Samenvatting van het leerboek 'Recht en Interpretatie: een korte uitleg' door Mr. O.A.P. van der Roest. Het betreft een samenvatting van alle belangrijke aspecten uit de hoofdstukken 1 t/m 9 (gehele leerboek). Dit staat gelijk aan de voorgeschreven stof voor het vak Rechtsvinding en Rechtsvorming (...
Recht & Interpretatie: Een korte uitleg.
door Mr. O.A.P. van der Roest. (tweede druk. Paris 2016)
Hoofdstuk 1 Rechtshistorie in een notendop
Koningstijd
Volgens oude geschriften is de stad Rome in 753 v.Chr. gesticht door de twee broers
Romulus en Remus. Romulus werd uiteindelijk koning en kreeg de absolute macht over
het imperium. Daaronder wordt verstaan de wetgevende, uitvoerende en
rechtsprekende macht.
De koning was op grond van het imperium bevoegd om wettelijke maatregelen, een
zogenaamd edict (edictum), uit te vaardigen. Daarnaast was de koning voorzitter van de
volksvergadering. Ook de volksvergadering was bevoegd om op voorstel van de koning
een wet (lex1) vast te stellen.
Verder werd de koning bij de uitoefening van zijn macht geadviseerd door een
adviesraad (senaat). In deze senaat zaten de hoofden van de Romeinse families.2
Republiek
Vanaf 510 v.Chr. ontstond de Romeinse republiek waarbij het imperium niet meer door
één persoon voor het leven werd uitgeoefend. Dit gebeurde voortaan door twee
zogenoemde consuls. De consuls werden voor één jaar door de volksvergadering
gekozen en hadden beiden de volledige wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende
macht over het imperium. De consuls vaardigden edicta uit en de volksvergadering
leges. Omdat de leges voorrang hadden op de edicta, had de volksvergadering meer
macht op het gebied van wetgeving dan de consuls.
De patriciërs, leden van de oude Romeinse families, hadden destijds nog steeds het
lidmaatschap van de senaat. Tegenover deze patriciërs stonden de plebejers. Dit waren
inwoners van Rome die niet in de senaat waren vertegenwoordigd. Zij kregen invloed
middels een volkstribuun. Dit ambt had de bevoegdheid om besluiten van de patriciërs
te verbieden.3
Omdat het volk hun eigen rechten niet kenden en omdat patricische priesters hen
berechtten op grond van ongeschreven recht, bestond de behoefte aan rechtszekerheid.
Dit kon worden bereikt door het bestaande ongeschreven recht te codificeren.
Kenmerkend voor codificatie is dat de overheid gezag uitoefent over haar onderdanen
door het recht op schrift te stellen, terwijl aan de codificatie exclusieve gelding wordt
verleend (enige volledige recht).
Uiteindelijk werden in 450 v.Chr. de ongeschreven regels gecodificeerd en gepubliceerd
op de markt. Omdat de uitleg van deze regels niet werd bekendgemaakt aan het volk,
leefde er alsnog een grote mate van rechtsonzekerheid. Pas in 304 v.Chr. kwam aan deze
rechtsonzekerheid een einde, doordat de uitleg in het geheim werd bekendgemaakt.
Geconcludeerd kan worden dat de bekendheid van de interpretatie van de wettekst
1
Meervoud van lex is leges.
2
De nakomelingen van deze families werden patriciërs genoemd.
3
Vetorecht.
,minstens zo belangrijk is om rechtszekerheid te kunnen waarborgen, als het vastleggen
van de regels zelf.
Keizertijd
Na het verstrijken van vele bewogen jaren waarin de macht van de republiek (het
imperium en het vetorecht van het volkstribuun) in handen kwam van een keizer, werd
het Romeinse Rijk na erfopvolging gesplitst in het Oost-Romeinse Rijk en het West-
Romeinse Rijk.
Een belangrijke Romeinse keizer in het Oost-Romeinse Rijk was keizer Justinianus. Hij
zorgde destijds voor de codificatie van het geldende privaatrecht in een wetboek. De
zogenoemde Codex Justinianus.
Het westelijke gedeelte van het Romeinse Rijk kwam na de dood van Justinianus in 565
n.Chr. tot een einde. Dit kwam doordat Germaanse stammen het rijk binnenvielen. Ook
het Oost-Romeinse Rijk kwam tot een einde in 1453 doordat sultan Mehmed II de
hoofdstad Constantinopel veroverde.
In het oostelijke deel van het Romeinse Rijk werd de wetgeving van Justinianus nog
eeuwenlang gebruikt. Deze omvatte naast de Codex Justinianus ook de Digesten4,
Instituten5 en Novellen6 en vormden tezamen de gehele codificatie van Justinianus en
hadden kracht van wet gekregen.
Middeleeuwen
Na het einde van het Romeinse Rijk werd in Bologna (West-Europa) in de Middeleeuwen
in ongeveer 1090 les gegeven in het Romeinse recht. Hierdoor was de Middeleeuwen de
receptie7. Dat betekent dat het Romeins recht opnieuw zijn introductie kreeg zoals was
opgeschreven in de Codex Justinianus. Deze aandacht en codificatie van het Romeins
recht in Bologna verspreidde zich snel naar andere onderwijsinstellingen. Dit was
bijzonder in deze tijd omdat in de Middeleeuwen het Romeinse recht niet in de praktijk
werd toegepast. Er gold in de Middeleeuwen alleen het lokaal gewoonterecht8 en binnen
Europa bestond geen eenheid van recht.
Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
De Republiek was een samenwerking van onafhankelijk staten (statenbond). De
soevereiniteit lag bij de staten van de zeven gewesten. Binnen de gewesten van de
Republiek was er geen rechtseenheid omdat lokaal gewoonterecht werd toegepast.
Tóch bestond er in de statenbond wel rechtseenheid voor wat betreft het Romeinse
recht. In de gewesten was ruimte voor de toepassing van het Romeinse recht. Als het
lokale recht geen antwoord gaf op de rechtsvraag, wendde de rechter zich voor een
oplossing tot het Romeinse recht9. Omdat juristen destijds vooral over Romeins recht
leerden en het lokale recht tijdens de opleiding vaak buiten beschouwing werd gelaten,
4
Verzameling uit werken van klassieke Romeinse juristen.
5
Een leerboek voor destijds eerstejaarsstudenten.
6
Nieuwe uitgevaardigde keizerlijke wetten.
7
Opnemen van Romeins recht in het eigen rechtstelsel.
8
Gewoonterecht is recht dat geleidelijk en onbewust is ontstaan.
9
Romeins recht gold dus als gemeenschappelijk en subsidiair recht.
, ontstond de tendens dat de Romeinsrechtelijk opgeleide rechters een regel van het
lokale recht restrictief (beperkt) uitlegden. Hierdoor oordeelden de rechters in veel
gevallen dat het lokale recht geen oplossing bood voor de aan hen voorgelegde
rechtsvragen.
Ook kwam het voor dat rechters redeneerden dat Romeins recht door de gewoonte
rechtskracht had gekregen. Dit gebeurde wanneer het Romeinse recht niet in een lokale
wet was terug te vinden. Als iemand zich dan beriep op lokaal gewoonterecht dat afweek
van het Romeinse recht, moest hij eerst het bestaan van het lokaal gewoonterecht
bewijzen. Dit was lastig omdat lokaal gewoonterecht veelal niet opgeschreven was. Door
deze rechterlijke redeneringen kwam het Romeins recht vaak alsnog op de eerste plaats.
Bataafse Republiek en Koninkrijk Holland
Na de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden werd met steun van de Fransen de
Bataafse Republiek gesticht. Deze werd gevormd naar voorbeeld en met militaire steun
van de Franse Republiek. Keizer Napoleon voerde uiteindelijk in Holland een monarchie
in, met zijn broer Lodewijk als monarch. Napoleon was ontevreden en dwong Lodewijk
tot aftreden. In 1810 werd het Koninkrijk Holland ingelijfd bij het Franse keizerrijk. In
1811 werd bepaald dat alle Franse wetten in het voormalig Koninkrijk Holland zouden
gelden.10 Vlak daarna eindigde de Franse tijd en werd Napoleon verslagen. Besloten
werd om de Franse wetboeken tot aan de invoering van Nederlandse wetboeken van
kracht te laten blijven.
Koninkrijk der Nederlanden
Pas in 1838 heeft het Burgerlijk Wetboek in Nederland kracht van wet gekregen. Het
Burgerlijk Wetboek van 1838 was voor het overgrote deel gebaseerd op de Code Civil,
die zijn grondslag weer vindt in het Romeinse recht, en bleef tot 1970 geldend. De Code
pénal bleef tot de invoering van het Wetboek van Strafrecht in 1886 van kracht.
Het bestuursrecht ontwikkelde zich vanaf het einde van de negentiende eeuw en er
werden tal van bestuursrechtelijke wetten ingevoerd. De Grondwet van 1887 bevatte
een artikel waarin de invoering van bestuursrechtelijke rechtspraak mogelijk werd
gemaakt. In de twintigste eeuw is het bestuursrecht uitgegroeid tot een uitgebreid
rechtsgebied.
Paul Scholten stelt de vraag of alle wetten die rechtskracht hebben gekregen in
Nederland voor de burgers wel voldoende duidelijk zijn en schrijft daarover dat de taal
het middel bij uitnemendheid is, waardoor de mensen met elkaar in betrekking treden
(taalkundige interpretatie).
Hoofdstuk 2 Goddelijk recht en natuurrecht in vogelvlucht
2.1. Het goddelijk recht of klassiek natuurrecht
Goddelijk recht (klassiek natuurrecht)
Goddelijk recht kan ook worden aangeduid als klassiek natuurrecht. De term klassiek
natuurrecht wordt gebruikt ter onderscheiding van het natuurrecht zoals later wordt
10
Code Civil (Burgerlijk Wetboek, de Code pénal (Wetboek van Strafrecht) en de Code de commerce (Wetboek
van Koophandel)).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller grens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.87. You're not tied to anything after your purchase.