Dit is een uitgebreide samenvatting met de belangrijkste begrippen die je nodig zal hebben bij het maken van je aardrijkskunde examen. De samenvatting is erg overzichtelijk en het bevat benodigde plaatjes.
Stroomgebied= verzamelgebied van een rivier waarbinnen alle neerslag en grondwater via de
zijrivieren in de hoofdrivier stromen
Waterscheiding= grens tussen stroomgebieden, die gevormd wordt door gebergten of andere
verhogingen in landschap
Stroomstelsel= geheel van de hoofdrivier met al zijn zijrivieren
Lengteprofiel= de doorsnede van een rivier vanaf de bron tot de monding:
Bovenloop= hoog in de bergen, waar rivier ontspringt, groot hoogteverschil -> hoge
stroomsnelheid + erosie
Middenloop= middelste deel waar de rivier door een dal loopt waar hij zich heeft
ingesneden
Benedenloop= dichtbij monding, rivier loopt door riviervlakte, stroomsnelheid laag -> veel
sedimentatie
Verschillende rivieren:
Gletsjerrivier= gevoed met smeltwater, dat vooral vrijkomt in het voorjaar, wanneer
gletsjers afsmelten
Regenrivier= gevoed met regen, hoge waterafvoer in natte maanden, Maas
Gemengde rivier= deel smeltwater, deel regenwater, Rijn
Regiem= schommelingen in de waterafvoer van een rivier gedurende een jaar
Debiet= totale hoeveelheid water die een rivier afvoert op een bepaalde plek per tijdseenheid
Dit kan allebei veranderen:
Natte jaren= debiet groter
Gebied met veel neerslag= regiem heel onregelmatig
Piekafvoer= hoge afvoer van een rivier
Verval= hoogteverschil tussen twee punten langs een rivier
Verhang= gemiddelde verval per km (verval/afstand)
Neerlsagregiem= verdeling van hoeveelheid neerslag over een bepaalde periode
Gevolgen van klimaatverandering voor Nederland:
Winters warmer + natter
Neerslag toename van 6-12 %
Perioden met extreem warme + droge zomers + watertekorten
Meer neerslag
Neerslag onregelmatiger
Wateroverlast (overstromingen)
, 4.2
Winterdijk= hoge dijk, wat verder van de rivier af gelegen
Binnendijks gebied= gebied dat aan de kust door primaire waterkeringen wordt beschermd en
langs de rivieren door winterdijken
Uiterwaard= gebied tussen de rivier en de winterdijk dat overstroomt, wanneer de rivier buiten
zijn oevers treedt (als er geen water in staat, loopt er vee)
Buitendijks gebied= gebied dat zeewaarts of rivierwaarts ligt en niet door primaire
waterkeringen of winterdijken wordt beschermd
Zomerdijk= lage dijk, dicht bij de rivier
Zomerbed= bedding waar de rivier ’s zomers doorheen stroomt zomerbed
Dwarsprofiel= dwarsdoorsnede van de rivier. In Nederland bestaat deze bij een bedijkte rivier
uit: winterdijk, uiterwaard, zomerdijk, rivier, zomerdijk, uiterwaard en winterdijk
Kanalisatie= het nemen van maatregelen gericht op het reguleren van het waterpeil in een rivier
d.m.v. stuwen en sluizen
Kribben= dammen loodrecht op de rivieroever die moeten voorkomen dat de oever in elkaar
zakt en die er tevens voor zorgen dat het meeste water in het midden van de rivier blijft stromen
(verbeteren bevaarbaarheid, buitenbochten blijven tegen erosie beschermt, stroomgeul blijft
diep genoeg voor scheepvaart.)
Stuw= vaste of regelbare dam in de rivier voor het handhaven van het waterpeil en het regelen
van de wateraanvoer
Ontbossing= verdwijnen van bos door mensen
Verstening= door toegenomen verstedelijking neemt het oppervlak van straten en wegen toe
Gevolg:
Vertragingstijd= hoeveelheid tijd die water nodig heeft om na een regenbui in de rivier te
komen, word korter (hangt af van ondergrond en vegetatie)
Nu stromen rivieren bij hoge waterstanden nog door het winterbed, zand en klei worden
gesedimenteerd in uiterwaarden en bedding -> komen hoger te liggen -> waterbergend
vermogen van rivier neemt af
Na dijkdoorbraken werd er gebruik gemaakt van:
Dijkverzwaring= versteviging en verhoging van de dijken om het achterland beter te
beschermen
Noodoverloopgebieden= omdijkt gebied dat in noodsituaties wordt gebruikt om water
tijdelijk te bergen (in winterdijk een soort verlaging in de dijk waardoor het bij hoge
waterstand uit de rivier kon wegstromen naar een omdijkt stuk land)
Waterkering= een dijk, dam of duin die het water tegenhoudt
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mweeldenburg. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.74. You're not tied to anything after your purchase.