Samenvatting Economie integraal Hoofdstuk 1, 7 en 8.1 - Economie
2 views 0 purchase
Course
Economie
Level
VWO / Gymnasium
Book
Economie Integraal vwo leeropgavenboek 2
Dit is een samenvatting voor het vak Economie uit het boek Economie Integraal van hoofdstuk 1 over schaarste, keuzes maken, inkomen en welvaart. Ook hoofdstuk 7 over speltheorie waar het gevangenendilemma, lange termijn relaties, prijzenoorlog en collectieve goederen worden behandeld. Ook 8.1 zit e...
Hoofdstuk 7 en 8.1, ook hoofdstuk 1 uit boek 1
May 10, 2023
5
2022/2023
Summary
Subjects
reeël inkomen
welvaart
schaarste
arbeidsproductiviteit
transactiekosten
speltheorie
gevangenendilemma
dominante strategie
prijzenoorlog
collectieve goederen
free riders
externe effecten
verzonken kost
Connected book
Book Title:
Author(s):
Edition:
ISBN:
Edition:
Written for
Secondary school
VWO / Gymnasium
Economie
4
All documents for this subject (2011)
Seller
Follow
lupinebroekman
Content preview
Economie H1 + H7 + H8.1
1.1 Inkomen en welvaart
Het gemiddeld inkomen bereken je door het totaal in een land verdiende inkomen te delen
door het aantal inwoners. De HDI is een bredere maatstaf. Daarbij spelen ook andere
factoren een rol, zoals meedoen aan onderwijs en de levensverwachting. Uit het verschil
tussen het hoogste inkomen per land en de HDI kun je leiden dan niet alleen inkomen nodig
is voor een welvarend land.
3 soorten inkomen:
Inkomen uit arbeid bijv: loondienst, zelfstandig ondernemer
Inkomen van uitkering bijv: kinderbijslag, werkloosheidsuitkering
Inkomen uit vermogen bijv: huur ontvangen, rente over spaargeld
Voor het inkomen in euro’s gebruiken we de term nominaal inkomen. Je kunt het ook
uitdrukken in indexcijfers. Het indexcijfer van het basisjaar is altijd 100. Het indexcijfer van
het nieuwe jaar bereken je door: nieuw/oud x 100. Het verschil tussen het oude indexcijfer en
het nieuwe cijfers is het procentueel verschil.
Als de prijzen stijgen, neemt de koopkracht van een euro af. Een situatie van stijgende
prijzen noemen we ook wel inflatie. De inflatie meet de gemiddelde prijsstijging. Inflatie zorgt
ervoor dat de koopkracht van een gegeven nominaal bedrag minder wordt. We zeggen dan
dat het reëel inkomen daalt of minder stijgt dan het nominaal inkomen. Overigens kan de
gemiddelde prijspeil ook dalen, dat heet deflatie.
Het reëel inkomen is het nominaal inkomen gecorrigeerd door de verandering in de
gemiddelde prijspeil. RIC = NIC/PIC x 100
Ieder mens heeft behoeften en probeert in die behoeften te voorzien. Bij het maken van
keuzes gaat het er steeds om welke behoeften je als het meest dringend ervaart. Om in hun
behoeften te voorzien, hebben mensen middelen of producten nodig. Je hebt 2 soorten
producten: goederen (tastbare producten, dus voedingsmiddelen, boeken, etc) en diensten
(niet-tastbare producten, dus piloot, juf, etc). De meeste goederen zijn alternatief
aanwendbaar: ze kunnen op verschillende manieren worden gebruikt. Je moet je wel
realiseren dat als je voor het één kiest, je iets anders opgeeft. Ook tijd is alternatief
aanwendbaar: je kiest waar je je tijd aan besteed. Er zijn goederen waarvoor bij gebruik niets
opgeofferd hoeft te worden: vrije goederen (bijv de lucht die mensen inademen).
Er is sprake van schaarste als er in vergelijking tot de behoeften niet genoeg middelen zijn.
Verwar schaarste niet met zeldzaamheid. Voor schaarste moet er iets opgeofferd worden en
voor zeldzaamheid niet. Door veel schaarste wordt je minder welvarend. Met een hoger reëel
inkomen kan je schaarste terugdringen en meer welvarend zijn.
Welvaart is de mate waarin je je behoeften kunt voorzien.
Een hoger inkomen betekent niet meteen dat je een hogere welvaart hebt.Andere factoren:
Als je behoeften even hard groeien als je inkomen, ben je niet welvarender.
Er zijn vormen van schaarste die niet of niet gemakkelijk teruggedrongen kunnen
worden door een hoger inkomen, bijv CO2 uitstoot.
Welvaart is een subjectief begrip: niet iedereen ervaart welvaart op dezelfde manier.
Welvaart in enge zin is altijd meetbaar en gaat meestal alleen over het geld. Welvaart in
ruime zin telt altijd ook andere factoren mee die meestal niet meetbaar zijn.
1.2 Schaarste en kiezen
Schaarste dwingt je ertoe keuzes te maken. Het keuzeproces kan worden verduidelijkt met
een budgetlijn. Voor de eenvoud wordt aangenomen dat een bepaald budget slechts aan 2
producten wordt uitgegeven. In werkelijkheid zijn er meer mogelijkheden. Waar het omgaat,
is dat als je voor een bepaald artikel kiest, je de mogelijke aankoop van andere producten
vermindert. De vergelijking van de budgetlijn volgt:
y = p1 x q1 + p2 x q2
q = hoeveelheid
p = prijs
, Als je voor het een kiest, offer je iets anders op. Dit zijn opofferingskosten, oftewel
alternatieve kosten. Alternatief staat voor de andere niet gekozen mogelijkheid.
Opofferingskosten of alternatieve kosten bestaan uit de (waarde van) het opgeofferde
alternatief.
Opofferingskosten bestaan overal waar er keuzes gemaakt moeten worden. Soms moet er
ook gekozen worden tussen meer dan 2 keuzes. De opofferingskosten stel je dan vast op de
waarde van de niet-gekozen mogelijkheid die het meest opbrengt.
1.3 Arbeidsdeling en ruil
behoefte= iets wat mensen willen
Als 1 persoon alle handelingen voor het maken van een product zou doen, zou het veel
langer duren om zo veel mogelijk producten te maken dan als er meerdere personen
verschillende handelingen deden om zo zoveel mogelijk producten te maken. In moderne
samenlevingen bestaat een ver doorgevoerde vorm van arbeidsdeling of specialisatie.
Iedereen maakt hun onderdeel van een product en verkoopt dat dan weer door aan iemand
anders die het volgende deel maakt. Daardoor is er nu een uiterst ingewikkeld
beroepenstructuur ontstaan. In ruil voor hun diensten kunnen ze beschikken over het brede
scala aan consumptiegoederen dat moderne samenlevingen te bieden hebben.
Het gevolg van arbeidsdeling is dat er een scheiding tussen productie en consumptie is
ontstaan. Meestal zou je je eigen producten zelf gebruiken, maar meeste goederen die
burgers consumeren, zijn door anderen gemaakt.
Mensen die zich op een deel van de productie toeleggen, kunnen vaak efficiënt werken.
Door specialisatie neemt de arbeidsproductiviteit toe.
De arbeidsproductiviteit is de productie per werknemer per tijdseenheid.
Ook andere factoren helpen bij de arbeidsproductiviteit:
Mechanisering, automatisering, robotisering: machines nemen het werk van mensen
over
Scholing: een goede en gerichte scholing leidt vaak tot een doelmatiger
productieproces
Een bedrijfskolom is een reeks van bedrijven die elkaar opvolgen in het productieproces van
grondstof tot eindproduct.
De consument maakt geen deel uit van de bedrijfskolom. De bedrijfskolom is verticaal
georganiseerd. Horizontaal vind je de bedrijfstakken. De bedrijfskolom kan korter en langer
worden. Het langer worden noem je differentiatie, en het korter worden integratie.
Naarmate de arbeidsdeling verfijnder wordt, neemt de behoefte aan ruil ook toe. Er ontstaat
een heel groot doorgevoerd ruilsysteem. Je kunt alleen iets ruilen als het van jou is, dus je
eigendomsrechten moet goed op orde zijn. Ruil is het overdragen van eigendomsrechten.
Transactie is een ander woord voor ruil. Meestal komen er bij een transactie vaak ook nog
andere extra kosten bij voor de transactie. Deze kosten heten transactiekosten.
Transactiekosten zijn de extra kosten die gemaakt moeten worden om een ruiltransactie tot
stand te brengen.
Transactiekosten hoeven niet per se geld te zijn, het kan ook bijv tijd zijn. Transactiekosten
vallen vaak ook wel mee. Bij de woningmarkt zijn ze wel vaak hoog. Voorbeelden hiervan:
informatie inwinnen over in aanmerking komende en te koop staande woningen
eventueel schakelen van een makelaar
onderhandelen tussen koper en verkoper
eventueel opstellen van een technisch rapport
inschakelen van een notaris
het betalen van overdrachtsbelasting
registratie door het Kadaster
Deze kosten komen bovenop de prijs van het huis en moeten door de koper en de verkoper
worden opgebracht.
Transactiekosten belemmeren de ruil. Ruil is nodig om optimaal te genieten van
arbeidsdeling, dus transactiekosten remmen de mogelijkheden om productie te vergroten.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lupinebroekman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.82. You're not tied to anything after your purchase.