Samenvatting Seneca maatschappijwetenschappen vwo deel 1: Hoofdstuk 1,2 en 4 - Maatschappijwetenschappen
0 view 0 purchase
Course
Maatschappijwetenschappen
Level
VWO / Gymnasium
Book
Seneca maatschappijwetenschappen vwo deel 1: inleiding
Dit is een samenvatting voor het vak Maatschappijwetenschappen in 4vwo van de hoofdstukken 1 (samenleving, identiteit en cultuur), 2 (sociale ongelijkheid, samenwerking en conflict) en 4 (maatschappelijk onderzoek doen).
H1: De samenleving en de cultuur
1.1 Identiteit
Een referentiekader is het geheel van kennis, ideeën, ervaringen en overtuigingen waarvan
uit iemand denkt en handelt. Iedereen kijkt, ziet en beleeft de wereld op zijn eigen manier,
door zijn eigen ‘sociale bril’.
Iemands identiteit is het beeld dat iemand over zichzelf heeft, dat hij uitdraagt en anderen
voorhoudt en dat hij als kenmerkend en blijven beschouwt voor zijn eigen persoon en dat is
afgeleid van zijn perceptie over de groepen waar hij/zij wel of niet bij hoort. 4 aspecten van
identiteit:
1. Persoonlijke identiteit is het beeld dat iemand van zichzelf heeft. Mensen willen graag
een positief zelfbeeld en proberen dat ook uit te dragen aan anderen. Hoe je het
uitdraagt aan anderen ligt eraan hoe andere mensen over jou denken. Antwoord op
de vraag: wie ben ik?
2. Sociale identiteit is het deel van iemands zelfbeeld dat past bij de groepen waarvan
hij deel uitmaakt. Dat wordt ook wel groepsidentificatie genoemd: iemand vind dat
hij/zij bij een bepaalde groep hoort. De sociale identiteit kan de persoonlijk identiteit
versterken. Door te laten zien dat je onderdeel bent van een groep kunnen mensen
hun sociale identiteit uitdragen. Antwoord op de vraag: bij wie hoor ik?
3. Interne collectieve identiteit: het gezamenlijke zelfbeeld en wij-gevoel van meerdere
mensen samen die zich beschouwen als een groep. Dit is gebaseerd op een gevoel
van sympathie met een groter geheel. Het uit zich in saamhorigheidsgevoel en
solidariteit. Antwoord op de vraag: wie zijn wij?
4. Externe collectieve identiteit: het beeld dat de samenleving heeft van een groep en
het beeld dat ze blijvend kenmerkend van die groep vinden. Mensen hebben
verwachtingen van het gedrag van mensen met een bepaalde identiteit. Antwoord op
de vraag: wie zijn zij?
Identiteit wordt gevormd tijdens de opvoeding en door interactie met andere mensen.
Identiteit is dus eigenlijk een knooppunt tussen zelfbeeld en groepsidentificatie. De beelden
en verwachtingen van iemands identiteit kunnen ook tot veel spanning leiden. Er kan
spanning optreden wanneer iemand lid is van meerdere groepen. Een loyaliteitsconflict is
wanneer iemand moet kiezen tussen twee of meer groepen waartoe hij/zij behoort.
Verandering van identiteit is ook spanning oproepen. Aanpassing van identiteit is een
langzaam proces dat lang kan duren.
1.2 Socialisatie
Socialisatie is het proces van overdracht en verwerving van de cultuur van de groep(en) en
samenleving waar mensen toe behoren. Het proces bestaat uit opvoeding, opleiding en
andere vormen van omgang met andere mensen. Socialisatie bestaat dus uit 2 delen:
1. Het proces van overdracht: leren wat er van hen verwacht wordt in een groep of
samenleving aan nieuwkomers. Mensen passen zich vaak aan aan wat er van hun
verwacht wordt.
2. Het proces van verwerving: mensen maken zich de cultuur van een groep of
samenleving eigen.
Via socialisatie krijgen mensen ook stereotypen en vooroordelen overgedragen over bijv
bepaalde groepen mensen. Dit kan positief zijn, maar ook negatief. Je wordt socialisatie
overgedragen door socialisatoren: mensen of groepen die cultuur overdragen, zoals bijv.
ouders, vriendschappen, leraren, media, etc.
Je hebt ook drie verschillende vormen van socialisatie:
1. Primaire socialisatie: socialisatie binnen kleinere groepen en gemeenschappen, is
informeel en persoonlijk. Het wordt als heel vanzelfsprekend gezien.
2. Secundaire socialisatie: socialisatie die plaatsvindt in een formele omgeving (bijv
school). Hierbij nemen de groepsleden de waarden en normen over. Je hebt beperkte
keuzes. Bindingen in secundaire groepen worden versterkt met collectieve rituelen.
3. Tertiaire socialisatie: socialisatie die impliciet plaatsvindt; indirect. Het gebeurd door
actoren waar mensen niet rechtstreeks een band mee hebben. Het gebeurd vaak
zonder dat je het doorhebt, bijv door literatuur, massamedia en de overheid.
, Socialisatie heeft 5 verschillende functies:
1. Continuering van een cultuur
2. Verandering van een cultuur
3. Identificatie van het individu met anderen, met een groep en een (sub)cultuur, en het
besef van groepslidmaatschap van het individu
4. Identiteitsontwikkeling van het individu door de hele levensloop
5. Gedragsregulatie van het individu: voorspelbaarheid van gedrag
1.3 Cultuur
Het nature-nurture-debat is de discussie over de vraag of menselijke eigenschappen eerder
aangeboren (genetisch) of aangeleerd (socialisatie en cultuur) zijn. Cultuur bestaat uit
elementen die mensen met elkaar delen, een gemeenschappelijk referentiekader. Cultuur is
het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die
mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven. Er is een verschil tussen
wat mensen in hun hoofd meedragen en wat je aan de buitenkant kunt zien.
Wat mensen in hun hoofd dragen:
Waarden: idealen, zoals gelijkheid, vrijheid en veiligheid
Opvattingen: ideeën die passen in een samenhangend geheel van denkbeelden en
overtuigingen, zoals een islamitisch waardensysteem.
Voorstellingen: beelden, ideeën en verhalen die mensen hebben bij een bepaalde
gebeurtenis, zoals WO2
Wat je aan de buitenkant kunt zien:
Uitdrukkingsvormen: mode, eetgewoontes, symbolen, etc.
Hoe gedrag geregeld wordt:
Normen: gedragsregels die horen bij waarden.
Instituties: een geheel aan gedragsregels die het gedrag van mensen reguleren,
zoals regels rondom de politiek of het huwelijk
Culturen zijn dynamisch. Ze worden dmv socialisatie overgedragen, maar veranderen ook
constant. Ze zijn dus relatief en plaats- en tijdgebonden. Wat op de ene plek normaal is, is
heel anders op de andere plek.
Je hebt ook verschillen in de soorten aspecten van cultuur die er zijn. Materiële aspecten van
een cultuur zijn tastbaar en concreet, bijv gebouwen, producten, gebruiksvoorwerpen en
kunst. Immateriële aspecten van cultuur zijn de zaken die je niet meteen ziet, bijv taal,
waarden en ideeën. Sommige zaken hebben een materieel aspect, maar een immateriële
betekenis, zoals een symbool.
1.4 Acculturatie en socialisatie
Binnen een land heb je veel verschillende culturen. De dominante cultuur in een land is de
cultuur van de groep in de samenleving met de invloedrijkste politieke of economische
positie. Dit is vaak de grootste groep in de samenleving, maar niet altijd. Er zijn ook
subculturen: levensstijlen die overlappen met de dominante cultuur, maar er deels van
afwijken, dus kleinere culturen die licht afwijken van de dominante cultuur. Iedereen zit in
meerdere subculturen tegelijkertijd: gezin, school, sport, etc. Daarnaast heb je ook nog de
tegencultuur: mensen die zich vaak gewelddadig of geweldloos verzetten tegen de
dominante cultuur.
Na WO2 was er ook een opkomst van jongerenculturen. Jongeren gingen in omgang met
elkaar steeds meer een specifieke identiteit ontwikkelen (individualisering). Ze kwamen vaak
in opstand tegen de dominante cultuur. Jongeren Subculturen kunnen voor jongeren een
manier zijn om hun persoonlijke identiteit te ontwikkelen.
Je hebt ook 2 vormen van socialisatie:
1. Enculturatie: het aanleren van de cultuur waarin je geboren wordt.
2. Acculturatie: het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen
daarvan, dan die waarin iemand is opgegroeid.
Door acculturatie kunnen subculturen ontstaan, die elementen bevatten van de
oorspronkelijke cultuur. Ook kunnen culturen veranderen vanwege acculturatie.
Hoe je socialisatie ervaart, hangt af van de omgeving. We noemen de sociaal-economische
verschillen tussen gezinnen ‘milieus’. Socialisatieprocessen zijn sterk milieu afhankelijk. De
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lupinebroekman. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.84. You're not tied to anything after your purchase.