Hoofdstuk 1
§1.1 Het sociologisch perspectief
Sociologie = systematisch onderzoek van de menselijke samenleving → kern bestaat uit
het sociologisch perspectief/visie: eigen gezichtspunt. Het bekende idee dat we zelf bepalen hoe
ons leven eruit ziet loslaten voor de vreemde gedachte dat de samenleving onze beslissingen en
ervaringen beïnvloedt.
Peter Berger → sociologie helpt om in het gedrag van bepaalde mensen algemene
patronen te ontdekken. Elk individu is uniek, maar de wijze waarop de samenleving
inhoudelijk van invloed is op het leven die tot uiteenlopende categorieën, kan sterk
verschillen.
Emile Durkheim → verschillen in zelfdoding te verklaren door sociale integratie. Mensen
met sterke sociale banden zullen minder snel zelfmoord plegen dan individualistische
mensen.
Twee verschijnselen bij sociologisch perspectief:
1. Een bestaan in de marges van de samenleving → hoe groter de marginaliteit van
een individu, hoe beter hij het sociologisch perspectief kan hanteren.
2. Het doormaken van een sociale crisis → C. Wright Mills van mening dat het gebruik
maken van de sociologische verbeeldingskracht tot beter inzicht leidt in het functioneren van
de samenleving en de wijze waarop deze het leven beïnvloedt.
C. Wright Mills → armoede en andere sociale problemen vooral door de samenleving
veroorzaakt. Het sociologisch perspectief creëert eenheid onder de mensen door
persoonlijke problemen tot maatschappelijke vraagstukken te transformeren.
§1.2 Het belang van een mondiale visie
Nieuwe informatietechnologie van de wereld heeft ertoe geleid dat veel academische disciplines een
mondiaal of globaal perspectief hanteren = het besturen van de wereld in zijn geheel en de plaats
die onze samenleving daarin inneemt.
- Positie in de samenleving heeft veel invloed op de ervaringen die we opdoen. De positie van
onze samenleving in de wereld beïnvloedt alle leden van onze samenleving.
De landen in de wereld verdeeld in drie categorieën:
1. Hoge-inkomenslanden = landen met de hoogste algemene levensstandaard.
Gezamenlijk leveren ze de meeste goederen en diensten en inwoners bezitten
groot deel van de rijkdommen die de wereld te bieden heeft → hebben geluk dat
zij in een rijk deel geboren zijn.
2. Middeninkomenslanden = landen met een levensstandaard, die we als we de wereld in zijn
geheel bekijken, gemiddeld kunnen noemen. Grote sociale ongelijkheid: sommige mensen
zijn extreem rijk, maar de meesten leven in armoede.
3. Lage-inkomenslanden = landen met een lage levensstandaard, waarvan de meeste
inwoners arm zijn. Sommige mensen zijn extreem rijk, maar de meesten hebben weinig
mogelijkheden om hun situatie te verbeteren.
Vier redenen om de situatie in rijke westerse landen te vergelijken met andere landen:
1. Het leven dat we leiden wordt gevormd door het land waarin we leven.
2. De contacten tussen samenlevingen zijn zeer sterk toegenomen.
3. Veel sociale problemen waarmee de westerse wereld geconfronteerd wordt, zijn elders veel
ernstiger.
4. Globaal denken helpt ons om meer inzicht in onszelf te krijgen.
§1.3 Het sociologisch perspectief in de praktijk
● Sociologie speelt een belangrijke rol in het tot stand komen van de wetten en
overheidsmaatregelen die ons leven beïnvloeden.
● Op individueel niveau bevordert het sociologisch perspectief onze persoonlijke
groei en bewustwording → maakt ons actiever en bewuster waardoor we kritischer
, gaan denken.
Vier positieve effecten:
1. Aan de hand van sociologisch perspectief kunnen we nagaan wat er wel en niet klopt
aan het alledaags denken
2. Het sociologisch perspectief geeft ons een beter inzicht in de mogelijkheden en de
hindernissen die we in het dagelijks leven tegenkomen.
3. Het sociologisch perspectief geeft ons de mogelijkheid een actieve rol te spelen in de
samenleving waarvan we deel uitmaken.
4. De sociologie helpt ons om in een wereld te leven die zich kenmerkt door diversiteit.
● De studie is een goede voorbereiding op de arbeidsmarkt.
§1.4 Het ontstaan van de sociologie
Drie belangrijke veranderingen die een transformatie van de samenleving veroorzaakte:
1. De industrialisering.
2. De groei van steden
3. Politieke veranderingen → economische ontwikkelingen en de stedengroei leidden
ertoe dat mensen anders gingen denken (nastreven eigenbelang). De aandacht
richtte zich door de combinatie van industrialisering, stedengroei en nieuwe
politieke ideeën meer en meer op de samenleving. Mensen zagen minder de
wereld door God of het lot bepaald.
Auguste Comte → introduceerde de term sociologie om het denken over de samenleving te
kunnen beschrijven. Stelde drie ontwikkelingsfasen die vooraf gingen aan het ontstaan
van sociologie:
1. Theologische fase → begin geschiedenis van de mens tot einde van de Europese
middeleeuwen. Samenleving in Gods wil uitgedrukt.
2. Metafysische fase → samenleving werd als natuurlijk en niet als een bovennatuurlijk
verschijnsel beschouwd.
3. Wetenschappelijke fase → wetenschappelijke benadering nu ook voor het
bestuderen van de samenleving en analyseren van de fysieke wereld.
Positivisme = inzicht verwerven op basis van wetenschappelijk onderzoek.
Comte → het functioneren van de samenleving door bepaalde wetten gereguleerd.
Wetenschappelijk waarneming is de enige bron van geldige kennis over de werkelijkheid.
§1.5 Sociologie en de moderne samenleving
Sociologie ontstaan tijdens belangrijke en ingrijpende sociale veranderingen in de 18e en
19e eeuw → vaak aangegeven als de overgang van een traditionele naar een moderne
samenleving en vormen de basis voor onze huidige moderne samenleving.
Moderniteit = sociale patronen die het resultaat zijn van industrialisering → verwijst naar
de relatie tussen heden en verleden.
Modernisering = het sociale veranderingsproces dat in gang is gezet door de industrialisering. Vier
belangrijke kenmerken (Peter Berger):
1. Het verdwijnen van kleine, traditionele gemeenschappen
2. De uitbreiding van persoonlijke keuzemogelijkheden
3. Grotere sociale diversiteit
4. Oriëntatie op de toekomst en een groeiend tijdsbewustzijn
Ferdinand Tönnies: de teloorgang (ondergang) van de gemeenschap → door modernisering
verdween de kleine menselijke gemeenschap steeds meer. Mensen gaan in grotere
steden wonen, zijn vreemden voor elkaar en negeren elkaar (Gesellschaft).
Emile Durkheim: arbeidsverdeling → modernisering gekenmerkt door een toenemende
arbeidsverdeling = gespecialiseerde economische activiteit. Mensen hebben gespecialiseerde
rollen. Pre-industriële samenlevingen werden bijeengehouden door mechanische solidariteit of
,gedeelde morele waarden. Mechanische solidariteit vervangen door organische solidariteit:
wederzijdse afhankelijkheid van mensen die gespecialiseerd arbeid verrichten. Moderne
samenlevingen werden bijeengehouden door verschillen.
Durkheim was bang dat moderne samenleving zo divers zouden worden dat zij tot anomie zouden
overgaan = een situatie waarin een samenleving het individu weinig morele richtlijnen te bieden heeft.
Max Weber: rationalisering → door modernisering werd het traditioneel wereldbeeld
vervangen door een rationelere denkwijze. Moderne mens hecht waarde aan efficiëntie,
heeft weinig ontzag voor het verleden en zal vooral die sociale patronen overnemen die
hem in staat stellen om zijn doel te bereiken.
Karl Marx: kapitalisme → moderne samenleving gelijk aan kapitalisme. Het kapitalisme
onttrekt mensen aan het platteland en de dorpen ten behoeve van een voortdurend
uitbreidend markstelsel dat gecentreerd is in steden. Sociale conflicten in kapitalistische
samenlevingen leiden tot revolutionaire veranderingen en maatschappelijke gelijkheid.
Mensen hebben de potentie om de werkelijkheid te veranderen als ze zich bewust
worden van het idee dat ze zelf de geschiedenis maken en die dus ook kunnen
veranderen.
Drie hoofdvragen van de sociologie:
1. Hoe is sociale (on)gelijkheid?
2. Hoe is sociale (wan)orde mogelijk?
3. Hoe werkt het proces van rationalisering (modernisering) van wereld?
§1.6 Groei en bloei van sociologie
De sociologie heeft aan het begin van de 20ste eeuw een vaste plaats in de academische wereld
bemachtigd, vooral in Frankrijk, Duitsland, VK en VS. In Nederland begon de sociologie zich pas te
ontwikkelen tussen de twee wereldoorlogen in. Na WO2 is er grote groei, mede door de vraag vanuit
de samenleving naar kennis over samenleven.
Hoofdstuk 2
§2.1 Sociologische theorie
Een belangrijk onderdeel van de sociologie is de theorie = een stelsel van uitspraken die met
elkaar samenhangen → verklaart hoe verschijnselen met elkaar samenhangen en op
basis van deze samenhang kun je toetsbare voorspellingen doen die vervolgens
onderzocht kunnen worden. De sociologische theorie heeft de taak om het sociale gedrag
te verklaren.
Theoretisch benadering/ perspectief/ paradigma = een fundamenteel beeld van de
samenleving dat als richtsnoer dient voor theorie en onderzoek → geeft aan welk
fundamenteel beeld men hanteert over de samenleving. Vier sociologische
benaderingen:
1. structureel functionalisme
2. conflictsociologie
3. symbolisch-interactionismebenadering
4. rationele keuzebenadering
Structureel functionalisme = hanteert een kader voor de theorievorming waarin de samenleving als
een complex systeem wordt gezien, een systeem waarin sprake is van onderlinge samenwerking
tussen de verschillende delen (instituten) en dat solidariteit en stabiliteit nastreeft.
● richt zich op sociale structuur = relatief stabiele gedragspatronen → geeft ons leven
vorm.
● aandacht voor de sociale functies van elke structuur = de gevolgen van een sociaal patroon
voor het functioneren van de totale samenleving. Alle sociale patronen zorgen ervoor dat de
samenleving in de huidige vorm kan functioneren.
● verschillende beroepen nodig om de maatschappij te laten werken. Hoe hoger je
komt op de ladder, hoe meer je presteert en verdient → functioneel voor de
maatschappij, structuur aanbrengen.
● Comte, Durkheim en Herbert Spencer → grondleggers
, Kritiek: samenleving niet geordend en stabiel, weinig aandacht voor conflict, verandering, of
ongelijkheden (sociale klassen, etniciteit, geslacht).
Robert K. Merton:
● manifeste functie (hoofdfunctie) = de onderkende en beoogde gevolgen van een sociaal
patroon.
● latente functie (bijfunctie) = de niet-onderkende en niet-bedoelde gevolgen van een sociaal
patroon.
● sociale disfunctie (niet-fijne bijfunctie) = een sociaal patroon dat het functioneren van de
samenleving kan verstoren.
Conflictsociologie = een denkkader waarin de samenleving wordt opgevat als een arena van
ongelijkheid, die conflicten en verandering veroorzaakt
● richt zich op de wijze waarop factoren als sociale klasse, ras, etniciteit, sekse en leeftijd
gerelateerd zijn aan ongelijkheid in termen van geld, macht, onderwijs en sociale status.
● sommige mensen meer voordelen van anderen.
● maatschappelijke verhoudingen zijn het resultaat van een voortdurende strijd tussen partijen.
● ingrijpen in sociale werkelijkheid
● Karl Marx → grondlegger
Twee belangrijke vormen van conflictanalyse:
1. Sekseconflictbenadering = richt zich op de ongelijkheid en de conflicten tussen
mannen en vrouwen → nauw gerelateerd aan feminisme = streeft naar sociale
gelijkheid tussen mannen en vrouwen.
2. Rassenconflictbenadering = richt zich op de ongelijkheid en conflicten tussen mensen met
een verschillende raciale en etnische achtergrond.
Kritiek: elke conflictanalyse richt zich op ongelijkheid en heeft nauwelijks oog voor de
mogelijkheid dat gemeenschappelijke waarden en wederzijdse afhankelijkheid voor
eenheid tussen de leden van een samenleving kunnen zorgen. Ook is het zo dat als een
sociaal conflictbenadering sterker bepaalde politieke doelen nastreeft, ze eerder gebrek
aan wetenschappelijke objectiviteit vertoont → laat zien dat alle theoretische
benaderingen politieke gevolgen met zich mee brengen.
Het structureel functionalisme en de conflictsociologie kijken vanuit macroperspectief = een
totaalbeeld van sociale structuren die de samenleving als geheel vormgeven.
Symbolisch interactionisme = een denkkader waarin de samenleving wordt opgevat als het
resultaat van de interacties tussen individuen.
● realiteit door mensen zelf geconstrueerd
● microniveau = een nauwkeurige en gedetailleerde beschrijving geven van de sociale
interacties in concrete situaties.
● Max Weber → grondlegger
Rationele keuzebenadering = alle sociale handelingen kunnen worden teruggevoerd op de
rationele keuze van individuen over wat het beste voor ze is → het idee dat al het
handelen verklaard kan worden uit de kosten-batenanalyse die mensen maken.
● Adam Smith → grondlegger
Kritiek: geen universeel ruilmiddel, iedere handeling kan uiteindelijk worden vertaald in termen van
kosten of baten waarbij de theorie zowel het object van onderzoek als het bewijs op dezelfde wijze
benadert, de benadering gaat voorbij aan het gegeven dat sociale ruilrelaties tussen individuen vaak
het gevolg zijn van de sociale orde waarbinnen men leeft ipv dat zij die orde verklaren, gedrag van
mensen pas achteraf te verklaren als je kennis van de uitkomst van dat gedrag hebt.
Welk beeld van de De samenleving bestaat uit De samenleving bestaat De samenleving is een De samenleving is het
samenleving? een relatief stabiel systeem uit op klasse, sekse en ras continu proces. In talloze resultaat van ruilrelaties op
van onderling verbonden of migratieachtergrond situaties vinden interacties basis van kosten- en
elementen. Elk onderdeel gebaseerde sociale tussen mensen plaats batenafwegingen. De
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller alyseevanheijst. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.67. You're not tied to anything after your purchase.