niet minder dan
de andere, maar is aangepast op een bepaalde manier zodat hij zich kan voortplanten.
Valkuilen van de oversimplificering en popularisatie  de (impliciete) aanname van
doelgerichte, lineaire evolutie. Hiermee stel je vaak hypotheses op die maar één uitkomst
kunnen hebben.
Voorbeeld  intelligentie kun je meten met testen die toegesneden zijn op mensen 
antropomorfe benadering en selffulfilling proficy. Het hangt erg af van de definitie van
intelligentie. Voorbeeld  sporters zijn intelligent op het veld maar niet mathematisch.
Voorbeeld  paard Kluger Hans (slimme hans)  Herr Von Osten had een paard die hij via een
voetcode rekensommen liet oplossen. Experiment psycholoog Oskar Pfungst liet paard Hans
oogkleppen op doen en toen lukten de rekensommen niet meer. Hans kon kleine signalen van

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller charlottehommes. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.85. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67866 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.85
  • (0)
  Add to cart