Samenvatting Aantekeningen Rechtsfilosofie II - Hoorcolleges Redeneren
10 views 1 purchase
Course
Rechtsfilosofie II (22014078)
Institution
Universiteit Leiden (UL)
Zeer complete samenvatting van de hoorcolleges van Rechtsfilosofie II - Redeneren. Alle belangrijke begrippen zijn dikgedrukt zodat je altijd de juiste termen in het hoofd hebt voor het tentamen. Het bestand is zeer overzichtelijk door consistent gebruik van kopjes en opmaak.
Zie ook mijn andere...
Aantekeningen Rechtsfilosofie II
Hoorcollege
Docent: Hendrik Kaptein
Week 1 – Gelijk hebben en gelijk krijgen
Argumentatie: gelijk hebben en gelijk krijgen komen niet op hetzelfde neer: mensen kunnen
ten onrechte worden overtuigd door drogredeneringen, net zo goed als deugdelijke redeneringen niet
altijd doel treffen. Enkele voorbeelden:
- Iemand die zegt ‘milieuverandering slaat nergens op, ze kunnen nog niet eens het weer
voorspellen’, dat is een verandering van het onderwerp.
- Een door het rode krui georganiseerde opvang van Oekraïense vluchtelingen. Ging eerst
niet helemaal lekker, maar liep uiteindelijk. Twee mensen komen bij de opvang en zeggen
dat ze daar willen verblijven omdat ze bij een andere locatie zich niet veilig voelden. De
locatiemanager daar zei dat ze niks kon doen, maar een hoge pief kwam binnen en zei dat
ze het wel zou regelen. …
We gaan het niet hebben over typische juridische argumentatie, oftewel formele argumentatie. De
rechtspraktijk bestaat voor een groot deel uit informele argumentatie (overleg, onderhandeling etc.)
met alle redenen en drogredenen van dien (en: 90% van de geschillen voor de rechter gaat over feiten
& hoe die vast te stellen, hier ook aan de orde). We gaan het dus hebben over informele argumentatie
omdat je daar het meest mee te maken zult hebben.
Drogredeneringen zijn premissen die lijken te strekken tot de conclusie maar doen dat niet.
Conclusie kan even goed kloppen maar niet op de aangevoerde gronden (misschien zijn er betere
gronden/argumenten tot diezelfde conclusie). Laten we eens kijken naar een voorbeeld:
- “links” econoom wordt op de televisie ondervraagd over de crisis: “liever geen
arbeidsmigratie”. Interviewer: - Maar is dit niet hetzelfde als wat “(populistisch) rechts”
stelt?. De econoom spreekt dat tegen, want wil niet met “rechts” worden geassocieerd,
lukt niet, trekt aan het kortste eind (maar kan dus even goed gelijk hebben).
o Met andere woorden, de interviewer reduceert het argument van de econoom tot
het standpunt van de rechtse populist. De interviewer maakt een ad hominem
argument. De econoom had kunnen stellen dat de interviewer ingaat op de
persoon in plaats van op de zaak.
Ad hominem (=op de mens)
Ad rem (=op de zaak):
- Zo gaan we door drie stadia:
1. Herkenning van drogredenerngen
2. Analyse (logica, andere theorie)
a. Dit is ongeveer eenduidig
3. Doelmatig antwoord: hoe breng je het?
a. Is ook retorica (mede bepaald door spreker, hoorder, onderwerp, belang etc.)
Er is een verschil tussen argumentatietheorie en retorica:
, - Argumentatietheorie: gaat over (logische) geldigheid van redeneringen: strekken
argumenten/premissen tot conclusie. Gaat dus over het product.
- Retorica: gaat over “doelmatigheid” van argumentatie (in ruime zin) als proces.
Afhankelijk van sprekers, betoog, hoorders en nog vele meer.
o Gaat over wat is goed spreken, hoe overtuig je publiek, heeft het een morele
functie.
Als we dit toepassen op drogredenering (=redenering die geldig lijkt maar dat niet is):
- Voorbeeld: twee bergklimmers in “gesprek”. Eén van hen zou een stervende Sherpa
hebben achtergelaten. De ander: - Dat doe je niet! “Dader”: Flauwekul, op de snelweg
rijden mensen ook door als een ongeluk is gebeurd.
o Dit is een valse analogie: een snelweg is compleet anders dan een berg.
Bovendien op een snelweg rij je door omdat je denkt dat hulp onderweg is, anders
stop je.
o Daarnaast: de een doet een normatieve stelling (je had niet door mogen lopen), de
ander komt niet met iets normatiefs terug met bindt het op een feitelijke stelling.
Je kunt met een feitelijke stelling geen normatieve stelling bevestigen. Net als
wanneer je zou stellen dat wanneer iemand je slaat en zegt dat je niet mag slaan,
je zegt dat dat wel eens gebeurd bij mensen.
Laten we eens kijken naar gelijkheid, precedent. Als een geschrapte advoocaat stelt: waarom
word ik wél gepakt en zo veel andere advocaten niet? Dat is toch oneerlijk? Maar dat slaat nergens
op: gewoon omdat iemand anders niet gestraft wordt, betekent niet dat het goed is. Verwante
problemen in precedenten en beroep op gelijkheidsbeginselen: “not all precedents are good precedent
and the fact that it has been done before indicaties that it is high time we stop doing it now”.
Een ander voorbeeld: tu quoque (=jijbak). “u hebt ongelijk wat u doet/zegt niet wat u zegt”.
Stel een conservatief voorman die zijn vrouw heeft verlaten pleit voor levenslange monogamie ook
ten gunste van kinderen maar trekt zich terug in een klooster. De interviewer stelt echter dat hij dat
niet kan beweren omdat hij zelf zijn vrouw heeft verlaten
- Weer: feiten zijn geen normen
- Antwoord: “het gaat niet over mij”
Het gaat immers niet om de individuele situatie, maar om de algemene stelling van monogamie. Tu
quoque is een argument ad hominem, in plaats van ad rem: verwisseling van bron
(geloofwaardigheid) en stelling (te toetsen onafhankelijk van bron).
Wel een belangrijke kanttekening bij ad hominem, matige argumentatie is altijd gericht tot
een persoon. Dus niet alle argumentatie ad hominem is ongeldig. Nog een advies over het:
- Blijf bij de zaak, niet zeggen: ‘u begrijpt het niet’ ‘u heeft ongelijk’ etc. geen
personalisering van zakelijke conflicten, nut van goede manieren, onderling respect etc.
Het hoort te gaan om de zaak zelf (‘forfiter in re suavieter in modo’ (=sterk in zaak en
zacht in methoden)).
Dan een kleine tussenstand: geen verband. Terugkerend probleem: aangevoerde argumenten
(premissen, redenenen) lijkten te. Houd de hoofdzaak in de gaten! Veel drogredeneringen komen
voort uit “ verlies” van het eigenlijke onderwerp, denk aan de “linkse” econoom (verwarring van
onderwerp en bron). Tot nu toe ging het over retorica en argumentatielijnen. Maar we verplaatsen nu
onze focus naar logica. We bespreken vier grondvormen van proportionele logica en kijken of ze
kloppen:
- Bevestiging (modus ponens): p => q dan p=q
o Voorbeeld:
, Premisse: als het regent (p) is de straat nat (q)
Als je de twee premissen aanneemt, moet je ook q aannemen.
Dit klopt!
- Opheffende wijs (modus tollens) = p => q dan -q=-p
o Voorbeeld: de straat is niet nat dus het regent niet.
Q is een noodzakelijk voorwaarde/veronderstelling van p.
Dit klopt!
- Ontkenning van de antecedent = p=>q dan -p=-q
o Voorbeeld: het regent niet dus de straat is niet nat
Dit klopt niet! Want de straat kan nogsteeds nat zijn door van alles en
nog wat.
- Abductie = p=>q dan p=q
o Voorbeeld: de straat is nat dus het regent
Dit klopt niet! We doen het de hele dag, omdat het vaak de meest
logische oplossingen zijn die kloppen, maar het is niet altijd zo.
- ‘p’= net als ‘q’ willekeurige propositie, uitspraak, => is enige ‘als … dan …’ verhouding
(causaal, normatief etc.)
Elke computer werkt volgens proportionele logica. Indien de premissen voor waar worden
aangenomen, dan moet op straffe van tegenspraak ook de conclusie voor waar worden aangenomen,
“is besloten” in de premissen. Premissen hoeven dus niet waar/aannemelijk/waarschijnlijk te zijn.
Maar leiden wel tot de conclusie.
Logica en argumentatie minimale eis aan argumentatie is dat de argumentatie
reconstrueerbaar moet zijn in termen van logisch geldige afleiding, goede argumentatie is dus én
logisch geldig én gaat uit van ware of tenminste waarschijnlijke premissen. Logica gaat dus over
argumentatie als ‘product’ niet over ‘proces’ van denken:
- Er is grondig over nagedacht/hard op gestudeerd/uiteindelijk gaf mijn gevoel mij in ..”
etc.: zegt dus niets over kwaliteit van het product: argumentatie van premissen naar
conclusies.
- Het moet staan op juiste premissen en logische conclusies.
Logica gaat niet over denkprocessen en is uiteindelijk niet te zeggen (ongrijpbaar complex &
uiteindelijk niet interessant):
- Als ons brein zo eenvoudig zou zijn dat wij het zouden kunnen begrijpen, dat is het brein
te eenvoudig om dat te begrijpen.
Drogredeneringen ad hominem zijn veronachtzamingen van hetzelfde onderscheid tussen proces en
product.
- Historisch voorbeeld: toevallige uitvinding van onderscheid van anorganische chemi:
beste resultaten worden nogal eens niet juist ‘logisch’ bedacht.
We hebben nu het eerste van drie belangrijke onderwerpen behandeld: namelijk logica. We
gaan het nu hebben over semantiek en daarna over waarheid. Semantiek, argumentatie
vooronderstelt woorden, taal met betekenis:
- Het wiel van de kruiwagen in Moby Dick: hoe leg je uit wat een wiel is? niet alleen door
te wijzen maar door uit te leggen, “te vertalen”.
Betekenis als synonymie, “vertaling”: wat betekent ‘wiel’?
Semantiek gaat dus over de betekenis van symbolen, waarbij het in het bijzonder de bouwstenen van
natuurlijke talen die voor de communicatie dienen ofwel woorden en zinnen betreft. Gaat echter niet
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Svenvdk. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.60. You're not tied to anything after your purchase.