100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
cursus/samenvatting inleiding tot de rechts- en moraalfilosofie $17.22
Add to cart

Summary

cursus/samenvatting inleiding tot de rechts- en moraalfilosofie

 49 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Dit is een cursus/samenvatting van het vak inleiding tot rechts- en moraalfilosofie van prof. Piret. Hij heeft geen slides en geen boek, dus dit is enkel hetgene wat hij in de les heeft gezegd. Ik ben altijd naar de les geweest en heb goed opgelet en zo goed als alles genoteerd en samengevat in 1 d...

[Show more]

Preview 4 out of 65  pages

  • May 13, 2023
  • 65
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Inleiding tot de rechts- en moraalfilosofie
Inleiding
• Historische opbouw
• Ideeëngeschiedenis is heel belangrijk in de filosofie. Verouderd niet
o Bv: fysica verouderd wel, theorieën worden ontkracht en er worden nieuwen
bewezen, in de filosofie is dat niet.
o Eeuwenoude ideeën blijven interessant om te bekijken en te behandelen.
• Filosofie is een heel andere discipline dan exacte wetenschappen.
• Ideeën van Plato zijn niet verouderd. Er zijn gewoon nog andere, nieuwe ideeën
bijgekomen. De inzichten van toen behoren tot die tijd en blijven interessant om te
bekijken en te behandelen.
• Het gaat niet over een beschrijving van de werkelijkheid, maar eerder een reflectie
over wat werkelijkheid zou kunnen zijn.
• Rechtsfilosofie hangt nauw samen met politieke filosofie. Historisch politieke context
bekijken.
• Historische opeenvolging gerelateerd aan tijd, cultuur, politieke verhoudingen….
o Bv: in middeleeuwen -> verhouding recht tot godsdienst staat centraal. Recht
is geen afzonderlijk discipline die los zou kunnen gedacht worden van moraal
of godsdienst.
o Bv: John Locke -> bespreek aantal problemen die gerelateerd zijn aan
monarchie in zijn tijd in Engeland en manier waarop volk (adel) in opstand
kwam tegen absolutistische ontwikkelingen van de monarchen.
o Bv: teksten van Rousseau -> ideeën die gangbaar waren tijdens periode van
Verlichting in Frankrijk. De mens zou zich zo moeten emanciperen van
bepaalde autoriteiten, men zou hiervan af moeten.
 “De wet is de uitdrukking van de algemene wil”
o Bv: Montesquieu: trias politica (scheiding der machten) (zie ook Aristoteles).
• Fundamentele beginselen van ons recht waar filosofen eerder over hebben nagedacht
o Nulla poena sine lege = geen straf zonder wet  legaliteitsbeginsel (+ niet-
retroactiviteit).
o Bv: Cecare Beccaria -> rechtsprincipes, humanisering strafrecht (tegen
wreedheid), maar straf moet wel pedagogisch karakter hebben = afschrikking

Kenmerken van rechtsfilosofische reflectie
• Meta-juridisch = geen intern juridische vragen. Gedachtengang is belangrijker dan
resultaat van redenering. Er bestaat niet zoiets als de waarheid of de onwaarheid.
o Waarom straffen wij mensen die een strafrechtelijke norm overtreden?
o Op wat is dit gebaseerd, gegrondvest?
o Hoe kunnen we dat straffen rechtvaardigen?
o Wie mag er straffen?
 Enkel overheid, staat, recht mag straffen -> politieke-filosofisch idee =
monopolisering van de uitoefening van legitieme fysieke geweld van
de overheid.
o Intern juridische vraag: welke sanctie staat er op een bepaald misdrijf (door
rood licht rijden)?
o Beccaria: straf moet afschrikken = misdaadpreventie. Straf moet ook nuttig
zijn, ook voor de gestrafte zelf.
 Afschrikken
 Humanisering strafrecht

,  Utilitarisme
 Kant: niet eens met Beccaria.
 Verdiende straf, schuldstrafrecht
 Oog om oog, tand om tand -> gelijkheidsbeginsel
 Moordenaard moet zelf ook van leven worden beroofd door de overheid.
 VS kent vandaag de dag nog altijd de doodstraf. Ook in West-Europa
zijn er nog altijd verdedigers van de doodstraf. Ideeën zijn nog altijd
niet verouderd.
 Er is dus niet 1 waarheid, verschillende filosofen hebben verschillende
inzichten en die kunnen heel tegenstrijdig met elkaar zijn.

Wanneer je ervanuit gaat dat mens geen vrij wil heeft. Mens reageert op stimuli van
binnenuit en buitenaf. Receptor van al die stimuli die op hem/haar inwerken
(determinisme). Als men er dus vanuit gaat dat persoon geen enkele vrije wil heeft, zich
nooit kan inhouden en zijn gedrag kan controleren, dan kom je tot een andere
strafrechtstheorie.
• Vrije wil  determinisme: geeft 2 verschillende strafrechtstheorieën.
• Bv: Augustinus -> traktaat over vrije wilskeuze. Gedachten die op andere manier
geformuleerd zijn, maar die vandaag de dag nog steeds gesteund worden.

Kenmerkend voor het recht in de moderne periode
Recht is een normensysteem dat relatief onafhankelijk fungeert van andere
maatschappelijke systemen.
• Voorgesteld door systeemtheoretisch rechtsfilosoof N. Luhmann: als je het moderne
recht filosofisch in de greep wil krijgen, moet je goed begrijpen dat maatschappelijk
recht een functiesysteem is. Recht is 1 van die functiesystemen
o Bv: Politieke functiesysteem
o Bv: Economische functiesysteem
o Bv: Wetenschappelijk functiesysteem
o Maatschappij is onderverdeeld in aantal subsystemen. Recht is 1 van die deelsystemen.
o Alle deelsystemen voeren een andere maatschappelijke functie uit.
o Functiesystemen zijn relatief onafhankelijk van elkaar.
o Ze hebben allemaal een soort van eigen zelfreferentiële systemen ontwikkeld
= er zijn operationeel gesloten systemen = ze kunnen samenwerken met
andere systemen, maar altijd onder bepaalde voorwaarden.
 Alle morele normen zijn niet persé ook juridische normen. Moet een
morele norm een juridische norm worden, moet die gehercodeerd
worden naar het recht. Moet in de wet als dusdanig bevestigd wordt
OF in jurisprudentie (rechtspraak van rechters) opgenomen wordt.
 Niet alle juridische normen zijn morele normen. Niet alle wetten
worden als moreel in orde gezien in bepaalde culturen.
 Er is geen eenduidige/rechtstreekse relatie tussen recht en moraal.
Maar zijn wel invloeden tussen de twee.
 Bv: abortus -> geen morele consensus over. Juridische grondslag is
niet gebaseerd op morele consensus, maar wel omdat het orgaan van
in het rechtssysteem die hiertoe verklaart is dit heeft verklaard.
1) Norm uitgevaardigd door instantie die daar bevoegd over
verklaard is dat te doen = zelfreferentialiteit (= vermogen van
een formeel systeem aanduidt om naar zichzelf te verwijzen).
2) Tot stand gekomen volgens de juiste procedure.

, o Luhmann: legitimation durch Verfahren = proceduralistische rechtvaardiging
van het recht. De procedure die moet gevolg worden. Rechtvaardiging door
bepaald proces te volgen.
Kantelpunt om van voormoderne denkkaders over te gaan naar moderne denkkaders:
godsdienstoorlogen (factor die dat kantelpunt in een langzaam ontwikkelingsproces ingezet
heeft).
• Voormoderne tijden: juridische normen omdat het rechtsvaardigingsopvattingen
waren -> werden gevoed door de godsdienstige normen. Er was een grote consensus
over dezelfde godsdienst. Men was het over het algemeen eens over dezelfde morele
normen die afgeleid werden uit die godsdienst.
o Katholieke kerk: Paus is plaatsvervanger van God op aarde. Zolang de
overgrote meerderheid daarin geloofd, kan er een rechtssysteem gemaakt
worden die gebaseerd is op die godsdienstige fundamenten.
• Vanaf het moment dat godsdiensten het niet meer eens zijn met elkaar en oorlog
krijgen, dan zal er geen eenheid meer bestaan en ook geen consensus over de morele
waarden. De juridische normen zullen dus ergens anders gezocht moeten worden.

Rechtspositivisme
20e eeuw: rechtspositvisme: procedurele rechtvaardiging van recht. Hoe recht zichzelf als
wetenschap moet definiëren en niet in verhouding met godsdienst. Recht moet zich enkel
bezighouden met het juridische
• Bv: Hans Kelsen (liberaal, democraat) -> Reine Rechtss Lehre
o Recht moet hiërarchisch geordend normensysteem waarbij telkens een sanctie wordt
afdwingt.
o Recht is een “normenstufenBau” = lagere norm verleent rechtsgeldigheid aan hogere
norm
o Bv: restafval sorteren en op bepaalde data’s buiten zetten -> verplicht: er is een
gemeentelijke verordening die dit verplicht stelt. Wet zegt dat college van burgemeesters
en schepenen bevoegd is om over deze materie beslissen te maken. De hogere norm zegt
dat een lagere norm hiervoor bevoegd is.
o Grondwet kan als hoogste juridische norm niet ook nog haar eigen geldigheid fungeren
(onvolledigheidsbeginsel van Keutel & axioma’s = onbewijsbare waarheidspunten, ze
veronderstellen zichzelf).
o Elke juridische norm is gebaseerd op een hogere juridische norm. Maar grondwet zelf kan
geen artikel bevatten over eigen geldigheid.
 Meta-juridische norm = boven juridische norm. Geldigheid grondwet kan zelf niet
juridisch fundeert worden en moet een buiten juridische norm hebben.
 Grundnorm (niet hoogste norm): handel zoals de grondwet het voorschrijft, geen
juridische norm, maar een boven/buiten/meta juridische norm die zegt dat grondwet de
hoogste juridisch norm is. Gericht aan de staatsorganen, niet aan burgers. Is geen
juridische norm, is de meta-juridische norm.
 Hoogste juridische norm = grondwet of constitutie.
o Nergens sprake over ethische waarde van een norm. Er wordt nergens gepraat over
morele waarde van norm. Ze gaan heel hard door op scheiding van norm en moraal, maar
men vergeet zo dus de ethische waarde.
o Abstractie maken over politieke inhoud rechtssysteem en abstractie maken over morele
inhoud van rechtssysteem. Hij vond dat er een streng analytisch onderscheid gemaakt
moest worden tussen recht en rechtsvaardigheid.

• Bv: HLA Hart -> the concept of law
o Primaire VS secundaire regels. Recht bestaat uit 2 soorten regels.

, o Primaire regels: handelingsvoorschriften. Dit moet je doen en dit mag je niet
doen. Met bijhorende sanctie. Afdwingbare rechtsnorm. Geboden en verboden +
sancties
o Secundaire regels: normen van hogere orde die iets zeggen over de primaire normen.
 Rules of change = veranderingsregels
 Hoe primaire regels wijzigen

 Rules of rules of adjudication = berechtingsregels
 Welke instantie bevoegd is in het rechtssysteem om bepaalde
knopen door te hakken of beslissingen te nemen.
 Rules of recognition = herkenningsregels
 Geldige juridische regels als dusdanig kunnen herkennen. Structurele
kenmerken zodat we kunnen zien welke regels geldig zijn en welke
niet.
o Elke regelsysteem dat bestaat uit primaire en secundaire regels, is een
rechtssysteem.
 Er kunnen rechtvaardige systemen zijn en onrechtvaardige systemen, maar
beide kunnen juridisch rechtsgeldig zijn als ze beantwoorden aan
voorwaarden om rechtssysteem te zijn.

Veel reactie op rechtspositivsme na WOII
• Fuller: rechtspositivisme heeft ertoe geleidt dat er veel meelopers waren. Daardoor
volgde zoveel mensen Hitler ook, omdat het een wettelijk rechtssysteem was, ookal
was deze enorm racistisch. Het waren gedlige juridische wetten, dus ze volgdde deze
gewoon ondanks dat ze geen ethische waarden bevatten.
• Antwoord rechtspositivisten: anderen begrijpen niet wat wij bedoelen met dat
analytische onderscheid. Ze bedoelen niet dat je zelf geen morele inkijk meer mag
hebben. Je mag je eigen morele en ethische waarden aanvaarden en proberen ingaan
tegen deze wet dat hier niet aan voldoet, door bijvoorbeeld te proberen vluchten.
• Fuller: niet eens met deze reactie en gaat deze proberen verwerpen door
onderstaande feiten (parabel van Koning Rex & John Austin) in het belachelijke te
trekken en via deze te bewijzen dat er wel ethische waarden in de wetten moeten
zitten en dat die twee dus wel in verhouding staan met elkaar.

Parabel van koning Rex:
Gaat allemaal bevelen maken en als men deze bevelen niet volgde, werd men gestraft. Hij gaat
dus bevelen uitvaardigen die elkaar tegenspreken. Bevelen die een groep meer macht geeft dan
andere groepen. Sommige groepen mensen mochten dingen niet doen die andere mensen wel
mochten en als ze dit niet volgdde, werden ze gestraft. Heel veel ongelijkheid Vergeet bevelen te
publiceren. Dus mensen wisten niet dat ze bestonden en overtraden ze ook -> veel opstand, ze
vinden dit onrechtvaardig.
 fuller: inner morality of the law
= bepaalde minimale morele waarde aanwezig, anders kan je niet van een rechtssysteem spreken.
1) Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden
2) Wetten moeten kenbaar gemaakt worden aan het publiek
3) Wetten moeten begrijpelijk zijn.
4) Niet-retroactiviteit
5) Recht moet intern consistent zijn (er kunnen wel tegenstrijdigheden zijn, maar als ze
er zijn moeten ze opgelost kunnen worden op basis van hiërarchie, normensysteem)
6) Wet moet nageleefd kunnen worden
7) Wet mag niet voortduren veranderen
8) Rechtspraak moet gebaseerd zijn op het geldende recht

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller leen1. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $17.22. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$17.22
  • (0)
Add to cart
Added