Hoe komen de modules samen: Facultatieve les aantekeningen
Pi-as = inflatie as
Al het beleid dat de overheid doet om te produceren is een structuurbeleid
Hoe meer geld beschikbaar, hoe meer consumptie
Herkennen beleid dat wordt voorgesteld doet de overheid dat om de structuur te
verbeteren of de vraag te beïnvloeden.
Structuurinvestering: Verbeterde factorproductiviteit Y =Af(K, L)
Geldhoeveelheid neemt toe want de ECB verlaagd rente " maatschappelijke
geldhoeveelheid vergroot " aanbod geld omhoog " prijs aanbodmarkt omlaag "
bedrijven meer investeren " meer productie op de goederenmarkt.
H1 – DE CONJUCTUURBEWEGING
§1 economische conjunctuur (= vraag naar spullen (korte termijn))
Conjunctuurlijn/golf: Boven de x-as = groei in economie (= hoogconjunctuur)
Onder de x-as = krimp in economie (=laagconjunctuur)
Recessie = twee kwartalen krimp
Depressie = drie kwartalen krimp
Beweging van deze lijn = conjunctuurbeweging
Alles wat de conjunctuurbeweging beïnvloed zit in de formule Y = C + I + O + E –
M.
Multiplier
Langetermijngroeipad = gestage groei van arbeidsaanbod, ingezette kapitaal en
totale factorproductiviteit.
Trendmatige groei = gemiddelde groei van het reële nationaal inkomen over een
lange periode. Als deze groei een tijdje hoger is dan het gemiddelde zitten we in
een hoogconjunctuur.
Conjunctuur op korte termijn voorspellen: voorlopende conjunctuurindicatoren =
aanwijzingen voor veranderingen van de conjunctuur (zoals daling werkloosheid,
consumenten- en producentenvertrouwen) Hiermee kan je de economie
voorspellen.
Achterlopende conjunctuurindicatoren = indicatoren die pas reageren op
veranderingen na een langere tijd (bijv. werknemers worden pas ontslagen als
het echt slecht gaat met de economie " werkloosheid). Hiermee kan je gevolgen
van beleid zien.
§2 prijsrigiditeit en loonstarheid
(Beredeneervraag met effect: bijv. economische groei/inflatie/buitenland. Met
begrippen)
Starheid/ Prijsrigiditeit = prijzen passen zich op korte termijn niet aan op
omstandigheden (korte termijn meer produceren " als de vraag zich blijft
aanhouden zal de prijs veranderen)
Redenen dat prijzen star zijn:
1) Sociale norm: door kostenstijging zijn aanbieders sneller geneigd hun
prijzen te verhogen terwijl aanbieders minder geneigd zijn prijzen aan te
passen om woekerwinsten (extra winst) te behalen.
2) Winstmaximalisatie: door prijsrigiditeit is het lastig te bepalen welke prijs
de winst maximaliseert.
3) Loonstarheid: productiekosten kunnen niet snel worden aangepast.
Afgesproken prijzen.
, 4) Geldillusie: de waarde van euro’s verwarren met de koopkracht. De
werknemer kan een loonverhoging van 2% krijgen maar de inflatie is 3%
dus die loonverhoging is van kleine waarde.
Kortetermijnafwijkingen langetermijngroeipad:
- Prijsrigiditeit: korte termijn vraag en aanbod sluiten niet goed op elkaar
aan.
§3 hoogconjuctuur en laagconjuctuur
Economie op langetermijngroeipad: alle productiefactoren optimaal gebruikt
waarbij alle markten in evenwicht zijn = potentiële productie (Y*) (productie = Y)
Verschil tussen Y en Y* (berekenen door n-o/o x 100%) = output gap
- Positief = productie is hoger dan normaal (overwerken)
- Negatief = productie kan hoger
- 0% = Potentiële productie
Kenmerken hoogconjunctuur:
Positieve output gap (boven langetermijngemiddelde)
Hoog consumentenvertrouwen
Hoog producentenvertrouwen: veel investeringen en winst
(Vraag naar producten " hogere productie ") veel vraag naar arbeid
Hoge rente: veel vraag naar leningen (nodig om te investeren)
Inflatie: stijgende prijzen, bestedingsinflatie
Overheidsoverschot (begrotingsoverschot):
winstbelastingenontvangsten hoog, weinig werkloosheid voorzieningen
nodig
Tekort lopende rekening: meer import
Kapitaal- of arbeidstekort
Kenmerken laagconjunctuur:
Negatieve output gap
Laag producentenvertrouwen: weinig investeringen
Ruime arbeidsmarkt: meer werkloosheid
Deflatie: dalende prijzen
Lage rente: weinig vraag naar leningen om te investeren
Overheidstekort: minder belastingontvangsten dan normaal, meer
uitgaven
Laag consumentenvertrouwen
- Structurele werkloosheid: structuurkenmerken van de economie hebben
invloed op de werkloosheid. Bijv. het niet op elkaar aansluiten van vraag
en aanbod. Te maken met de aanbodzijde van de economie. (Bedrijven op
plekken waar het niet nodig is)
- Natuurlijke werkloosheid: structurele werkloosheid bij een economie die
potentieel produceert met een constante inflatie.
- Frictiewerkloosheid: minder dan een half jaar zoekproces naar een baan
- Conjuncturele werkloosheid: komt alleen voor in een laagconjunctuur door
een negatieve output gap. Productie is laag dus de vraag naar arbeid
verminderd.
- Seizoenswerkloosheid: werkloosheid alleen in een seizoen (door bijv.
vakantie)
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller merlotfaber. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.01. You're not tied to anything after your purchase.