100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting handig uitleg voor het strafprocesrecht $7.00
Add to cart

Summary

Samenvatting handig uitleg voor het strafprocesrecht

 6 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

een duidelijke en volledige samenvatting van het strafprocesrecht

Preview 4 out of 74  pages

  • May 11, 2023
  • 74
  • 2021/2022
  • Summary
avatar-seller
Strafprocesrecht hoofdstuk 1 inleiding
Het strafprocesrecht bestaat uit een geheel van regels die betrekking hebben op de toepassing van het
strafrecht in een concreet geval. daarin onderscheidt het strafprocesrecht zich van het materiele
strafrecht. In het materiele strafrecht wordt in abstracto bepaald welke de strafbare feiten zijn en met
welke straffen zij kunnen worden bestraft. Dit vraagt om procedure regels over door wie en wat er moet
worden vastgesteld dat een burger de wet overtreed. In het strafprocesrecht worden bevoegdheden
toegekend en wordt de uitvoering daarvan geregeld. Daarbij is cruciaal dat de bevoegdheid om te
(ver)oordelen aan een onafhankelijke rechter is toegekend. De kern van ons strafrecht is gericht op de
totstandkoming van de rechtelijke beslissing. Het hoofddoel van het strafprocesrecht is het verzekeren
van een juiste toepassing van het abstracte materiele strafrecht. Dit doel is tweedelig. De subdoel is
enerzijds bewerkstelligen dat de schuldigen worden gestraft, dit doel rechtvaardigt de toekenning van
soms ingrijpende onderzoeksbevoegdheden aan de met opsporing en vervolging belaste autoriteiten.
Anderzijds is het subdoel het voorkomen van bestraffen van onschuldigen. Vele strafprocessuele
voorzieningen hebben een waarborgkarkater, zoals het verdedigingsrecht van de verdachte.
De beide strafdoelen waarin het hoofddoel van het strafproces uiteenvalt lijken erg op elkaar.
Vaak is bij twijfel over de strafbaarheid de vraag welk subdoel het zwaarst moet wegen. Als de
verdachte vanwege de twijfel wordt vrijgesproken is er een kans dat een schuldige ten onrechte niet
wordt gestraft. Wordt daarentegen de verdachte ondanks de twijfel veroordeeld, dan is er een kans dat
een onschuldige wordt gestraft. De tweedelige doelstelling brengt een spanning mee. In nederlands
strafrecht geldt het dubio pro reo-beginsel. De verdachte krijgt het voordeel van de twijfel. De rechter
mag het feit blijkens art 338 Sv alleen bewezen verklaren als hij zelf de overtuiging heeft dat het feit
door de verdachte is begaan. Het tweede subdoel weegt zwaarder dan de eerste. Met de keuze voor het
dubio pro reo-beginsel is de interne spanning die inherent is aan de tweedelige niet volledig opgelost.
De persoonlijke overtuiging van de rechter garandeert niet dat de verdachte werkelijk schuldig is, want
de rechter is niet onfeilbaar. Wel bestaat er het instituut van de herziening en de mogelijkheid dat de
veroordeling ongedaan worden gemaakt, art 457 Sv. De mogelijkheid van herziening vormt de wettelijke
erkenning dat ons strafproces geen absolute garantie biedt dat geen onschuldige worden veroordeeld.
Het eerste subdoel legt gewicht in de schaal bij de vraag wat een aanvaardbare kans op rechterlijke
dwaling is. Telkens opnieuw is er de vraag of ons strafrecht voldoende garanties biedt tegen de
bestraffing van onschuldigen tegenover de even terechte vraag of dat strafproces de burger voldoende
bescherming biedt tegen de misdaad.
Doelen van het strafproces
O.a Montesquieu met zijn machtenscheiding (trias politica) en beccaria, met zijn legaliteitsbeginsel en straf moet
toch soort van openbaar proces zijn zorgt voor zekerder strafrecht, hebben meegeholpen aan de ontwikkeling van
het strafrecht. Tegenwoordig in de GW en sr, Sv zijn verschillende waarborgen van het strafrecht ingebouwd. De
mate van bewijs die voldoende wordt geacht voor veroordeling moet controleerbaar zijn, ook de motiveringsplicht
speelt een rol.

Hoofddoel: juiste toepassing materiele strafrecht
o Straffen schuldige en straffen onschuldige voorkomen
Ovj magistratelijk art 149a Sv (bv hij eist vrijspraak of niet-ontvankelijkheid OM) en actieve rechter art
286,292 Sv , wettig en overtuigend bewijs art 338 Sv, 359 lid 3 Sv.
 Kan niet voor 100% zeker zijn of iemand het gedaan heeft gaat om het wettig en overtuigend bewijs.
Wanneer wettig en overtuigend bewijs ? > lastige kwesties. Soms heb je genoeg wettig bewijs maar is het niet
altijd overtuigend.

1.1.2 bijkomende doelen
Het tot gelding brengen van het materiele strafrecht in het concrete geval is het hoofddoel van het
strafproces. Aan dat hoofddoel ontleent het strafproces zijn bestaansrecht. Tegelijkertijd impliceert het
gebruik van de term hoofddoel dat de juiste toepassing van het materiele strafrecht niet het enige doel
van het strafproces is. De aard en het karakter van het hedendaagse strafproces kunnen niet uitsluitend
vanuit dat hoofddoel begrepen worden. Naast het hoofddoel staan ander doelen, doelen die
nagestreefd moeten worden zodra van een strafproces is. Deze bijkomende doelen bepalen dan ook
mee de inrichting van het strafproces:
a. Eerbieding van de rechten en vrijheden van de verdachte
1

,De strafrechtelijke vervolging vormt voor de betrokken burger op zich al een zware belasting, maar kan
ook een zware inbreuk maken op zijn privacy. Het doel van het strafprocesrecht moet mede daarom de
vervolging van de onschuldige burgers zoveel mogelijk voorkomen, dit vraagt om waarborging, dus er
moet worden voorkomen dat de strafrechtelijke vervolging een disproportionele inbreuk maakt op de
vrijheid van de betrokken burger. De vrije positie van de burger moet ook in het strafrecht voorkomen,
om die reden heeft de verdachte zwijgrecht.
b. Eerbiediging van de rechten en vrijheden van andere betrokkene
Maar ook de andere betrokkene hebben binnen het strafrecht bepaalde rechten. Voorkomen moet
worden dat de inbreuk die op andere wordt gemaakt disproportioneel is. getuigen kunnen wel verplicht
worden om te verschijnen bij de terechtzitting voor een verklaring, maar rekening moet worden
gehouden met vrees voor represailles. Tot de burger die ongewild bij het strafproces betrokken zijn. Het
leed dat hem door het strafbare feit is aangedaan kan vergroot worden door de wijze waarop de zaak
door de autoriteiten wordt afgehandeld, men spreekt van secundaire victimisatie.
c. Procedurele rechtvaardigheid
De toekenning van verdedigingsrechten aan de verdachte vormt een waarborg tegen bestraffing van
onschuldigen. het gaat in het strafprocesrecht niet alleen om de uitkomst van het geding maar ook om
de procedure die tot die uitkomst heeft geleid. Tot de kern van het eerlijke strafproces behoort dat een
verdachte wordt gehoord en dat hij tijdens de zitting het laatste woord. Van belang is dat een verdachte
die zich gehoord voelt eerder de beslissing van de rechter accepteert, ook als die voor hem negatief
uitvalt. Een eerlijk proces maakt dat de beslissing aanvaardbaarder is voor iedereen. Ze kunnen dan
vertrouwen hebben in de gevolgde procedure en zich bij de beslissing neerleggen. met horen van de
verdachte is een zelfstandig belang geboeid, men spreekt wel van procedurele gerechtigheid. Om die
reden wordt het slachtoffer in de procedure betrokken, via het spreekrecht.
d. Demonstratiefunctie ((het gaat niet alleen om het resultaat, maar ook openbaarheid)
De terechtzitting dient openbaar te zijn. Die openbaarheid maakt publieke controle op de berechting
mogelijk en vormt daarmee een waarborg tegen willekeurige bestraffing. Het openbare strafproces
maakt zichtbaar dat de overheid zwaar tilt aan het plegen van strafbare feiten en daarvan werk maakt.
Het strafprocesrecht gaat van een preventieve en normbevestigende werking uit. Het openbare
strafproces kan demonstreren dat het vereiste bewijs ondanks de inspanningen niet geleverd gaan
worden, zodat geen sprake is van laksheid of corruptie. Laat ook zien dat het overheid het goede
voorbeeld geeft en gebonden is aan de wet en de rechten van de burgers. Om die reden is onrechtmatig
verkregen bewijs uitgesloten in het strafproces.

1.1.3 strafproces en waarheidsvinding
De opsporingsambtenaar die onderzoek doet naar een mogelijk gepleegd strafbaar feit, poogt de ware
toedracht te achterhalen. Soms lukt dit niet doordat bv het verzamelde bewijs zo mager is dat de
verdachte wordt vrijgesproken. Hier is wel uit af te leiden dat de overheid er wel alles aan probeert te
doen om slachtoffers te helpen, maar soms leidt dit niet tot veroordelingen. Op deze manier kan de
overheid verantwoorden waarom er geen vervolging wordt ingesteld, omdat er geen grond is, dus te
weinig bewijs. Dit beantwoord het strafproces aan zijn doel. Daarbij heeft het strafproces geresulteerd
in een beslissing die in de samenleving moet worden geaccepteerd. Toch is het niet altijd zo dat er moet
worden vrijgesproken als niet de volledige waarheid kan worden achterhaald. Dit valt ook goed te
snappen vanuit het hoofddoel van de strafvordering, die wil zeggen dat schuldigen moeten worden
gestraft. De waarheidsvinding speelt een rol in het strafproces maar heeft geen zelfstandig doel, het
vormt eerder een afgeleide van het eigenlijke doel, namelijk de juiste toepassing van de strafwet. Er
moet dus een deugdelijk onderzoek naar de waarheid worden gedaan, en richt zich op het deel van de
waarheid dat nodig is om op een verantwoorde wijze een beslissing te kunnen nemen over de schuld of
onschuld van de verdachte. Het gaat in het strafrecht dus om de vraag of de beslissing verantwoord is
niet om de vraag of de waarheid is gevonden. Dus de waarheid in het strafrecht is relatief. Let op feiten
die door de verdachte worden ontkent, dienen in het algemeen een grondiger onderzoek en een
zorgvuldige beoordeling dan feiten die door de verdachte worden erkend.




2

,1.1.4 strafproces en rechtsbescherming
In een rechtstaat worden de verhoudingen tussen de overheid en de burger beheerst door de rule of
law. Dat betekent dat de overheid niet boven de wet staat maar daaraan is onderworpen.
Machtsuitoefening door de overheid mag alleen op basis van de een door het recht toegekende
bevoegdheid en door het recht getrokken grenzen. Je kan het strafrecht zien als een uitwerking van de
rule of law als het aan recht en wet binden van het strafrecht. Dat geldt voor zowel het formele als het
materiele strafrecht. In het verlengde van deze zienswijze ligt dat rechtsbescherming van de burger
tegen de straffende overheid als het doel van het strafprocesrecht wordt aangemerkt. Hierbij kunnen
kanttkeningen worden geplaatst:
- Dit doel (rechtsbescherming) niet kenmerkend is voor het strafprocesrecht. Voor het publiekrecht
geldt dat de machtsuitoefening door de overheid aan het recht gebonden wordt en bescherming
biedt tegen willekeur, het strafprocesrecht mist onderscheidend vermogen
- Om welke reden zij de bevoegdheden om straffen en dwangmiddelen op te leggen aan de overheid
toegekend, want het doel is juist om burgers tegen de uitoefening van de overheid te beschermen
kan dan beter ander die bevoegdheid hebben
- Een bevoegdheid kan niet zonder reden aan de overheid zijn toegekend. De overheid dient het
publieke belang, dus ook het belang van de burger. Een effectieve handhaving van de strafwet is dus
en legitiem belang dat in de wet erkenning heeft gevonden. Tot de plicht van de burger behoort dat
zijn de burger beschermen tegen de medeburger. Verzaking van deze plicht is door het Europese
Hof als schending van het EVRM aangemerkt.
- Deze zienswijze leidt makkelijk tot eenzijdigheid. Rechtsbescherming dreigt te worden versmald tot
bescherming van de verdachte tegen de wetshandhavende overheid, echter bestaat
rechtsbescherming uit meer.
Met al deze kanttekening wil niet ontkent zijn dat het strafprocesrecht een uitwerking vormt van de rule
of law en dat rechtsbescherming gezien kan worden als het doel van het strafprocesrecht.

1.5 noodzakelijke afwegingen
De verschillende doelen van het strafprocesrecht staan in een moeizame spanningsverhouding tot
elkaar. Dat geldt voor de beide subdoelen van de tweedelige hoofddoelstelling, maar ook voor het
hoofddoel ten opzichte van de bijkomende doelen en voor de bijkomende onderling. Dit vraagt om het
maken van keuzes. Die keuzes vloeien niet dwingend uit de doelen van het strafprocesrecht voort. Zij
zijn het resultaat van rechtspolitieke afwegingen die soms moeizaam bevochten zijn en waarover dan
verschillend kan worden gedacht. Ze worden gemaakt tegen de achtergrond van alle veranderingen.
Hoe de noodzakelijke afweging dient uit te vallen, kan niet in algemeenheid worden gezegd. Bepaalde
algemene uitgangspunten die het afwegingsproces tot een zekere hoogte structureren. De belangrijkste
zijn:
 Aan de strafrechtpleging zijn kosten verbonden en dat de daarvoor beschikbare (financiele)
middelen niet onbeperkt zijn. Er moet dan niet alleen een afweging worden gemaakt van
conflicterende doelen, maar ook tussen doelen en middelen.
 Hoe meer er voor de verdachte op het spel staat, hoe groter de waarborgen moeten zijn
waarmee de berechting is omringd. Hoe zwaarder de straffen zijn, hoe grondiger het onderzoek
naar de waarheid en hoe zorgvuldiger het besluitvormingsproces dient te zijn. De ernst van het
strafbare feit vormt een belangrijke afwegingsfactor.
 Hoe ernstiger het vermoedelijke gepleegde strafbare feit is en hoe groter derhalve het belang is
dat aan opheldering van het misdrijf toekomt, hoe ingrijpender de onderzoeksbevoegdheden
kunnen zijn die aan de politie en justitie worden toegekend. De inbreuk de door die
bevoegdheid wordt gemaakt op vrijheid en privacy van de verdachte of van anderen moet in
redelijke verhouding staan tot het beoogde doel (eis van proportonaliteit)
 Alle verschillende doelen moeten wel worden gerealiseerd. De uitkomst van de afweging moet
bezien vanuit alle doelen van de strafvordering wel aanvaardbaar zijn. De speelruimte voor
noodzakelijke afweging is beperkter dan men denk, want verdachte kent ook het zwijgrecht
1.2 historische ontwikkeling
De geschiedenis van het hedendaagse strafprocesrecht begint bij de Franse revolutie, waar ons land directe
invloed door diverse wetgeving. Dat resulteerde in de eerste plaats in rechtseenheid. Aan de verscheidenheid en

3

, de verbrokkeling die kenmerkend waren voor het recht ten tijde van de Republiek der Verenigde Nederlanden,
kwam een einde. Voortaan gold voor het hele hand één wetboek van strafrecht (de code Penal) en een wetboek
van strafvordering (de code d’instruction criminelle) daaraan gekoppeld was één uniforme rechterlijke organisatie,
die de eenheid van de rechtspraak moest waarborgen. Het bijzondere van deze hoven was, dat zij rechtspraken
met een jury. In verband daarmee stond tegen uitspraken van het hof geen hoger beroep open, wel kon in
beginsel tegen alle uitspraken in hoogste feitelijke aanleg beroep worden ingesteld door beroep bij de Cour de
Cassation. Dat cassatieberoep beperkt zich tot de vraag of in overeenstemming met de (nieuwe) wetgeving was
rechtgesproken. Dit zorgde voor een uniforme wetstoepassing. Het OM maakte deel uit van de rechterlijke
organisatie, het was hierachische georganiseerd en ondergeschikt aan het centrale gezag. Het had de taak om
gerechten voor te lichten omtrent de juiste toepassing van de wet, hun op fouten te attenderen of cassatie in te
stellen. Hierdoor werd de rechtseenheid bevorderd.
Daarnaast kreeg het gedachtegoed van de Verlichting een voet aan de grond, met de ideeen van
Rousseau en Montesquieu. De kern van hun opvattingen was dat het recht niet moest worden beschouwd als een
afgeleide van de absolute en onbegrensde macht van de vorst, als een eenzijdig bevel waaraan die vorst zelf niet
kon zijn onderworpen, maar dat het juist het recht was dat aangaf of in hoeverre aan de vorst enige macht
toekwam. De overheidsmacht was in deze visie dus afhankelijk van de regels van het recht, (de rule of law). Door
deze theorie was een fundament gelegd voor de toekenning van onvervreemdbare grondrechten aan de burgers,
voor een schending der machten (trias politica) en daarmee voor een onafhankelijke rechtspraak, voor
rechtszekerheid en rechtsbescherming. Na de Franse revolutie is de basis gelegd voor de rechtsbeschermende
functie van het strafprocesrecht, toen werden namelijk ook een aantal wetten afgeschaft zoals de pijnbank waarbij
de verdachte totaal geen rechten had. In het strafprocesrecht na de revolutie kreeg d verdachte het recht om zich
te verdedigen, hij werd het voorwerp van het onderzoek. Lang heeft de Franse overheersing niet geduurd. Enige
tijd later werd het Nederlandse Strafprocesrecht van de on-Nederlandse elementen ontdaan: de jury werd
afgeschaft. voortaan oordeelden de Hoven van Assizen met vijf beroepsrechters die de plaats van de twaalf
gezworenen innamen. De code pénal maakte in 1886 plaats voor een ‘nationaal’ wetboek van strafrecht, ook de
Code d’instruction criminelle werd vervangen door een wetboek van strafvordering, ook al was de invloed groot.
Het Nederlandse strafprocesrecht heeft zich anders ontwikkeld, belangrijkste stap hierin komt doordat wij in 1886
braken met de Franse driedeling van de strafbare feiten in misdrijven, wandrijven en overtredingen. Deze
driedeling had door afschaffing van de jury haar vanzelfsprekendheid gevonden. In 1886 werd er om die reden
voor gekozen om de misdaden en wandrijven samen te voegen. Alle misdrijven werden nadien in eerste aanleg
door een rechtbank gerecht, waarbij in alle zaken hoger beroep openstaat bij het Hof. Ook zwaarste misdrijven
konden daardoor bij bestek worden berecht.
Toen ontstond de vraag naar een herziening van het strafprocesrecht. In 1910 werd een staatscommissie benoemd
met B. Ort die in 1914 het wetboek bij de Tweede Kamer indiende. In 1921 verscheen het wetboek in het
Staatsblad en trad in 1926 in werking. De wetgever had in dit wetboek het procesrecht aangepast en bijgesteld,
maar bleef het huidige strafprocesrecht aanhouden. De belangrijkste wijziging betrof het vooronderzoek. Al was
de verdachte nog steeds rechteloos. Het karakter van het herziene strafprocesrecht werd als gematigd accusatoir
getypeerd.
Het procesrecht is een product van toevallige historische ontwikkeling in eigen dynamiek en die gevoed
wordt door een veranderde maatschappelijke werkelijkheid. Procesvormen kunnen om die reden in de loop der
tijd veranderen. Het geldende strafprocesrecht kan dan ook niet goed begrepen worden zonder kennis van de
historische achtergrond.

1.3 de bronnen van het strafprocesrecht (1.3.1 wetgeving
a. het wetboek van strafvordering > Art 107 lid 1 GW bepaalt dat de wet onder meer het
strafprocesrecht moet regelen in een algemeen wetboek behoudens de bevoegdheid tot regeling van
bepaalde onderwerpen in afzonderlijke wetten. het wetboek van strafvordering is een algemeen boek
en kent ook een algemene toepassing op de vervolging en berechting van strafbare feiten. Het is in
opzet een complete regeling van het strafproces, want men treft een regeling aan die de gehele
procedure van begin tot einde beslaat. Het wetboek van strafvordering neemt op het terrein van
strafprocesrecht een centrale plaats in, een van de belangrijkste rechtsbronnen.

b. bijzondere wetten > Op grond van art 107 GW worden bepaalde onderwerpen in afzonderlijke wetten
geregeld. De meest bijzondere wetten op het terrein van de strafvordering kunnen in 3 groepen worden
verdeeld:
- De wetten die de onderwerpen regelt die het strafprocesrecht gemeen heeft met andere
rechtsgebieden, maar niet uitsluitend, maar wel ten dele op het terrein van de strafvordering liggen
zoals de Wet op de rechterlijke organisatie, de Advocatenwet, politiewet
4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dooo. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.00. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$7.00
  • (0)
Add to cart
Added