100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting SVAA thema 20: ruggenmerg en autonoom zenuwstelsel. $6.94
Add to cart

Summary

Samenvatting SVAA thema 20: ruggenmerg en autonoom zenuwstelsel.

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van SVAA, thema 20: ruggenmerg en autonoom zenuwstelsel. Deze samenvatting samen met de tekeningen van de kennisclips geleerd voor het tentamen vorig jaar en heb het gehaald! Gaf mij veel duidelijkheid en structuur, zonder dat je de volledige cursus vanbuiten moet blokken.

Preview 4 out of 34  pages

  • May 12, 2023
  • 34
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
THEMA 20: RUGGENMERG & AUTONOOM ZENUWSTELSEL

1) ZENUWSTELSEL INLEIDING

Aantal termen en inleidende begrippen moeten we duiden. Afhankelijk van welk niveau we
benaderen en vanaf welk niveau we het zenuwstelsel bekijken zal het onderscheid dat we in de
anatomie willen maken (centraal, perifeer, autonoom/willekeurig zenuwstelsel) dat dat toch niet
altijd gemakkelijk is.

Onderscheid is niet altijd morfologisch of echt topografisch gelokaliseerd.

We grijpen terug naar de allerkleinste basis van het zenuwstelsel: een zenuwcel zelf, het neuron.
Een neuron bestaat uit een redelijk groot neuronlichaam (neuronaal lichaam) met aan 1 zijde een
uitloper die wat ruimer is dan de uitloper aan de andere zijde.
-> loopt verder door en gaat finaal gaat gaan eindigen

Neuronlichaam heeft ook uitlopers op alle andere mogelijke uithoeken die die cel duidelijk heeft.
Kunnen er 1 of meerdere zijn.
Het geheel is voorzien van een hele ruime celkern.

= NEURON OF ZENUWCEL

De lange uitloper getekend aan dat neuronlichaam = structuur waarlangs een zenuwprikkel (is een
eigenschap van dat zenuwstelsel: kan geprikkeld worden en kan die signalen gaan doorgeven.)

De prikkel die de cel opgevangen heeft gaat via die ene structuur voortgedragen worden en later
overgedragen worden, die structuur die van het neuronlichaam weg loopt om de prikkel te gaan
afvoeren = AXON
-> heel kenmerkende structuur, histologisch heel bijzonder opgebouwd

Een axon is een zenuwvezel!

De andere uitlopers (veel kleiner, talrijker, meer vertakter) dat zijn de voelsprieten, taststructuren van
dat neuron en die moeten de prikkel naar dat lichaam gaan toebrengen = DENDRIETEN.

 Axon voert weg, dendriet voert aan
 Beiden samen: ‘neurieten’ = alle uitlopers
 1 axon voert af (is er maar 1 van), dendrieten (kunnen er meerdere van zijn) voeren de prikkel
richting het neuronlichaam

Naar waar wordt die prikkel afgevoerd via het axon?

- Dat kan naar een volgende zenuwcel zijn, zenuwcel die met een dendriet het 1 en het ander
wil opvangen. En dan met een afvoerend axon nog iets gaat gaan bezenuwen.
- Een spiercel
- Een kliercel

Alles wat moet geactiveerd worden daar kan een prikkel naartoe gevoerd worden, die overslag (die
ruimte die we daar hebben) waar neurotransmittoren aan het uiteinde van ons axon geproduceerd
worden en overgedragen worden naar die receptoren op de dendrieten (spiercellen, kliercellen) aan
de overzijde => die tussenruimte wordt aangeduid als de SYNAPS (een gap)

Ter hoogte van de synaps wordt de prikkel in feite vertraagt, dat duurt iets (niet zomaar langs de
celmembraan dat we een prikkel kunnen laten opschuiven) -> we moeten dat overdragen via secretie
van neurotransmittoren, die moeten dan een receptor raken en dan gaat de prikkel weer verder via

,een volgend neuron, of een volgend doelwitorgaan. Hoe meer synapsen op zo een prikkelbaan, hoe
meer dat we ergens met een vertraging zitten (het gaat nog altijd verdomd snel!!!)

Synapsen zijn aan de andere kant ook wel noodzakelijk om die prikkel te moduleren of over te dragen
aan verschillende cellen of in die ruimte zowel plaats te maken voor stimuleren dan wel inhiberende
factoren. Zijn wel heel belangrijke plaatsen!!

Dat geheel (axon, zenuwvezel, neuron, ganse zenuwcel) moeten we ook nog wel kunnen plaatsen in
een groter geheel. -> we denken dan aan zenuwen en aan hersenen, aan ruggenmerg
Dat gaan opdelen in verschillende structuren (grijze stof, witte stof) -> grijze cellen van onze
hersenen.

Waar komen die termen nu precies vandaan? Het heeft zijn cellulaire oorsprong. De grijze stof (grijze
kleur van de hersendelen van bepaalde zenuwen) danken we aan het feit dat we met zenuwweefsel
zitten. Maar in neuronlichamen vinden we in het perikaryon (alles wat rond de cel zit) vinden we
glomerulaire (een soort granulaire substantie, maar evengoed langgerekt).

Specialisatie: (ruw) endoplasmatisch reticulum, golgi-complex, …
= NISSL-SUBSTANTIE: zit veel RNA in, ruw endoplasmatisch reticulum
zit overal!! Behalve in het axon en in wat naar dat axon leidt.

Nissl-substantie zorgt nog meer dan anders ook wel voor die grijze kleur. Neuronlichamen zijn
(microscopisch als je dat allemaal zou bundelen) grijs. Neuronen zijn grijs, maar die Nissl-substantie
draagt zeker bij tot die macroscopische waarneming als ze maar met voldoende zijn!



De witte stof dat is dan weer iets wat we associëren met onze axonen alleen. Niet met de axonen zelf
maar met de isolatiemantel die daar omheen wordt gelegd. Die isolatiemantel (afhankelijk van waar
we ons bevinden -> histologie) zijn hetzij Schwann-cellen (cirkelen zich in een soort wikkel daar
omheen die om de zoveel stappen omheen dat axon liggen, en het geheel gaan isoleren.
-> elektrisch isoleren maar ook de prikkel makkelijker laten verder gaan

Die isolerende mantel in het centraal zenuwstelsel worden door oligodendrocyten gevormd (1
Schwanncel wikkelt zich volledig omheen een stukje axon)
-> oligodendrocyten gaan eerder uitlopers van zichzelf omheen axonen gaan wikkelen
-> het effect is hetzelfde: we gaan de axonen isoleren met een redelijk vethoudende lipidenrijke
mantel

Het is die lipidenstructuur (de isolatie daarvan) die aan zenuwen en de witte stof in het ruggenmerg
en de hersenen die witte kleur zal gaan geven. Sommige zenuwen zijn heel beperkt geïsoleerd, dan
gaan we soms spreken van ‘grijze zenuwen’, ‘grijze zenuwtakjes’ -> de basiskleur komt daar terecht.

Goed geïsoleerde, axonen goed voorzien van Schwanncellen (centraal van oligodendrocyten) die gaan
de witte kleur hebben omwille van de isolatiemantel.

,Op deze manier bepalen we cellulair dus ook wel de kleur van wat we macroscopisch kunnen
waarnemen: grijze stof, witte stof -> hersenen en ruggenmerg.
Deze 2 delen onderscheiden:

 Grijze stof: vol met neuronlichamen
Daar zit de concentratie van, de informatie daar toestroomt, dat moet uitgestuurd worden
over axonen die dan over de witte stof in dat centraal zenuwstelsel naar de periferie trekken
om bepaalde zaken te gaan bedienen
Of centraal blijven en nieuwe koppelingen, nieuwe synapsen in dat systeem gaan maken.

Perifeer/centraal
Centraal zenuwstelsel is wat we macroscopisch als hersenen en ruggenmerg gaan aanduiden. Alles
wat beschermd is in een schedel en wervelkolom is centraal zenuwstelsel.
Perifeer zenuwstelsel is alles wat daaruit vertrekt, de zenuwen die naar buiten trekken, zenuwen die
buiten gelegen zijn om naar het laatste stapje, naar doelwitorganen en spieren, … te gaan trekken.

Daar spreken we werkelijk van zenuwen: de bundeling van zenuwvezels, …
-> grijze stof is iets wat we puur in dat centraal zenuwstelsel gaan aantreffen, het is inderdaad zo dat
neuronlichamen dat je dat niet overal eender waar in het lichaam gaat aantreffen
-> centraal zenuwstelsel is dé belangrijkste plaats, daar zit uw grijze stof
-> hier en daar een aantal andere plaatsen in het lichaam (dan nog afhankelijk van welk systeem, dus
waar we mee aan het werken zijn)



Verder zetten in een tekening. We tekenen een zenuwcel zoals die al getekend is, maar op een groter
niveau.
We tekenen een zenuwcellichaam, met daaraan een axon dat vertrekt en dan ergens synaps probeert
te vormen met een daarop volgende zenuwcel, die dan naar een doelwitorgaan trekt.

Is niet 1 enkele zenuwcel die dat doet!! We merken altijd dat zenuwcellen heel graag samenhokken,
ze gaan bij elkaar in de buurt gaan liggen en op zoek gaan naar elkaar en dan ook hun uitlopers gaan
bundelen (ook al moeten we naar een andere plaats gaan, we gaan lange tijd samenlopen, samen
een aantal zaken doen, we bundelen ons verloop/parcour tot we een overgang krijgen.

Zenuwcellen altijd dicht bij elkaar, het gaat zo verder naar een andere structuur. We tekenen een hele
hoop om aan te geven dat we plots met verschillende zenuwvezels een gezamenlijke structuur gaan
vormen die we dan wel degelijk kunnen aanduiden als een ZENUW.

 Als we zo een bundeling krijgen van verschillende vezeltjes, die vezeltjes gaan in bundels gaan
lopen (fasciculi), die bundels gaan dan nog een keer allemaal samen lopen in 1 welbepaalde
ZENUW.
 Macroscopisch zichtbaar samenlopen van verschillende zenuwvezels (meestal gebundeld) in
fasciculi (bundels) tot 1 aanwijsbare, dissecteerbare structuur
-> herkennen we aan die longitudinale streping die daar in zit = ZENUW OF NERVUS



Die cellen zouden in het centraal zenuwstelsel kunnen liggen, dan gaan we schakelingen doen. In heel
wat gevallen gaan we van centraal zenuwstelsel rechtstreeks naar ons doelwitorgaan (met
motorische reflexbogen)

, Maar in het geval we toch nog ergens een overstap moeten doen is dat niet eender waar, is op heel
specifieke plaatsen in het lichaam! Geconcentreerd rond een bepaald iets
-> meestal op het verloop van zo een zenuw in een soort knooppunt, dat wordt aangeduid als een
knoop gaan we die overslag, die overstap hebben

Die knoop noemen we een GANGLION. Enkel in ganglia gaan we buiten het centraal zenuwstelsel nog
neuronlichamen aantreffen. Voor de rest ga je op het verloop van de zenuwen of elders waar dan ook
zenuwlichamen terugvinden (nog 1 uitzondering).
-> behalve in centraal zenuwstelsel of geconcentreerd in ganglia

Van deze ganglia erkennen we maar 4 types. Zijn er niet zoveel (3 in onmiddellijke omgeving van
centraal zenuwstelsel, in onmiddellijke omgeving van wervelkolom)
-> zijn dan respectievelijk de spinale, vertebrale en de prevertebrale ganglia

Enkel de parasympatische ganglia die heel dicht tegen het doelwitorgaan liggen, liggen wat verder af.
-> centraal zenuwstelsel ligt er in het midden in, ganglia gaan heel dicht bij die wervelkolom (schedel)
gaan liggen




Eén van die ganglia gaat er iets anders uitzien qua cellulaire structuur (= gevoelsganglia)
-> de meeste ganglia die liggen onderweg naar een orgaan die moet aangestuurd worden, maar wat
terugkeert van de periferie van het huidoppervlak

We tekenen een huidoppervlak met gevoelscellen, gevoelsuitlopers dicht aan de huid. Eender welke
pijnreceptor of eender welk neuron dat een gevoel moet aanvoeren, een prikkel moet aanvoeren
naar centraal zenuwstelsel van ‘er is iets aan de hand’ gaat op deze manier werken.
We hebben ergens een tastlichaam (receptor) -> die prikkel wordt overgedragen via een hele lange
dendriet, is uitzonderlijk voor gevoelsneuronen dat we toch een dendriet hebben.

Die dendriet gaat iets bijzonders doen: die gaat een zenuwcel bereiken. Die zenuwcel gaat aan
dezelfde zijde het axon verder sturen om het gevoel over te dragen naar een motorisch neuron of een
interneuron of nog iets anders dat daarop volgt. Zal in centraal zenuwstelsel zijn.
-> al die gevoelsneuronen gaan op deze manier werken: die gaan zich verzamelen in een ganglion, en
aan dezelfde zijde de boel uitzetten naar een ander neuron.
-> verschillende tegelijk

Dat is een ganglion op deze manier. Zal het spinaal ganglion worden.

-> maar gevoelsneuronen hebben zo een hele lange uitloper die aanvoerend is, en dan een lange
uitloper die afvoerend is. Die afvoer is een axon (gekend). Die aanvoerder zou een dendriet moeten
zijn, maar soms gaat men toch spreken van (omdat dat zo gespecialiseerd is) van een dendritisch
axon.

Ook al voeren de dendritische axonen de prikkel aan, zij zullen wel degelijk en zeer zeker ook
omgeven door Schwanncellen. Meer nog door die myelineschede (lipiden): niet enkel Schwanncellen
die zich daar omheen oprollen maar zich ook wel beladen met vet -> die gaan gemyeliniseerd zijn.
-> is dus een kleine uitzondering: wat aanvoert kan ook gemyeliniseerd zijn

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller joliengommers. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.94. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.94
  • (0)
Add to cart
Added