Bij deze biedt ik mijn samenvatting aan voor het vak Overheidsrecht 2 (Staatsrecht en gemeenterecht). in deze samenvatting heb ik alle voorgeschreven stof behandeld van de boeken Beginselen van het Nederlandse staatsrecht & Gemeenterecht in de praktijk. Ook zijn de aantekeningen van de colleges eri...
Volledige samenvatting Overheidsrecht 2 (staats- en gemeenterecht)
Week 1 (Begin van gedeelte staatsrecht)
De staat is een organisatie die met voorrang boven andere organisaties effectief gezag uitoefent over
een gemeenschap van mensen die zich op een bepaald grondgebied bevinden.
Het staatsrecht heeft 3 functies:
1. Constituerend, er wordt een ambt in het leven geroepen (opgericht) (bijv. er is een tweede kamer,
dan weet je er was het eerst nog niet en later is deze gekomen) dit doet de grondwet en de grondwet staat vol
met constituerende dingen. Belangrijk is art. 24 Gw, hier wordt de koning genoemd en dit
artikel is constituerend. Art. 42 lid 1 Gw is ook constituerend, hier wordt voor het eerst de
regering genoemd. Art. 43 ook voorbeeld en 46 lid 1 ook. (Nieuwe ambt genoemd, zodra iets
voor het eerst genoemd wordt, dan is het een constituerende functie)
2. Attribuerend, bij de functie krijgt je dat je bepaalde dingen mag gaan doen. Dus
attribuerende is dat aan het opgerichte ambt een bevoegdheid wordt toegekend.
3. Regulerend, houdt in dat er grenzen worden gesteld aan de bevoegdheid die aan het ambt
gegeven zijn.
Legaliteitsbeginselals het over een gemeentelijke verordening gaat dan hoef je je daaraan niet aan
te houden. Want gemeentelijke verordening is in strijd met het legaliteitsbeginsel. Als iets in strijd is
met het legaliteitsbeginsel hoef je je er niet aan houden. Dus als burger hoef je je alleen te houden
aan de grondwet en de formele wet.
BELANGRIJKE INFORAMTIE, LEGALITEITSBEGINSEL:
Wet in formele zin dat deze gemaakt mogen worden staat in art. 81 Gw
Algemene maatregelen van bestuur dat deze gemaakt mogen worden staat in art. 89 lid 1 Gw
Ministeriële regelingen dat deze gemaakt mogen worden staat in art. 89 lid 4 Gw
Provinciale verordeningen dat deze gemaakt mogen worden staat in art. 127 Gw
Gemeentelijke verordeningen dat deze gemaakt mogen worden staat in art. 127 Gw
Waterschaps verordeningen dat deze gemaakt mogen worden staat in art. 133 lid 2 Gw
Beleidsregels dat deze gemaakt mogen worden staat in de AwB, om precies te zijn in art. 4:81 AwB
Regering art. 42 lid 1 Gw, dit laat zien dat regering gevormd wordt door de koning en de minister.
MAAR ook als ze benoemd zijn ook de staatssecretarissen.
Dus regering= koning + minister + benoemde staatssecretarissen.
Woordje kunnen in art. 46 lid 1 Gw laat zien dat het mogelijk is dat staatssecretarissen bij de regering horen.
Er moeten minimaal 2 ministers zijn.
Koninklijk besluit= een besluit dat afkomstig is van de gehele regering!!! Een koninklijk besluit moet
ondertekend worden door de koning en minstens 1 minister
Staten-Generaal= Eerste kamer + Tweede kamer.
De mogelijkheid om dwang toe te passen voor handhaving van de gemeenschapsnormen is
kenmerkend voor de staat (alleen zij mogen dit).
Binnen een staat zijn er weer 1 of meerdere organen bevoegd tot het uitoefenen van dwang, men
zegt dan dat die organen met gezag zijn bekleed.
De regels die betrekking hebben op de organisatie van de met gezag beklede organen en de grenzen
van hun gezag, vormen de rechtsregels die wij staatsrecht noemen.
Staatsrecht is van gemeenschap tot gemeenschap, staat tot staat verschillend.
Hedendaags is het zo dat elke burger gelijkwaardig is en het recht heeft op gelijke invloed op het
staatsbestuur.
Checks and balances, of te wel de verdeling van het gezag. Deze verdeling wordt gedaan over
verschillende organen. Doordat ieder orgaan slechts een deel van het gezag kan uitoefenen, heet het
de andere organen nodig. Dit zorgt ervoor dat NIEMAND in zijn eentje een besluit kan maken. De
verschillende organen waarover het gezag verdeeld is, houden op deze wijze elkaar in evenwicht en
er ontstaat een stelsel wat de machtsverhoudingen waarborgt.
,Deze checks and balances is bedacht door Montesquie en hij noemde het de gedachte van de
scheiding der machten. En wordt onderverdeeld in 3en:
1. Uitvoerende macht (regering)
2. Wetgevende macht (parlement= regering & Staten-Generaal)
3. Rechterlijke macht (rechters)
Een staat is een democratische rechtstaat wanneer zowel de zo-even onderscheiden aspecten van
de democratie als de zo-even onderscheiden aspecten van de rechtstaat erin zijn geïncorporeerd.
Het staatsrecht heeft een aantal grondslagen/grondregels die van belang zijn, deze zijn:
Geen bevoegdheid zonder grondslag in de wet of de grondwet
- Legaliteitsbeginsel ieder overheidsoptreden dient te berusten op een daaraan
voorafgegane algemene regel. Dat die regel gemaakt mag worden, moet staan in de
Grondwet of in een wet in formele zin.
- overheidsdwang, dwang kan alleen plaatsvinden op grondslag van de grondwettelijke of
wettelijke regels rechtsgeldig plaatsvinden.
- andere overheidshandelingen,
- delegatie van wetgevende bevoegdheid
Niemand kan een bevoegdheid uitoefenen zonder verantwoording schuldig te zijn of zonder
dat op die uitoefening controle staat
De Unie van Utrecht van de eerste Nederlandse staatsregeling van 1579. Het was een verdrag
gesloten tussen een aantal soevereinde provincies, waarbij zij ter wille van een gemeenschappelijke
zaak een deel van hun soevereiniteit aan een centraal gezag overdroegen.
Het einde van de Republiek der Vereenigde Nederlanden was tevens het begin van de Bataafse
Republiek, die ontstond uit een Frans voorbeeld, zich in 1798 een grondwet gaf.
De grondwet is ook natuurlijke meerdere malen gewijzigd. De wijzigingen van 184- en 1848 brachten
de invoer van respectievelijk de strafrechtelijke en de politieke verantwoordelijkheid van de
ministers.
In 1983 is een grondwetherziening geweest, deze heeft weinig fundamenteel nieuwe bepalingen
gegeven, maar past de tekst aan de ontwikkelingen van praktijk, gewoonterecht en jurisprudentie
aan. In 1987 is ook een grondwetherziening gerealiseerd en deze heeft bepaalde artikelen gewijzigd.
Er zijn nog meerdere grondwetherzieningen geweest 1995, 1999-2002, 2005-2006, 2008, 2017-
2018.
IN DE GRONDWET STAAT: WAT GEBEURT ER + WAT IS TOEGESTAAN:
Bij wet: • Attributie door de Grondwetgever aan de
wetgever in formele zin
• Delegatie is niet toegestaan
Bij of krachtens de wet: • Attributie door de Grondwetgever aan de
wetgever in formele zin
• Delegatie is wel toegestaan
Vorm van werkwoord regelen: • Attributie door de Grondwetgever aan de
wetgever in formele zin
• Delegatie is wel toegestaan
Vorm van zelfstandig naamwoord regel: • Attributie door de Grondwetgever aan de
wetgever in formele zin
, • Delegatie is wel toegestaan
Constitutie is alles met wat het staatsrecht te maken heeft. Dus ook kiesrecht etc vallen hieronder.
In Nederland hebben we maar 2 ongeschreven rechtsregels
- Vertrouwensregel, Wanneer een minister, staatssecretaris of de eerste of tweede kamer of het
hele kabinet het vertrouwen kwijt is in het kabinet dan moet deze als er sprake is van een
meerderheid van het eerste of tweede kamer.
- Conventie van 1868, De regering heeft de bevoegdheid om de volksvertegenwoordiging naar huis
te sturen. Of te wel om tegen de tweede kamer te zeggen ga maar naar huis. (dit werd vroeger wel is
gedaan als 1 partij de meerderheid had en alleen kan regeren)
In de conventie van 1868 is het volgende besloten dat een kamer kan nooit 2 maal voor hetzelfde feit
worden ontbonden.
Wanneer is iets een ongeschreven rechtsregel ten eerste het moet een gewoonte zijn, ten
tweede moet het bij de overheidsinstellingen een rechtsovertuiging zijn dat deze regel bestaat.
En ten derde moet het van wezenlijke betekenis zijn voor het functioneren van de
staatsinstellingen (als die regel niet gevolg wordt hebben we onmiddellijk een dictatuur).
Week 2
Koning en ministers vormen samen de regering en zijn als zodanig behalve medewetgever ook het
bestuur.
De Staten-Generaal controleert het bestuur en oefent daar dus ook invloed op uit.
Art. 42 lid 1 Gw staat wat de regering is en hoe deze is samengesteld. Als er geen persoonlijke daad
van de koning nodig gebruikt de wet de term ‘regering’ en als de koning wel iets moet doen staat er
‘bij koninklijk besluit’, en moet het dus door de koning ondertekend worden.
De eerste paragraaf van hoofdstuk 2 van de grondwet heeft betrekking op de koning. Hier wordt
onder meer geregeld wie koning is en wie als regent het koninklijk gezag uitoefent zolang de koning
nog minderjarig is of door ziekte is uitgeschakeld.
De taken van de koning zijn:
1) Koning is het staatshoofd van het koninkrijk der Nederlanden. In deze hoedanigheid
symboliseert hij de eenheid van het land, bij buitenlandse staatsbezoeken als bij
binnenlandse evenementen.
2) Dit is wel in de grondwet geregeld en is het lid zijn van de regering (die de koning samen
vormt met de ministers (+ eventueel staatssecretarissen))
Artikelen 24 t/m 31 Gw regelen de troonopvolging. De erfgenamen van de kroon zijn de
nakomelingen van de laatst overleden (of afgetreden) koning. Hierbij gaan de oudere voor de
jongeren. Dit gaat met plaatsvervulling volgens dezelfde regel, dit houdt in dat als Amalia overlijdt
dan wordt Alexia koning. Pas als er GEEN nakomelingen van de laatst overleden koning meer zijn,
komen broers en zussen en daarna zijn de ooms en tantes aan de beurt. Zij mogen echter NIET
verder dan de 3e graad verwant zijn, art. 25 Gw.
Koningschap gaat bij overlijden over op zijn wettige nakomeling, meteen na de dood van oude koning
is de nakomeling meteen koning. Wettige nakomelingen kunnen alleen het koningschap krijgen, dus
adoptiekinderen etc NIET.
Wanneer er een opvolgingskwestie ontstaat begin je bij art. 24 Gw. Is er geen opvolger dan begin je
bij art. 30 Gw. (Dus als er geen opvolger van Willen 1 is dat ALLEEN art. 30 noemen) (Is er WEL een
opvolger dan ALTIJD art. 24 gebruiken en gebruik je NOOIT art. 30)
Bij artikel 30 Gw moet je ook art. 31 Gw benoemen
Als prinsessen het koningschap krijgen dan wordt zij ‘koning’ genoemd omdat het zo in de wet staat.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller agablom. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.92. You're not tied to anything after your purchase.