100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Testtheorie samenvatting boek 'inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen' $6.33
Add to cart

Summary

Testtheorie samenvatting boek 'inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen'

 14 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting van de hoofdstukken 2 t/m 9 van het boek 'inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen' voor het vak Testtheorie.

Preview 4 out of 45  pages

  • No
  • Hoofdstuk 2 t/m 9
  • May 5, 2023
  • 45
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
SAMENVATTING ‘INLEIDING
IN DE THEORIE VAN DE
PSYCHOLOGISCHE TEST EN
ZIJN TOEPASSINGEN’




Testtheorie (PABA2056)

,HOOFDSTUK 2
2.1.1 Onderdelen van een test
 Het testmateriaal varieert sterk met de soort van de test
 Op de testformulieren worden de antwoorden, reacties of gedragsgegevens verzameld, die vervolgens
het materiaal vormen waaruit de interpretaties of conclusies worden afgeleid
- Schriftelijke vaardigheidstests  aparte antwoordformulieren
- Persoonlijkheidsvragenlijsten  vragen en antwoordmogelijkheden op één formulier
- Observatietest  antwoordformulier wordt ingevuld door de testleider
 Testhandleiding
1. Exacte testinstructie
o Bespreking procedure, condities, uitleg, proefopgaven, volgorde, responstijden
2. Verwerkingsprocedure
o Richtlijnen voor toekenning numerieke scores met behulp van sleutels van opgaven
3. Normtabellen
o Numerieke testscores tegen de achtergrond van de prestaties van anderen
4. Wetenschappelijke kwaliteiten
o Indicatie voor betrouwbaarheid van de test

2.1.2 De eerste omschrijving
Doel testonderzoek  doen van een uitspraak die een voorspelling, classificatie of beschrijving m.b.t. het
onderzochte individu behelst t.o.v. anderen. De uitspraak is impliciet betrokken op de referentiegroep.

Psychologische test = een systematisch onderzoek van gedrag m.b.v. speciaal geselecteerde vragen of opgaven,
met de bedoeling inzicht te krijgen in een psychologisch kenmerk van de onderzochte in vergelijking met
anderen

2.1.3 Kenmerken van een test
Zes kenmerken waarop een goede test in het voordeel is t.o.v. het voorwetenschappelijke oordeel
 Efficiëntie
- Intelligentie is eerder een soort ‘bijproduct’ en komt daardoor meestal niet volledig tot haar recht.
De schatting van intelligentie is daardoor inexact en arbitrair. Hiertegenover staat de
intelligentietest, die speciaal is samengesteld om een schatting te krijgen van intelligentie.
 Standaardisatie
- Voorwaarden voor de vergelijkbaarheid van testprestaties
- Gelijke omstandigheden  situatie (condities en invloeden) standaardiseren
 Normering
- Voorwaarden voor de vergelijkbaarheid van testprestaties
- Exactheid stelt de beoordelaar in staat kleinere verschillen vast te stellen
- Rangorde vaststellen van zeer goed tot zeer slechte prestaties  eenvoudigste manier normeren
- Normaalverdeling
o Met behulp van statistische toetsten vaststellen of een verdeling redelijk is
o Geschikte gemiddelde en standaarddeviatie kiezen  ‘handige’ schaal verkrijgen
- Beschikbaarheid van normen is een noodzakelijke voorwaarde
 Objectiviteit
- Onafhankelijkheid van storende invloeden vanuit de persoon van de beoordelaar/interpretator
- Twee gevolgen
o Het moet niet uitmaken wie de beoordelaar is
o Het impliceert openheid en reproduceerbaarheid
- Objectief onderzoek vereist controleerbaarheid, repliceerbaarheid en mogelijkheden tot
verificatie van gedachtegang
- Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid = mate van objectiviteit/overeenstemming
o Spearmans rangcorrelatie
o Kendalls tau
- Indien beoordelingen niet alleen een rangorde vormen, maar de afstanden tussen de plaatsen ook
een betekenis hebben, kan product-momentcorrelatie de mate van overeenstemming uitdrukken

, De beoordelaars zijn het 8 keer met elkaar eens dat
iemand D heeft, 7 keer dat iemand C heeft en 10 keer dat
iemand N heeft. Ze zijn het 25 keer met elkaar eens,
oftewel in 25/40 x 100 = 62.5% van de gevallen. De kans
(P0) is ook we 0.625

- Statistische onafhankelijkheid = aantallen in de tabel hangen alleen af van verdelingen van A en B
o D = 12 x 12/40 = 3.6
o C = 16 x 12/40 = 4.8
o N =12 x 16/40 = 4.8

=toevalskans (Pt)


- Mate van overeenstemming (Cohens kappa) =

 Betrouwbaarheid
- Als er tussen twee metingen weinig verschillen zitten, spreken we van betrouwbaarheid
- Meting en herhaling vinden onder dezelfde condities plaats
- Toeval  oncontroleerbaar
- Psychologische tests zijn minder betrouwbaar dan fysiologische tests, omdat het niet eenvoudig
en vaak onmogelijk is om twee onafhankelijke metingen te verkrijgen
 Validiteit
- Kwestie of indicaties juist zijn
- De betekenis van een testprestatie moet empirisch geverifieerd zijn

2.2.1 meetniveaus en toegestane operaties
Meten = zodra getallen volgens een consistente procedure aan objecten worden toegekend

Vier schalen
 Nominaal
- Categorieën
- Cohens kappa berekenen mogelijk
 Ordinaal
- Rangorde  altijd sprake van ‘meer of minder’
- Ongelijkheidsrestricties berekenen mogelijk
 Interval
- Gelijke afstand tussen getallen (ook bij transformaties)
- Geen absoluut nulpunt
 Ratio
- Gelijke afstand tussen getallen
- Wel een absoluut nulpunt
- Alle rekenkundige bewerkingen toegestaan

Schaaltypes wijzen ons erop welke bewerkingen we wel en niet mogen doen.

2.2.2 Opvattingen over meten
De meting van lengte is geen goed ‘model’ voor de meting van de meeste andere eigenschappen, fysische noch
psychologische.

Operationalisme zorgde ervoor dat het meten in de psychologie verdween, omdat van theorievorming en
kennisvorming nauwelijks sprake was. Wel werd de psychologie verlost van het lastige probleem van het meten
volgen ‘fysisch model’.

Transitief redeneren = ‘stok A is langer dan stok B en deze is langer dan stok C, dus stok A is langer dan stok C’
 Drie concurreerden theorieën

, - Piaget
- Informatieverwerkingstheorie
- ‘Fuzzy trace’-theorie

2.2.3 De gangbare procedure voor het meten van psychologische eigenschappen
Psychologische eigenschappen die worden ondersteund door theorieën
 Intelligentie
- Intelligentie is niet hetgeen wat de test meet, maar de test is een poging om van deze eigenschap
een schatting te maken
 Transitief redeneren
 Neuroticisme
 Extraversie

Het toekennen van scores is nog geen ‘meten’. Het gaat hierbij om het direct constateren van het aantal items
‘goed’ of ‘fout’ etc. Je kan pas van meten spreken als vanuit dit getelde aantal een conclusie volgt over de
eigenschap.

Stappen om te komen tot een meting
 Identificatie van de te meten eigenschap
- Vaststellen van theorie
- Intelligentie volgens:
o Spearman  g-factor en specifieke factoren
o Thurstone  zevental groepsfactoren
o Guilford  drie hoofddimensies
- Eigenschappen met een beperkte theorievorming zijn bijvoorbeeld creativiteit, leiderschap en
sociale intelligentie
o Definitieproblemen
o Zelden waarneembaar gedrag
o Lastig om proeven te bedenken
 Operationalisering van de eigenschap
- Specificatie van de operaties die nodig zijn om de eigenschap te meten
o Het domein van gedragingen wordt gedefinieerd die typisch zijn voor de eigenschap
o Afstemmen van stimuli die aan proefpersonen kunnen worden gepresenteerd om
reacties uit te lokken die een indicatie geven van de eigenschap  items
 Uitspraken
 Taken
 Vragen
 Onderzoek en kwantificering van reacties
- Reacties zijn in eerste instantie kwalitatief; personen formuleren hun antwoorden verbaal of laten
bepaalde gedragingen zien
- Reacties in de hogere categorie krijgen een hogere numerieke waarde
 Terugkoppeling naar de theorie
- Nomologische netwerk = theorie ter verklaring van de waarneembare verschijnselen waarbinnen
de gemeten eigenschap een plaats heeft
- Klassieke testtheorie  nadruk op betrouwbaarheid
- Item-responstheorie  nadruk op hoe de testprestatie tot stand komt
- ‘Representational measurement’  er is alleen sprake van meting als de formele relaties tussen
meetwaarden overeenkomen met de relaties die er in de empirie bestaan tussen de ‘objecten’
waarover de meetwaarden iets zeggen
o ‘Als Jan een hogere testscore heeft dan Piet op een test voor ruimtelijk inzicht dan moet er
in de empirie een aantoonbare relatie bestaan tussen het ruimtelijk inzicht van Jan en
Piet, zodat geconcludeerd kan worden dat Jan een hoger niveau heeft dan Piet’
- Een directe waarneming van eigenschappen en relaties wordt in de psychologie zelden
aangetroffen. Men gaat er van uit dat eigenschappen een hypothetisch begrip zijn en dus per
definitie niet direct waarneembaar zijn.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mkoops. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.33. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53920 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.33
  • (0)
Add to cart
Added