Hoofdstuk 1:
aanvankelijke kenschetsing: wat, wanneer en
waarom?
INHOUD
1 diagnostiek: IN REP EN ROER?......................................................................... 2
2 kinddiagnostiek: wat, waarom en wanneer? ...................................................... 2
2.1 Waarom en wanneer doe je aan diagnostiek? .............................................. 2
2.2 Wat is diagnostiek?..................................................................................... 3
2.3 Conclusie ................................................................................................... 4
3 gezinsdiagnostiek: wat, waarom en wanneer? ................................................... 4
3.1 Wat? ........................................................................................................... 4
3.2 Waarom? .................................................................................................... 5
3.3 Wanneer? ................................................................................................... 5
3.4 Hoe? ........................................................................................................... 5
4 samengevat ....................................................................................................... 5
1
,1 DIAGNOSTIEK: IN REP EN ROER?
Activiteit: welke associaties roepen de woorden diagnose en diagnostiek bij jou op?
1. Waaraan doet het je denken?
◊ Labeling/stigmatisering
◊ Testafnames
◊ DSM-IV
◊ Psycholoog
◊ Stoornissen
◊ Categoriseren
◊ Analyseren en observeren
◊ communicatie
◊ Medicalisering
◊ Noodzaak naar verheldering
◊ Uitzonderingsmaatregelen(=uitkomst van diagnostiek)
◊ Behandeling
2. Welke gevoelens wekt het op?
◊ Acceptatie uit perspectief van de ouders
◊ Opluchting van uit het perspectief van het gezin
◊ Weerstand
◊ Angst en onzekerheid van uit het perspectief van gezin maar ook van diagnosticus
◊ Schuld
◊ Afstandelijkheid kan frustratie opwekken bij diagnosticus
◊ Overrompeling bij kind
◊ Dubbele gevoelens rond diagnose van diagnosticus
◊ Verantwoordelijk
Diagnostiek is ongetwijfeld een geladen term. Het roept allerlei denkbeelden op van ziekte
en behandeling en gaat gepaard met allerlei gevoelens. Het is belangrijk om hier vanaf het
begin van het diagnostisch proces rekening mee te houden. Zulke gevoelens kunnen zowel
bestaan bij het gezin, als bij de kinderen als bij de diagnosticus. Vooral diagnostiek bij
jongeren is een erg geladen topic omdat kinderen en jongeren een kwetsbare groep vormen.
We zullen zien dat een diagnostische aanmelding ook zelden eenvoudig is. Meestal zien we
dat een gezin komt met een bepaalde hulpvraag maar dat ze tegelijkertijd ook terughoudend
zijn om over het functioneren van het gezin te praten. Bovendien valt het vaak voor dat het
kind in kwestie zelf geen probleem ervaart. Ouders en scholen richten vaak het probleem bij
het kind. Het is de taak van de hulpverlener om het diagnostisch proces zo optimaal
mogelijk te laten verlopen. Hij moet rekening houden met de relationele dynamiek van de
kindontwikkeling.
Kort gezegd bestaat diagnostiek uit het analyseren en observeren van cognitieve
vaardigheden tot we een uitkomst bekomen.
Deze uitkomst is tweeledig:
1) Diagnose identificeren: ‘Wat is het probleem?’ , ‘Waarom komt men zich aanmelden?’
2) Problemen oplossen: we zullen zien dat problemen oplossen een belangrijk onderdeel
vormt van de diagnostiek. Men wil de hulpvraag van het gezin verhelderen zodat men
tot een zinvolle en haalbare oplossing kan komen.
2 KINDDIAGNOSTIEK: WAT, WAAROM EN WANNEER?
2.1 wanneer doe je aan diagnostiek?
Waarom doe je aan diagnostiek? Waarom ga je niet meteen van start met begeleiding,
therapie of interventie? De vraag WAAROM we precies aan diagnostiek zullen doen sluit
nauw aan bij de vraag WANNEER we diagnostiek zullen doen.
Neem bijvoorbeeld volgende situaties in beschouwing:
Praktijkvoorbeeld 1: Op aanraden van de school maakten de ouders van Amber een
afspraak. Leerkracht en ouders zijn bezorgd over de gedragsevolutie van het zesjarige
meisje. Zij beschrijven haar als een nieuwsgierig kind dat sinds de aanvang van het
schooljaar geleidelijk aan interesse lijkt te verliezen in de leersituatie. De ouders
melden nog dat Amber de laatste tijd ook thuis vaak ontstemd lijkt en zich terugtrekt.
2
, Zij willen graag ontdekken wat er aan de hand is om ernstigere moeilijkheden te
vermijden.
◊ In dit voorbeeld ligt het voor de hand dat je een diagnostisch onderzoek gaat
uitvoeren om de situatie te verhelderen. Hiernaar is ook bijna letterlijk vraag
vanwege de ouders. Omdat de gemelde problemen betrekking hebben op zowel
school als de thuissituatie kan je als diagnosticus gaan besluiten om beide
gebieden te verkennen.
◊ In de klas zeggen de meeste studenten dat ze niet aan diagnostiek zouden doen,
omdat ze eerst een gesprek zouden voeren en dan pas allerlei testen zouden
afnemen. Maar diagnostiek is veel meer dan alleen maar testen afnemen. We zien
duidelijk de tendens dat veel mensen denken dat diagnostiek vooral allerlei testjes
afnemen is.
Praktijkvoorbeeld: Thomas (8 jaar) wordt aangemeld wegens gedragsproblemen. Hij
heeft net een derde en laatste aanmaning van het schoolteam meegekregen. Eén
berisping meer en hij wordt van school gestuurd. De ouders van Thomas weten geen
raad meer met hun zoon, zij vragen dringend om een oplossing. Als oplossingsgerichte
hulpverlener, gaat Koen meteen aan de slag. Hij houdt een eerste gesprek met moeder,
vader en Thomas om de alternatieven met hen te overwegen zodat er snel en duidelijk
een antwoord komt op de hulpvraag. Vervolgens komen de hulpverlener en het gezin in
samenspraak met het schoolteam tot een gedragscontract. Voor elke dag die Thomas
doorbrengt zonder aanmaning in zijn schoolagenda, spaart hij een tokens. Als alles
volgens afspraak verloopt, dan verdient Thomas al snel voldoende tokens om een leuke
activiteit uit te kiezen tijdens het weekend. Alle partijen gaan akkoord tot een
proefperiode van één maand.
◊ Thomas bevindt zich duidelijk in een noodsituatie. Er is nood aan snelle hulp of
anders riskeert hij het om van school gestuurd te worden.
◊ In deze illustratie is het handelingsplan in de eerste plaats gericht op het
versterken van positief gedrag bij Thomas.
◊ Dit veronderstelt enkele impliciete evaluaties:
1) Ouderlijk gedrag niet oorzakelijk/bepalend voor problematiek
2) Schools milieu niet oorzakelijk of bepalend
3) Aanmeldingklachten door ouders = effectief probleem
4) Idem schoolteam (via ouders
5) Thomas kan planmatig naar doel toewerken
6) Allen hebben consistent beeld van wat van Thomas verwacht wordt
7) Thomas is zich bewust welk gedrag problematisch is
8) Thomas weet hoe zich anders te gedragen (alternatief gedragsrepertoire)
9) Thomas kan dit repertoire toepassen (mits beloning)
10) Alle volwassenen (ouders, leerkracht, directie) gaan consistent handelen als
Thomas afspraak naleeft
◊ Doet Koen aan diagnostiek in dit voorbeeld? Natuurlijk wel MAAR deze vond niet
bewust, doelgericht of expliciet plaats maar eerder impliciet en onbewust.
2.2 Wat is diagnostiek?
Of je al dan niet aan diagnostiek zal uitvoeren hangt af van welke omschrijving je gebruikt.
Voorlopig omschrijven we diagnostiek als een ‘deskundige oordeelsvorming’
Deskundig verwijst naar het feit dat je beroep doet op de kennis en de vaardigheden
waarin je professioneel bent opgeleid
Een deskundig oordeel veronderstelt:
1. Een oordeel dat gebaseerd is op vakkennis (bv. ontwikkelingspsychologie,
psychopathologie)
2. een oordeel dat een welomschreven professioneel doel nastreeft
Wanneer we deze definitie gaan toepassen gaan we zien dat we tijdens hulpverlening
eigenlijk altijd kunnen stellen dat we aan diagnostiek doen. Als professional zul je inderdaad
altijd een deskundig oordeel willen vormen over de situatie en kenmerken daarvan alvorens
te handelen.
3
, Opmerking: Impliciete versus expliciete oordeelsvorming!
Impliciete oordeelsvorming: dit is een oordeelsvorming die je als het ware continu
uitvoert in de hulpverleningspraktijk. alles in onze omgeving kunnen controleren.
Eerste impliciete oordeel blijft meestal zeer sterk doorleven, dit kan in het
professionele leven soms een valkuil zijn = Objectivering is nodig! (= alledaagse
oordeelvorming)
Expliciete diagnostiek: systematisch denk- en handelpraktijk dat je zult toepassen om
betrouwbare en valide oordelen te formuleren, die oplossingsgerichte indicaties
bevatten ter begeleiding van de jongere en het gezin
2.3 Waarom?
Waarom doe je aan diagnostiek? Waarom ga je niet meteen van start met begeleiding,
therapie of interventie? De vraag WAAROM we precies aan diagnostiek zullen doen sluit
nauw aan bij de vraag WANNEER we diagnostiek zullen doen.
Met welk doel?
Therapie? Diagnostiek!
Diagnostiek? Therapie!
= Er is geen therapie zonder diagnostiek! En zonder diagnostiek kunnen we ook nooit tot
een therapie komen. Hier gebruiken we best zoveel mogelijke expliciete oordelen.
HANDELINGSGERICHT!!
Alles wat we doen moet doelgericht zijn, het moet potentieel kunnen bijdragen tot
bruikbare oplossingen (vb. Weten waarom je test afneemt).
Het woord ‘potentieel’ is hier essentieel want je weet bij diagnostiek nog niet welke
elementen wel of niet relevant zullen zijn.
2.4 Conclusie
Hiermee zijn in beginsel de ‘Wat’, ‘wanneer’- en ‘waarom’ vragen beantwoordt.
Wanneer? Wat? Waarom?
Aan diagnostiek doe je op Vormen van een Je voert dergelijke
ieder moment dat je een deskundig oordeel. oordeelsvorming om de aard en
deskundig oordeel vormt intensiteit van de problemen te
over het gedrag van de kunnen omschrijven en
betrokkenen jongere en de begrijpen, en om
situatie waarin deze aanknopingspunten te vinden
verkeert voor oplossingen of
begeleiding.
HANDELINGSGERICHT
WERKEN!
3 GEZINSDIAGNOSTIEK: WAT, WAAROM EN WANNEER?
=Wanneer is er meer specifiek sprake van gezinsdiagnostiek?
Praktijkvoorbeeld: Lisa is een puber van 14 jaar die volgens haar moeder onhandelbaar is.
Volgens Lisa maakt haar moeder haar het leven zuur sinds haat vader vertrokken is naar
het buitenland. De hulpverlener beslist om een tweetal gezinsgesprekken te houden met
moeder en dochter om een wederzijdse beeldvorming te kunnen maken.
Dit voorbeeld is een mooi voorbeeld van wanneer we zullen gebruik maken van
gezinsdiagnostiek. Zowel de inhoud als de diagnostische methoden zijn hier formeel op het
gezin gericht
3.1 Wat?
Gezinsdiagnostiek is de deskundig oordeelsvorming over aspecten die betrekking hebben op
het gezin, met inbegrip van de subsystemen en de personen waaruit het is samengesteld.
Dit omvat zowel structurele kenmerken (vb. gezinssamenstelling) als functionele aspecten
(vb. dynamiek relaties en communicatie tussen de gezinsleden).
Opvoedingsgedrag, opvoedingsbeleving en de ouder en kindinteractie worden als een
cruciaal onderdeel beschouwt van de gezinsdiagnostiek.
4
, Ook de intrapsychische dynamiek(=hoe ieder gezinslid denkt en voelt over zichzelf en de
betrokken) is belangrijk bij gezinsdiagnostiek.
Het begrip ‘gezin’ in zijn brede betekenis:
het verwijst niet alleen naar het biologische maar ook naar de sociale functies van de
volwassenen die de voogdij over het kind uitoefenen.
3.2 Waarom?
Aan gezinsdiagnostiek doe je om inzicht te verwerven in de gezinskenmerken en –dynamiek
als mogelijke oorzakelijke, verklarende en in stand houdende invloeden, of aanleidingen dan
wel beschermende factoren voor de aangemelde klachten of voor de problemen zoals die uit
het onderzoek naar voren komen.
3.3 Wanneer?
Coherent met kinddiagnostiek doe je aan gezinsdiagnostiek vanaf het moment dat je
deskundige oordelen vormt over de voornoemde aspecten.
Ook de oordeelsvorming over het gezin en zijn subsystemen kan zodoende impliciete dan wel
expliciet plaatsvinden.
3.4 Hoe?
Verloop binnen diagnostiek:
Diagnostische vragen of hypothesen formuleren.
Uw verwachtingen en veronderstellingen vroeg in het proces verduidelijken.
Rekening houden met differentiaaldiagnostische mogelijkheden.
Aandacht naar de bronnen van veerkracht die kunnen bijdragen tot een
(be)handelingsplan.
Risico- en beschermende factoren in de direct omgeving van het kind afwegen.
4 SAMENGEVAT
Kind- en gezinsdiagnostiek vindt plaats om deskundige oordelen te vormen over:
a) De aan- of afwezigheid van ontwikkelings-, cognitieve, emotionele en
gedragsproblemen bij het kind evenals bij en tussen de gezinsleden voor zover deze de
kindmoeilijkheden (potentieel) aanbelangen;
b) De intensiteit en de aard van deze problemen, evenals over eventuele aanleidingen,
oorzakelijke, in stand houdende of beschermende factoren.
c) Uitgaande van a en b, over de aan en de vorm van interventie of begeleiding die
wenselijk is om de jongere en het gezin te helpen bij het oplossen van of omgaan met
de vastgestelde moeilijkheden.
Afhankelijk van de werksetting en de bevindingen kan het diagnostische onderzoek op zich
bestaan, dan wel de aanvang vormen tot hulpverlening. Het uiteindelijke doel van de
diagnostiek bestaat er in hoofdzaak uit om aan de betrokkenen:
Deskundige inzichten aan te reiken over het ontwikkelingsproces van het kind en de
moeilijkheden die zich hierin voordoen;
Waar nodig richting te bieden over de noodzaak en de wenselijke vorm(en) van
begeleiding, interventie of preventie.
5
, Hoofdstuk 2:
Hoe diagnosticeren?
INHOUD
1 de vier pijlers van kind-EN GEZINSDIAGNOSTIEK ............................................................ 2
2 diagnostische fasen in een notendop ................................................................................. 3
3 wat is er specifiek aan kinddiagnostiek? ........................................................................... 5
4 hoe diagnosticeren? het proces nader bekeken ................................................................. 7
4.1 Van impliciete oordeelsvorming tot impliciete diagnostiek........................................... 7
4.2 Impliciete versus expliciete diagnostiek: nut en grenzen ............................................. 7
4.3 Impliciete en expliciete oordeelsvorming in de diagnostische cyclus. ........................... 8
1
,1 DE VIER PIJLERS VAN KIND-EN GEZINSDIAGNOSTIEK
Kinddiagnostiek heeft 4 verschillende domeinen:
1) Theoretische kennis: inhoudelijke kennis waarnaar je teruggrijpt om deskundige
oordelen te vormen
◊ Het is de theoretische en empirische kennis die de diagnosticus heeft over
de kindontwikkeling. Deze is fundamenteel om diagnostische uitspraken te
kunnen maken over hoe deze eventueel bedreigd wordt.
◊ De visie die je erop nahoudt over de kindontwikkeling, je kennis over
psychopathologie bij jongeren geven in sterke mate aan hoe je diagnostiek
zal uitvoeren, welke besluiten je neemt en welke handelingsplannen je
voorstelt.
2) Cyclus: het proces waarmee te je werk gaat (=hypothesetoetsende cyclus)
◊ Om je deskundige kennis toe te passen en een bekwaam oordeel te vormen
dien je eerst voldoende relevante gegevens in te winnen (gegevens over het
kind, het gezin, de situationele en omgevingskenmerken). Dit gebeurt zelden
in één oogopslag.
◊ Daarom veronderstelt diagnostiek een proces dat zich over verschillende
fasen in de tijd uitstrijkt, van aanmelding tot indicatiestelling (Zie verder:
afbeelding hypothesetoestende cyclus)
◊ Naast de tijd die nodig is voor de praktische uitvoering omvat dit proces ook
de tussenstappen om van de gegevensverwerving via de
informatieverwerking tot een deskundig oordeel te komen.
◊ Het kind en gezinsdiagnostisch proces omvat ook de opbouw van een relatie
tussen hulpverlener en kind en de ouders (= dit impliceert een therapeutisch
doel). De diagnostische aanvraag vindt immers plaats door een of andere
vorm van leed bij de ouders, het kind of het hele gezin. Gunstig is dat vaak
alleen het praten over de moeilijkheden tijdens bv. het intakegesprek al
bijdraagt tot een zekere mate van opluchting. (=Catharsiseffect) Dit is
echter niet altijd zo, een diagnostisch proces kan ook tot een stressverhoging
leiden. Daarom is het aan de professional om de taakgerichte en relationele
leiding van diagnostiek zo goed mogelijk in evenwicht te houden.
3) Methode: methodologische uitwerking, operationalisering, die wordt toegepast
◊ De manier waarop je metingen doorvoert van gedrag, denkwijzen en
gevoelens bij het kind en bij de ouders legt grotendeels vast welk soort
informatie je verzamelt en uiteindelijk ook welke besluiten je eruit kunt
trekken. Iedere keuze dient dan ook goed overwogen te worden.
◊ Bv. instrumenten, interview en observatie
4) Diagnostische vaardigheden: deskundigheid, cognitieve en emotionele
afstemming, deontologie en ethiek
◊ Als hulpverlener moet je gelijktijdig de taakgerichte en sociaal-emotionele
leiding van het diagnostisch proces voltrekken.
◊ Belangrijk hierbij is om de invloed van toevallige en systematische fouten te
vermijden. Je moet als diagnosticus een reeks deskundige cognitieve en
emotionele vaardigheden ontwikkelen
2
, ◊ met oog voor de ‘menselijke’ aspecten van het proces! Want het zijn precies
deze vaardigheden die je toelaten om je ontwikkelingskennis en
methodologische kennis tijdens de diagnostiek dusdanig aan te wenden dat
je besluiten formuleert in het beste belang van het kind en gezin.
◊ Kernvaardigheden van een goede diagnosticus:
empatisch werken
de communicatiestijl aanpassen aan het gezin
divergent en covergent denken
adequate emotionele regulatie
culturele competentie
deontologisch handelen
opmerking: verschil tussen ethiek en deontologie
1. ethiek= algemene waarden en normen binnen een bepaald
sociaal cultureel kader
2. deontologie= specifieke set van regels en toepassingen voor
een eigen professioneel gebied (Belgische federatie voor
psychologen)
◊ Algemeen doel: welzijn van het kind en het gezin voor ogen zien
Samengevat: Kind en gezinsdiagnostiek veronderstelt een gedegen kennis van
ontwikkelingspsychopathologie, diagnostisch proces en methode om handelingsgerichte
uitspraken te voltrekken. Dergelijke kennis is noodzakelijk maar niet op zich voldoende
voorwaarde. Je dient bovendien de wisselwerking tussen deze diagnostische componenten
te beheersen. Daartoe zul je je bekwamen in cognitieve en emotionele vaardigheden die ten
grondslag liggen aan een evenwichtige taakgerichte en relationele leiding van de
diagnostiek, beantwoordend aan de belangen van het kind.
2 DIAGNOSTISCHE FASEN IN EEN NOTENDOP
Diagnostiek=proces
Het is een stapsgewijze werkwijze om binnen een vooraf min of meer afgebakende
tijdslijn de benodigde gegevens te verzamelen en te verwerken.
Het diagnostisch proces vindt dus plaats in fasen. De manier waarop deze fasen
benoemd worden hangt af van de theoretische visie.
We spreken van 3 pijlers:
1. Probleemoplossende, handelende oogmerk (=doen)
2. Hypothesetoetsende aard van het denkwerk dat hiermee gepaard gaat
(=denken)
3. Gevoelsregulerende relationele dynamiek die de interacties met het kind
het gezin vergen (=voelen) (zie hoofdstuk 5 en deel 2)
Overzicht van de fasen van de eerste twee pijlers1
denkstappen Handelingsstappen
Vraagverheldering/ vraagverkenning Aanvraag
Aanmelding
Klachtenanalyse/probleemverkenning Intake (=screening)
Probleemanalyse/probleemverklaring Gericht onderzoek
Synthese (geheelbeeld)/ indicatiestelling Diagnose
interventie plan
uitvoering
Interventie geslaagd? Nieuwe evaluatie
probleemanalyse
1 Zie boek pagina 51
3
, =De diagnostische handelingsfasen van de aanvraag verlopen via een intake gesprek
over naar een gericht onderzoek naar de besluitvorming. Het gelijktijdige diagnostische
vraag- en denkproces verloopt van een verkennend moment (vraag verheldering en
verkenning) via de klachtenanalyse en probleemstelling naar de explicitering van
diagnostische hypothesen betreffende het kind en gezin. Het proces vervolgt met de
toetsing van deze hypothesen om via een verklarende fase (kwalificatie en interpretatie
van de problemen) op de besluitvorming uit te monden, waarin je de diagnostische
integratie realiseert en adviezen formuleert. Deze laatste maken de overgang mogelijk
naar interventie planning en uitvoering.
Verschillende stappen:
1. In eerste plaats probeer je te achterhalen wat het probleem precies is (bv. een
slaapprobleem)
2. daarna probeer je te achterhalen waaraan het probleem te wijten kan zijn (bv.
medische aanleiding, opvoedingsproblemen, angstproblemen?)
→ hiermee is de essentie van het diagnostisch werk samengevat:
de aanvraag, klachten en hulpvraag vertalen naar een probleemanalyse
je verwachtingen in dit verband expliciteren om deze vervolgens gericht te
toetsen en daaruit te besluiten wat er aan de hand is.
Dan pas kun je ook deduceren wanneer en hoe hulp te verlenen.
Het kinddiagnostisch proces vergt aandacht voor zowel de handelingsfasen als
de denkstappen hierin.
Een standaardprocedure legt op voorhand de uit te voeren stappen vast, ongeacht de
specifieke invulling ervan. De standaardprocedure staat in voor een efficiënt en vlot
verloop van de diagnostiek. Indien deze inhoudelijk ook vooraf is ingevuld kunnen we
spreken van diagnostiek op maat.
Verder kunnen we spreken van een cyclus omdat het diagnostisch proces iteratief is. De
handel en denkstappen die we zonet besproken hebben moeten herhaald worden wanneer
de deskundige oordelen wenselijk zijn over de situatie van het kind (bv. op het einde van
een begeleiding).
, Vijf redenen voor het hernieuwen van een diagnostisch onderzoek:
1. Verandering in de situatie van het kind en/of het gezin tijdens de hulpverlening
2. Vooruitgang geboekt door het kind/ gezin tijdens de interventie
3. Kind/ gezin loopt vast
4. Evolutie in de veranderingsbereidheid van de ouders
5. Wijziging in de noden en behoeften van het kind/ gezin
De omschrijving van de kind- en gezinsevaluatie als een cyclus herinnert aan de
tijdsgebondenheid van iedere diagnostische uitspraak.
Kind- of gezinsdiagnostiek is NOOIT een doel op zich, of ze nu aanleiding geeft tot een
interventie of niet. Naast de vaststelling en begrip van de problematiek probeert het proces
altijd uit te monden in uitspraken over de noodzaak en de aard van de hulp! De
diagnostische cyclus maakt dus deel uit van de hulpverlening!!
Samengevat:
Diagnostiek= proces
Om te evalueren wat er aan de hand is met het kind en/of het gezin moet je planmatig
te werk gaan.
Om verantwoorde diagnostische uitspraken voort te brengen dien je standvastige en
geldige informatie in te winnen van de betrokkenen.
Dit vergt de systematische uitwerking van een iteratief proces van
gegevensverzameling,-analyse en –synthese tot je een zinvol besluit kun formuleren.
3 WAT IS ER SPECIFIEK AAN KINDDIAGNOSTIEK?
Psychodiagnostiek bij kinderen kent een aantal bijzonderheden. Kinderen vertonen
inderdaad een ontwikkelingsgebonden eigenheid die het diagnostische proces
fundamenteel doet verschillen van dat bij volwassenen.
Deze is in 4-tal hoofdkenmerken te ontleden:
1) Eerste specificiteit van de kinddiagnostiek betreft de aanmelding.
Kinderen gaan zichzelf zelden aanmelden, terwijl ze toch meestal het onderwerp
van de aanmelding zijn. Diagnostiek bij kinderen ken hierdoor een bijzondere
uitdaging, of ander genoemd: de kinddiagnostische paradox. Je dient namelijk
een onderzoek uit te voeren bij de persoon die er meestal niet om vraagt (het
kind), terwijl degene die erom vragen (de ouders), mogelijk menen dat ze zelf niet
onderzocht hoeven te worden.
Taak bij intakefase van de hulpverlener is om het kind goed inlichten en een
gesprek voeren met het kindje. Vraag aan het kind wie je bent en wat jullie
samen gaan doen. Probeer ook te achterhalen welke informatie het kind
gekregen heeft van de ouder, want sommige kinderen moeten naar de
psycholoog als straf en dat is natuurlijk belangrijke informatie.
2) Kinderen bevinden zich in een afhankelijkheidspositie ten opzichte van de
opvoeders en van de hulpverlener.
Het kind is onlosmakelijk verbonden aan de volwassenen door wie hij omringd
is. Je kan dus geen diagnostiek doen bij een kind zonder rekening te houden
met de gezins-en opvoedingssituatie.
Bovendien brengt deze afhankelijkheidspositie ook belangrijke deontologische en
ethische overdenkingen met zich mee.
Bv. in welke mate mag de hulpverlener de gegevens die het kind communiceert,
delen met de ouders? (Zie eerder & h5!!)
In ieder geval draagt het kinddiagnostische uitgangspunt dus meervoudige
perspectieven in zich die je door het proces heen in rekening wilt brengen.
3) Een kind heeft relatief beperkte verbale, cognitieve en emotionele mogelijkheden
(afhankelijk van het ontwikkelingsniveau)
Kinderen zijn doorgaans minder verbaal vaardig dan volwassenen en ook
minder geneigd om zich verbaal uit te drukken. Daarom is het belangrijk om
de diagnostische methode aan te passen aan het functionele niveau en de
specifieke omstandigheden van het kind.
5
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kimadant. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.50. You're not tied to anything after your purchase.