100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Vastgoedmarkten $6.71   Add to cart

Summary

Samenvatting Vastgoedmarkten

1 review
 22 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting Vastgoedmarkten VM1, college sheets, aantekeningen en boekstof

Preview 4 out of 43  pages

  • May 9, 2023
  • 43
  • 2022/2023
  • Summary

1  review

review-writer-avatar

By: kimsouilljee • 11 months ago

avatar-seller
Samenvatting hoorcollege 1:
Aantekeningen en PowerPoint

Met vastgoed wordt een object aangeduid.

Met vastgoedmarkten wordt het totale vraag en aanbod van goederen bedoeld. Het resultaat van
marktwerking is prijsvorming van het goed.

De vastgoedmarkt bestaat niet, er zijn allemaal vastgoeddeelmarkten.



Inleidende begrippen in de economie:

Economie = keuzes maken tussen schaarse middelen

Doel: Maximale behoeftebevrediging (behoefte zijn in principe oneindig)

Probleem: Beperkte middelen. Schaarste heeft hier mee te maken  spanning tussen behoefte
enerzijds en de beschikbare middelen anderzijds. De beschikbare middelen zijn
schaars en alternatief aanwendbaar.

Gevolg: Nutsmaximalisatie  Met beschikbare middelen trachten maximaal nut (behoeftes)
te bereiken door het maken van keuzes. Bij bedrijven spreken we van
winstmaximalisatie.

Welvaart is de mate waarin de spanning tussen behoefte en beperkte middelen is opgeheven. Op
het moment dat mensen over veel goederen en diensten beschikken om hun behoeften te
bevredigen is er sprake van een hoge welvaart.

Behoefte is het menselijke verlangen waaraan voldaan wordt door de beschikking over schaarse
goederen en diensten. Behoeftes zijn in principe oneindig. We onderscheiden behoeftes in een
aantal categorieën:

 Primaire versus secundaire behoeften. Primaire behoeften zijn eerste levensbehoeftes.
Secundaire behoeften zijn behoefte aan goederen die niet noodzakelijk zijn (reis).
 Stoffelijke versus onstoffelijke behoeften. Dus behoefte aan tastbare en immateriële
goederen.
 Individuele versus collectieve behoeften. Individuele behoeften zijn de behoeften van een
individuele consument, die hij ook zelf kan invullen. Commerciële bedrijven zijn bevrediging
gever. Collectieve behoeften zijn behoefte die iedereen heeft maar die hij niet individueel
kan invullen (leger, wegen). De collectieve sector is meestal degene die hierin bevrediging
voorziet.
(De collectieve sector bestaat uit het Rijk, lagere overheden en de sociale zekerheids-
instellingen.)

Inkomen is de stroom van verworven koopkracht zonder in te teren. De categorale
inkomensverdeling (/de vier productiefactoren/BBP):

1. Kapitaal  rente/huur
2. Arbeid  loon
3. Natuur  pacht
4. Ondernemerschap  winst

,De primaire inkomens zijn de inkomens verdiend in het productieproces. Onder primaire inkomens
vallen ook dividenden en rente.

De secundaire inkomens zijn de primaire inkomens min premies en belastingen plus eventuele
uitkeringen. Oftewel het inkomen nadat de overheid zich ermee heeft bemoeid.

De personele inkomensverdeling is de manier waarop het totale verdiende inkomen in een land is
verdeeld over de bevolking. Dit wordt geïllustreerd in een Lorenzcurve.

Het tertiair inkomen is secundair inkomen verminderd met belasting die betaald wordt op de
aankoop van goederen en vermeerderd met het bedrag dat je ‘krijgt’ omdat sommige goederen
gesubsidieerd zijn. Denk aan kinderbijslag en onroerendgoedbelasting.

Nivelleren  verkleinen van de inkomensverschillen (door inkomensbelasting / subsidies)

Denivelleren  vergroten van de inkomensverschillen

Modaal inkomen  het meest voorkomende inkomen (‘Jan Modaal’)

Nominaal inkomen  het inkomen in absolute waarde (bijv €2.200,-)

Reëel inkomen  het inkomen uitgedrukt in de hoeveelheid goederen die hiermee gekocht kunnen
worden (= koopkracht). De verandering van het inkomen gecorrigeerd voor de inflatie is de
verandering van de koopkracht

RIC = NIC/PIC * 100

Inkomen van de overheid zijn onder andere belastingen en premies betaald door volk.

Uitgaven van de overheid zijn collectieve behoeften, consumptie door overheid zelf en
inkomensvoorziening voor behoeftige (uitkeringen).

Productie is het geschikt maken van goederen en diensten voor gebruik. Dit produceren vindt plaats
bij bedrijven en de overheid, zij zijn de aanbieders. De vier klassieke productiefactoren kan de
aanbieder inzetten bij de productie. Deze vier opgeteld is het Bruto Binnenlands Product; één van de
belangrijkste manieren om de omvang van de economie te meten. (De overheid zelf produceert
niets voor het BBP (de overheid geeft immers bedrijven opdracht om wegen, dijken e.d. aan te
leggen). Het enige wat meetelt voor het BBP zijn de ambtenarensalarissen.)

Wanneer productiefactoren gezamenlijk worden ingezet is er sprake van produceren.

, In de macro-economie (
landelijk niveau of EU) zijn de bestedingen die van de gezinshuishoudingen, bedrijven en overheid.

Meso-economie  economische processen op het niveau van bedrijfstakken. Centraal staat hier de
concurrentie binnen de bedrijfstak.

Micro-economie  economische processen op het niveau van individuele bedrijven of
consumenten.

Vormen van economische orde:

- Centraal geleide planeconomie: Sterk aanwezige overheid.
- Vrijemarkteconomie: Overheid laat de markt z’n gang gaan en regelt alleen kerntaken.
- Georiënteerde markteconomie: Een midden tussen planeconomie en
vrijemarkteconomie. Overheid kan sturen in de markt door belastingheffing of
regelgeving.

CPB (Centraal Plan Bureau) geeft prognoses hoe het staat met de economische ontwikkeling van
Nederland.

Conjunctuur = Een meerjarige ontwikkeling van de economische activiteit van een land, afgemeten
aan de nationale productie (= BBP) van dat land. Het gaat hier dan om de aanbodzijde van de
economie. De afwisselende periodes van hoge en lage (of negatieve) groei van het BBP van de
economie in een land. Deze groei in productie wordt veroorzaakt door de totale bestedingen van
gezinshuishoudens, bedrijven en overheid (de vraagzijde). Conjunctuurgolf zichtbaar in een Juglar-
curve. De overheid kan kiezen welk conjunctuurbeleid ze voert.

, De stand van de economie kunnen we via factoren meetbaar maken. Er zijn binnenlandse en
buitenlandse indicatoren.

Binnenlandse indicatoren zijn o.m.:

1. Groei bruto binnenlands product
2. Conjuncturele situatie
3. Index consumentenvertrouwen
4. Ontwikkeling werkloosheid, lonen en arbeidsproductiviteit
5. Prijsontwikkeling / inflatie
6. Orderportefeuille bedrijven

Buitenlandse indicatoren zijn o.m.:

7. Renteontwikkelingen
8. Ontwikkeling export en import
9. Ontwikkeling wisselkoersen
10. Verloop van de dollarkoers
11. Ontwikkeling energieprijzen



De structuur van de economie heeft te maken met ontwikkelingen in de aanbodzijde van de
economie. Aanbodzijde van de economie heeft te maken met op welke wijze de productiefactoren
(natuur, arbeid, etc.) in een land worden ingezet. De structuur geeft de relatie tussen verschillende
sectoren uit de economie aan. De aanbodzijde kan in redelijke mate door de overheid worden
beïnvloed, dit noemen we structuurbeleid.

Bedrijfstak  branche  branchevereniging

Bedrijfskolom: de weg die goederen en diensten gaan van oer producent tot consument. Er zijn
horizontale en verticale bewegingen:

Horizontaal  Parallellisatie: producten uit verschillende bedrijfskolommen door één
onderneming worden bijeengebracht.

Specialisatie: een onderneming beperkt zich tot één product(groep).

Verticaal  Differentiatie: er komt een schakel bij in de bedrijfskolom, nadat een bedrijf
bepaalde werkzaamheden uitbesteedt.

Integratie: twee schakels in een bedrijfskolom worden samengevoegd.



Structuur Gedrag Resultaat (SGR)-model: methode om de concurrentiebepalende factoren voor een
bedrijfstak en de daarin opererende onderneming te bepalen.

Markt = vraag en aanbod + overheid (concreet en abstract)



3 soorten monopolies:

1.natuurlijke monopolie

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller floorvandervelde1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.71. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

83662 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.71  1x  sold
  • (1)
  Add to cart