Zeer complete samenvatting van Theoretische Criminologie. Bevat de samenvattingen/aantekeningen van de hoorcolleges, werkgroepen en een sommige literatuur. Alle belangrijke begrippen zijn dikgedrukt zodat je altijd de juiste termen in het hoofd hebt voor het tentamen. Het bestand is zeer overzicht...
- Onderscheid kunnen maken tussen persoonlijke theorieën en wetenschappelijke theorieën.
- De elementen van een theorie kunnen benoemen en herkennen
- Het verklaringsniveau van een theorie kunnen benoemen en herkennen
- Kennis hebben va de verschillende criteria waarop theorieën kunnen worden beoordeeld.
Het Bomb crater effect is de gedachte dat men na een ‘inslag’ nog een keer een ‘inslag’
heeft. Mensen gaan dus vaker na een controle, crimineel gedrag vertonen omdat ze verwachten niet
weer gepakt te worden. Theorieën hebben bronnen zoals:
- Persoonlijke ervaringen
- Media
- Autoriteit
- Consensus
Maar theorieën kunnen ook mogelijk fouten hebben, struikelpunten, zoals:
- Gebrekkige/selectieve waarneming
- Overgeneralisatie
- Persoonlijke betrokkenheid bij het onderwerp
- Onlogisch of onvolledig redeneren (elliptisch)
- Partiële verklaring
Je moet je vaak afvragen of een theorie wel ‘diep’ genoeg is. dit maakt het onderscheidt tussen de
persoonlijke en wetenschappelijke theorieën. Belangrijk is dat de theorieën niet de werkelijkheid zijn.
Theorieën zijn abstracte versimpelingen van de werkelijkheid (“A map is not the territory”- Alfred
Korzybski).
Maar wat is een theorie: “Wetenschappelijke theorieën zijn voorlopige antwoorden op
kennisvragen, gebaseerd op nauwkeurig omschreven samenhangen tussen observeerbare
gebeurtenissen.”.
- Voorlopige: Het is dus niet zo dat theorieën standvastig zijn, deze veranderen. Nieuwe
empirische kennis maakt ruimte voor nieuwe theorieën.
- Antwoorden op kennisvragen: Welke kennisvragen worden op een bepaald moment als
probleem ervaren (context). Dus het zoekt naar antwoorden op problemen die momenteel
spelen. Hirschi maakte in de jaren ’60 geen onderscheidt tussen criminaliteit tussen
blanke en donkere jeugd, pas later werd hier onderscheidt in gemaakt.
- Nauwkeurig omschreven samenhang: het is belangrijk dat als je een theorie opstelt dat
je opzoek gaat naar de samenhang die in zo’n theorie wordt gebruikt. Wetenschappelijke
, theorieën moeten zo zijn opgesteld dat toetsbare hypothesen kunnen worden afgeleid.
Een bevraagbare theorie is Freuds scheiding van het superego, ego en id, dit kan alle
kanten op gegenereerd worden en dus valt het niet goed te toetsen.
- Observeer bare gebeurtenissen: de definitie moet niet in de verklaring zelf zitten. Dit
valt niet te operationaliseren.
Theorieën hebben bepaalde elementen:
- Object: de eenheden waarover de theorie uitspraak doet. Wat is de onderzoeksgroep.
- Explanans: de ‘verklaring’, het mechanisme.
- Explanandum: Dat wat de theorie verklaart.
Een voorbeeld is: “Jongens met delinquente vrienden zijn vaker zelf delinquent.”. Operationalisatie
is het vertalen van theoretische eigenschappen in waarneembare variabelen, dit is een voorwaarde
voor toetsbaarheid. Alle drie de elementen hebben zo hun moeilijkheden bij het opstellen van een
theorie.
- Object: eenheden waarover uitspraak wordt gedaan
o Steekproefkader
- Explanans: verklarend mechanisme
o (on)volledige weergave van theoretische concepten
- Explanandum: criminaliteit
o Onder/overreportage
o Gedrag individu of gedrag strafrechtelijk systeem
o Verklaringsniveau
Het verklaringsniveau van een theorie is op te splitsen in:
- Micro-theorieën (individueel gedrag, sociaal proces):
individuele verschillen (tot 1 persoon)
- Macro-theorieën (epidemiologie, sociale structuur):
samenleving en groepspatronen in crimineel gedrag.
Hiernaast valt te zien hoe het object en het explanans veranderd
tussen micro en macro niveau.
De ecologische fout is een fout waarbij er correlatie wordt gelinkt
terwijl die er eigenlijk niet direct is. Denk aan het idee dat waar veel
ooievaars wonen, veel baby’s worden geboren. Het is niet zo dat
ooievaars, baby’s brengen, het zijn andere ecologische verklaringen
mogelijk.
Om te kunnen spreken van een ‘oorzaak’ moet X nodig zijn en voldoende om Y te doen plaats
vinden, dan spreken wij over causaliteit. Hiervoor zijn twee eisen:
1. Nodig: zonder X komt Y niet voor.
2. Voldoende: Y komt altijd voor bij X.
Beide eisen kunnen binnen de criminologie niet verwerkt worden in een verklaring. Daarom spreken
wij over soft determinisme (Matza, 1964), een probabilistisch concept van oorzakelijkheid. Hierbij
kunnen er altijd uitzondering zijn, maar we kunnen proberen een concept aan te kaarten.
Het wetenschappelijke proces heeft enkele peilers voor hoe sterk het is, enkele van deze zijn:
- Empirisme: ontwikkelen en testen van theorieën op basis van empirische werkelijkheid.
, - Objectiviteit: instrumenten precies en valide, en eindoordeel gebaseerd op resultaten niet
op persoonlijke overtuiging.
- Scepticisme: ook eigen conclusies niet permanent maar tentatief
- Zuinigheid (parsimony): reduceren aantal mogelijke verklaringen voor bepaald gedrag.
Popper gaf in 1968 aan dat men het PTO schema diende te volgen (probleem -> theorie -> onderzoek).
Hoe vaker we dit proces zouden herhalen, des te sterker de theoretische verklaring van de
werkelijkheid zou worden.
Maar het is maar net welk perspectief theoretici volgen aan hoe men bij theorie vorming doen. Als je
je focust met een bepaald perspectief kan dat een vertekend beeld van de werkelijkheid geven. Maar
boven alles is het duidelijk dat de theorie van crimineel gedrag niet bestaat.
Dan door naar het laatst onderdeel van dit hoorcollege: hoe beoordeel je een theorie? Dan
kijken wij naar een aantal belangrijke aspecten:
- Logische consistentie
o premissen binnen een theorie mogen elkaar niet tegenspreken
- Reikwijdte: hoe breder hoe beter?
o Verzameling objecten waarover theorie uitspraak doet groter: informatie gehalte
hoger, algemener. Dus moeilijker om daadkrachtige uitspraken te doen.
o Verzameling eenheden waarnaar explanans refereert groter: informatie gehalte
hoger, meer abstract
o Typen gedrag waarnaar explanandum refereert kleiner: informatie gehalte hoger,
meer precies, grotere kans om te worden gefalsifieerd.
- Zuinigheid: hoe zuiniger hoe beter.
o Een theorie die veel vormen van gedrag verklaart middels weinig proposities
heeft de voorkeur.
- Testbaarheid
o Niet testbaar: door tautologie, cirkelredenaties: god bestaat want het staat in de
bijbel en hij heeft de bijbel gemaakt.
o Niet testbaar door open einde/onnauwkeurigheid
o Niet testbaar doordat het niet meetbaar is
- Empirische validiteit
- Inspiratie voor nader onderzoek: zorgt voor geheel nieuwe onderzoeksgolf
- Beleidsimplicaties: het dient tot zekere mate de wereld ook te beïnvloeden, anders is een
theorie mogelijk nutteloos
- Ieder beleid is gebaseerd op theorie
o Hoe goed sluit beleid aan bij theorie?
- Het succes van een bepaald beleid kan niet worden gebruikt om de theorie te toetsen
o Slechte vertaling van theoretische concepten kunnen zorgen dat het niet toetsbaar
is door het ‘in de praktijk te zetten’
Werkgroep
Leerdoelen van Theoretische Criminologie
De inhoud van de belangrijkste criminologische theorieën toepassen op concrete (kennis-)problemen
Verschillen en overeenkomsten tussen de verschillende theoretische stromingen uitleggen.
, Op basis van informatie over (onderzoeks-)bevindingen conclusies trekken over de empirische
houdbaarheid van theorieën
Een visie formuleren over de mate waarin maatschappelijke omstandigheden invloed hebben op het
denken over criminaliteit en crimineel gedrag.
Er zijn verschillende manieren om criminologische theorieën in te delen.
Denk aan:
- Theorie op chronologische volgorde
- Theorie op explanandum van de stroming
- Verklaringsniveau: micro – macro
- Waar ligt de fout?
Hierbij zijn de 2e en 3e het belangrijkst voor het tentamen.
De theorieën waar het vandaag over gaat, zien de mens als rationeel wezen, waarbij criminaliteit een
keuze is. Dit komt vooral terug uit de klassieke school binnen de criminologie. Om helemaal terug te
gaan, de mens dacht vroeger in termen van goddelijk en duivels, goed en kwaad. Daar kwam uit voort
het Spiritualisme/Demonisme:
- hierbij ging het om Judicium Dei (het goeie kiest het goeie) dit uitte zich in:
o Tweegevechten;
o Beproevingen;
o getuigenis onder ede;
o marteling.
Maar vanaf de 17e en 18e eeuw veranderd er veel, de middenklasse komt op. Er vind een trek naar de
stad toe en een verarming van de plattelandsbevolking. Dus met de opkomst van de middenklasse gaat
gepaard met een verarming van het plattelandsvolk. Daarom trekt het plattelandsvolk naar de stad en
vind er een vermenging plaats van deze twee, en daarmee ook een toename van de criminaliteit en
corruptie. Door deze opkomst van de burgers nam ook de secularisatie toe.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Svenvdk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.79. You're not tied to anything after your purchase.