100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting relatievermogensrecht II (JUR-4RELVERMOG2) $7.51
Add to cart

Summary

Samenvatting relatievermogensrecht II (JUR-4RELVERMOG2)

 18 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van de colleges relatievermogensrecht, jaar 2023. Succes met leren!

Last document update: 1 year ago

Preview 3 out of 32  pages

  • May 10, 2023
  • May 16, 2023
  • 32
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
98Sv relatievermogensrecht.
Week 1 (1 feb): schuldeisers en het huwelijksvermogensregime.
Stappen:
1. Gemeenschapsschuld of privéschuld? Art. 1:94 jo. 1:95 BW.
a. Art. 1:95 BW = voor meer dan de helft met privé gefinancierd dan privé.
2. Aansprakelijkheid = degene die handelt is aansprakelijk.
a. Van de aansprakelijke kan je de prestatie vorderen.
b. 2 uitzonderingen (hierdoor is de echtgenoot ook aansprakelijk):
i. Art. 1:85 BW -> hoofdelijke aansprakelijkheid voor de kosten van de
huishouding.
ii. Art. 1:102 BW -> ontbinding gemeenschap dan blijft de handelend
persoon aansprakelijk. De niet-handelend persoon wordt aansprakelijk
voor gemeenschapsschulden waarvoor deze voorheen niet
aansprakelijk was.
3. Verhaalsmogelijkheden/uitwinbaarheid = welke vermogensbestanddelen zijn
verhaalsobjecten/voor uitwinning vatbaar.
a. Uitwinbaarheid = welk goed kan worden geëxecuteerd/beslag op worden
gelegd.
b. Verhaal = als de opbrengst er dan is, op welk deel van de opbrengst kan de
schuldeiser zich verhalen.
c. Art. 3:276 BW -> staat in met je hele vermogen.
d. Art. 3:166 BW -> eenvoudige gemeenschap. Kan niet worden ontbonden.
i. Slechts jouw aandeel is uitwinbaar.
e. Art. 1:96 BW
i. Lid 1 -> schuldeiser (privé en gemeenschap) kan executeren het
privévermogen van de handelend persoon en de gemeenschap van
goederen.
ii. Lid 2 -> gemeenschapsschuld dan kan B goederen in het
privévermogen van A aanwijzen.
iii. Lid 3 -> als we praten over priveschulden dan kan het hele goed wel
worden uitgewonnen maar het verhaal voor de privéschuldeiser is
beperkt tot de helft. De andere helft gaat naar het privévermogen van
B. het hele goed wordt uitgewonnen, 50 gaat naar de privéschuldeiser
en de andere 50 naar het privévermogen van B.
f. Art. 1:95a BW = de redelijke vergoeding voor de echtgenoot die
werkzaamheden verricht voor een onderneming die buiten de gemeenschap
valt.
g. Stel ondernemer heeft het verkeerde middel gebruikt waardoor schade is
aangericht. De schuld is aangegaan door een onderneming, ook al valt deze
onderneming buiten de gemeenschap, het wordt een gemeenschapsschuld,
want de schuld is niet uitgezonderd in art. 1:94 lid 7 BW. Dit is geen schuld
die verband houdt met die goederen, maar met het feit dat je een contract
bent aangegaan en toerekenbaar tekort komt (wanprestatie pleegt). Dus
gemeenschapsschuld. De uitzondering van art. 1:96 lid 3 BW speelt dan dus
ook niet.

, h. Art. 1:102 BW = als B aansprakelijk is geworden dan geldt voor deze weer
art. 3:276 BW -> aansprakelijk met gehele vermogen, maar slechts goederen
die B heeft verkregen uit de ontbonden huwelijksgemeenschap.
i. Art. 3:192 BW = tot de gemeenschap behorende schulden kunnen op
de goederen van de gemeenschap worden verhaald.
ii. Art. 1:102 BW voorkomt dat gebruik moet worden gemaakt van
pauliana, want dan kan schuldeiser stellen dat ex-echtgenoten de
goederen snel hebben verdeeld waardoor de verhaalspositie
verslechterd.
4. Draagplicht = wie had die in de portemonnee moeten voelen.
a. Art. 1:96 lid 4 en 5 BW = vergoedingsrecht. Om een vergoedingsrecht te
voorkomen art. 1:96 lid 2 BW = dan kan de ene echtgenoot privégoederen
van de ander aanwijzen om op te verhalen. Dan vallen verhaal en draagplicht
samen.
b. Art. 1:100 BW = gemeenschapsschulden ieder voor de helft + privéschulden
geheel voor een.

Week 2 (8 feb): de beperkte gemeenschap van goederen.
Art. 1:94 BW -> beperkte gemeenschap van goederen.
1. Alle voorhuwelijkse gemeenschappelijke goederen.
a. Verhouding maakt niet uit, bijv. 30% vs. 70% dan alles gemeenschappelijk.
b. Art. 1:100 BW -> 50/50. Zo makkelijk vermogen her te verdelen.
c. Wil je de verhouding van bijv. 30/70 behouden dan moeten ze huwelijkse
voorwaarden maken of bij ontbinding een (verdelings)ovk sluiten over de
verhouding. Dit kan wel fiscale gevolgen hebben.
d. Besl. spijt op tante regeling = fiscale regeling dat als je binnen een bepaalde
termijn na het huwen in gemeenschap van goederen toch huwelijkse
voorwaarden wil, je zonder fiscale gevolgen dit kan doen. Gaat dan terug
naar de situatie zoals die was net voor het huwelijk.
2. Alles wat de echtgenoten daarna hebben verkregen.
1 uitzondering -> zaaksvervanging, art. 1:95 BW.

Heeft het nog wel zin om een uitsluitingsclausule op te nemen? Ja, want men kan de
beperkte gemeenschap van goederen uitbreiden middels huwelijkse voorwaarden. Hierdoor
moet je een uitsluitingsclausule opnemen wil je toch iets zeker buiten de gemeenschap
houden.
- Art. 1:94 lid 4 BW -> de uitsluitingsclausule gaat altijd voor. Sluit aan bij HR 22
november 1980 -> de uitsluitingsclausule dwingt.

Art. 1:94 lid 3 sub b BW = insluitingsclausule. Goed valt dan juist in de gemeenschap. Bij
scheiding wil je misschien niet dat het goed in de gemeenschap valt, maar bij overlijden
wellicht wel. Insluitingsclausule zonder voorwaarde zien we bijna nooit. Bij overlijden kan de
reden zijn besparing van erfbelasting, dan wil je misschien juist het huwelijksregime van het
kind. In- en uitsluitingsclausule worden op elkaar geprikt. Regelen dan in welke situatie de
in- en in welke situatie de uitsluitingsclausule geldt. Opschortende voorwaarde dat het
huwelijk eindigt door overlijden. Ontbindende voorwaarde dat het huwelijk eindigt door
echtscheiding.

, Voorheen voorwaardelijke verbintenisrechtelijke clausule nodig. Sinds de komst van de
insluitingsclausule opgelost. Die is goederenrechtelijk en kan aan een voorwaarde worden
verbonden.

Art. 1:94 lid 5 BW -> verknochtheid is niet veranderd.

Stel: A en B kopen een huis waarvan zij ieder voor de helft eigenaar worden. Koopsom =
400.000. 100.000 uit privévermogen van A, jubelton. 300.000 hypothecair gefinancierd. A
heeft meer ingebracht dan B dus krijgt een vergoedingsrecht van 50.000 euro, vastgelegd in
samenlevingscontract. De 100.000 is voor de helft gestopt in het aandeel dat je zelf in de
woning hebt en voor de helft in het aandeel van B, hierdoor niet 100.000, maar 50.000 als
vergoedingsrecht.
Gaan dan trouwen in bgvg.
1. Huis komt in de gemeenschap o.g.v. art. 1:94 lid 2 BW.
2. Vergoedingsvordering blijft bij A zitten.
3. De vergoedingsschuld van B valt in de gemeenschap van goederen want die behoort
tot een gemeenschappelijk goed, de woning. Wordt dan draagplichtig voor de helft
van de schuld. 50.000 wordt dan 25.000 euro.

Rb. Noord-Nederland 24 juni 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:2177 = GP aangegaan, geen
huwelijkse voorwaarden. V had een schenking gekregen, 23.000 euro, van haar ouders,
gebruikt ze voor het huwelijk om samen met haar partner een huis te kopen. V wil die terug
en claimt dat de beleggingsleer van toepassing is. M claimt dat de helft teruggegeven moet
worden, en geen beleggingsleer. Rb. zegt dat beleggingsleer n.v.t. is, want voorhuwelijks.
Rb. oordeelt dat de schuld een eigen schuld is en geen gemeenschapsschuld, want het is
economisch onwenselijk als dit een gemeenschapsschuld is. De vrouw zou dan namelijk de
helft zelf moeten dragen.

Hoe zou dit op te lossen zijn? In het samenlevingscontract de verdubbeling van de vordering
vastleggen. Legt iets vast over de omvang van de vordering. Art. 1:87 lid 4 BW =
contracteren over de vordering hoeft niet bij notariële akte.

Art. 1:95 BW = meer dan de helft gefinancierd met privévermogen, dan blijft dit goed buiten
de gemeenschap.

Stel: A en B zijn gehuwd in bgvg krijgen een woning geleverd. De koopsom is € 410.000. A
betaalt uit privévermogen € 205.000 en B betaalt uit privévermogen € 205.000. Geleverd
aan beide. In welk(e) vermogen(s) valt de woning? Met andere woorden, kan er naast de
bgvg ook een eenvoudige gemeenschap bestaan?
1. Huis kan een eenvoudige gemeenschap worden waardoor in privévermogen A en die
van B de helft van het huis zit.
2. Lucienne is van mening dat de woning dan in de gemeenschap valt, want er is
geleverd aan beide. Lucienne is van mening dat de hoofdregel van toepassing is.
Alles dat tijdens het huwelijk wordt verkregen valt erin.
Is dus discussie over.

Stel: A verkoopt een perceel grond; hij verkreeg dit perceel vóór het huwelijk. Hij koopt
vervolgens een bedrijfspand voor € 750.000 en financiert dit als volgt:

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller s-kers. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.51. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.51
  • (0)
Add to cart
Added