Bloed bestaat uit: (albumine zorgt voor COD druk in bloedbaan)
55% plasma (bestaat uit: water, voedingsstoffen, afvalstoffen, hormonen, albumine, antistoffen)
45% cellulair deel (erytrocyten, leukocyten en trombocyten)
Anemie = verlaagd aantal erytrocyten Normaalwaarde HB
Trombocytopenie = verlaagd aantal trombocyten Man: 8,5- 11 mmol/l
Leukopenie = neutropenie (tekort aantal leukocyten) Vrouw: 7,5 – 10 mmol/l
Neuropenie = tekort aan neutrofiele leukocyten
Leukemie = ontregelde groei witte bloedcellen
Reticulocyten = onrijpe erytrocyten en ontwikkelen zich tot volwaardige erytrocyten
Erytrocyten worden gemaakt in het rode beenmerg van de platte beenderen. Erytrocyten vervoeren
zuurstof en koolstofdioxide. Bloed transporteert zuurstof, koolstofdioxide, voedingsstoffen,
afvalstoffen en hormonen.
- Erytrocyten
- Trombocyten (essentieel voor de homeostase)
o Leukocyten (kun je onderverdelen in)
o Lymfocyten betrokken bij specifieke afweer
o Granulocyten
Neutrofiele
Eosinofiele
Basofiele
o Monocyten
EPO (erytropoetine) komt uit de nieren en regelt de aanmaak van de rode bloedcellen. IJzer, vitamine
B12 en foliumzuur zijn van belang bij erytropoëse.
Risicofactoren anemie:
- Bloedverlies, tekort aan voedingsstoffen, chronische ziekten, zwangerschap, erfelijke
factoren, verminderde opname van voedingsstoffen
Oorzaak:
- Er worden minder erytrocyten gemaakt
o ijzer of vitamine B12 tekort
o Chronische ziekte
o Beenmergprobleem = bijv. leukemie
- Er wordt minder Hb gemaakt
o Ferriprieve anemie = ijzergebreksanemie = vorm van microcytaire anemie
o Vitamine B12 of foliumzuur tekort = vorm van macrocutaire anemie
- Gemaakte Hb functioneert niet
Hemoglobineopathieen: het gemaakte Hb functioneert niet, dit leidt tot een versnelde afbraak van
erytrocyten. Dit zie je bij alfa- en béta-thalassemie en sikkelcelziekte (afwijkende erytrocyten kunnen
zorgen voor een plotselinge afsluiting van kleine bloedvaten).
Hemolyse = erytrocyten worden sneller afgebroken dan aangemaakt.
Symptomen: vermoeid, dyspneu, tachycardie, icterus (geelzucht).
Oorzaak neutropenie (tekort aantal leukocyten):
, - Chemotherapie, immunotherapie, radiotherapie
- Antibiotica
- Voedingstekorten
- Hyperplenisme (overactieve milt verschillende bloedcellen worden afgebroken)
Onderzoek:
- Uitgebreid bloedbeed, beenmergpunctie om oorzaak te onderzoeken
Leukemie = waarbij beenmerg te veel leukocyten aanmaakt.
Door meerdere ongeremde delingen van leukocyten en genetische veranderingen = witte bloedcel in
de bloedbaan maar afweerfunctie is afgenomen. Door ongeremde deling nemen ze veel ruimte in.
Verminderde erytrocyten en trombocyten = anemie en bloedingen.
Acute leukemie = leukocyten delen heel snel en rijpen niet goed uit = snel ziek en slechte afweer
Chronische leukemie = leukocyten delen snel maar rijpen ook goed = afweer nog redelijk goed
Ongeremde deling bij leukocyten die zich ontwikkelen tot lymfocyten = lymfatische leukemie.
Ongeremde deling in andere leukocyten (betrokken bij niet specifieke afweer) = myeloide leukemie.
Hemostase = mechanisme dat bloedverlies tegengaat.
Verhoogde bloedingsneiging = onvoldoende bloedstolling
Verhoogde stollingsneiging (trombofili) = factoren die stolling extra activeren, trombose ontstaan.
Risicofactoren: gebruik antistollingsmedicatie, hypothermie, gestoorde lever- nierfunctie, tekort aan
vitamine K of calcium.
Verhoogde bloedingsneiging ontstaat door:
- Afwijkingen van de vaatwand aneurysma, bloedvatontsteking
- Afwijkingen van de trombocyten verminderde aanmaak in beenmerg, nierinsufficiëntie
- Aandoeningen waarbij de stollingseiwitten niet/ onvoldoende worden aangemaakt vit.K
tekort, verstoorde leverfunctie.
4 fase hemostase:
1. Vasoconstrictie
2. Trombocyten vormen een prop eiwit Von Willebrandfactor komt vrij zorgt ervoor dat
trombocyten hechten aan de beschadiging.
3. Prop wordt verstevigd door fibrinedraden coagulatie = trombine zorgt ervoor dat fibrine
ontstaat uit fibrinogeen
4. Opruimen van stolsel door afbraak van fibrine = fibrinolyse
Fibrinolyse = trombus opruimen. Fibrine wordt afgebroken door eiwit plasmine. Hierbij ontstaat D-
dimeren = bloedonderzoek voor actieve stolling.
Stollingsfactoren worden gemaakt in de lever.
3 factoren die trombose kunnen bevorderen (trias van Virchow)
, - Schade aan de vaatwand schade aan endotheel activeren vrijkomende weefselfactoren
het stollingsproces.
- Veneuze stase / afwijkende bloedstroom door langzaam stromend bloed worden
trombocyten geactiveerd. Bijvoorbeeld AF, immobilisatie van de benen
- Verhoogde stollingsneiging (trombofilie)
Trombose in vene = zwelling, rood, warm
Trombose in arterie = ischemie (O2 gebrek), pijn, uitvallende functie van betreffende weefsel
Trombocytenaggregatieremmers worden voornamelijk gegeven bij verhoogd risico op arteriele
stolselvorming.
Anticoagulantia worden gebruikt bij voorkomen van DVT + AF. 3 groepen
- Laagmoleculair gewicht heparine sc toegedient, remt werking van factor en trombine
- Vitamine K antagonisten (acenocoumarol, fenprocoumon) remmen productie van
vitamine K.
- DOAC (direct werkende orale anticoagulantia) remmen de werking van factor X en
trombine.
DIS = diffuse intravasale stolling = een syndroom gekenmerkt door een systemische activatie van
stolling. Dit wordt in gang gezet door cytokinen die vrijkomen door een ontstekingsreactie of door
andere stolling bevorderende stoffen.
Antigenen zijn stoffen die immuunreactie kunnen veroorzaken. Bloedgroepen:
A, B, Rh (D)
Bloedgroep A heeft antigeen A
Bloedgroep B heeft antigeen B
Bloedgroep AB heeft antigenen A als B
Bloedgroep O heeft geen antigeen A, geen antigeen B
Resuspositief (Rh+) geeft aan dat het resusantigeen aanwezig is op de erytrocyt. Iemand die geen
resusantigeen heeft = Rh-.
Urinewegstelsel
- Nieren
- Ureters
- Blaas
- Urethra
Nier (ren) wordt voorzien van bloed door de arteria renalis, aftakking van aorta. Het bloed wordt via
de vena renalis (nierader) afgevoerd. De nieren filteren 180 liter bloed. Vloeistof via deze filtering
wordt opgevangen = voorurine. Urine wordt via de ureters afgevoerd naar de blaas. De urethra zorgt
ervoor dat de urine naar buiten kan = mictie.
Functies nier:
- Filetering van het bloed
- Productie van urine
- Regulering van de pH in het bloed
- Regulering van de bloeddruk
- Regulering van de vocht- en elektrolytenbalans
- Stimulering van de aanmaak van erytrocyten door produceren EPO
- Activatie van vitamine D
Nier bestaat uit:
- Lichaampje va malpighi (nierlichaampje). Bestaat uit 2 onderdelen:
, o Kapsel van Bowman (nierkapsel)
o Glomerulus (zeeflichaampje)
- Proximale tubulus voorurine wordt hierin opgevangen. Door reabsorptie worden
belangrijke voedingsstoffen terug gehaald naar het bloed.
- Lis van Henle hier word nog 10 -15% van water uit de voorurine geabsorbeerd.
- Distale tubulus onder invloed van aldosteron wordt hier natrium en water geabsorbeerd
naar de bloedbaan.
- Verzamelbuis hier komt de overgebleven urine via het pyelum (nierbekken) en de ureters
naar in blaas.
Regulatie pH
Normale waarde 7,35 en 7,45
- Longen dragen bij door meer of minder Co2 uit te ademen. Co2= zuur. Bij metabole acidose =
lage pH = diepere, snellere ademhaling leiden tot meer uitademing van Co2 stijging van de
pH warde in het bloed = respiratoire compensatie van een metabole verstoring.
- Regelmechanisme van de nieren komt pas enkele dagen later op gang. Nieren zijn van belang
bij een compensatie van respiratoire verstoring. De nieren reguleren de pH door uitscheiding
van meer of minder bicarbonaat en H+ = zuur.
- Intra- en extracellulaire buffersysteem zorgen ervoor dat de kleine veranderingen in zwakke
zuren en zwakke basen worden gecompenseerd. Belangrijkste systeem = bicarbonaat
buffersysteem, zorgt voor evenwicht tussen zwakke zuur Co2 en zwakke base Hc03-.
Regulatie van vocht- en elektrolytenbalans
Elektrolyten zijn opgeloste zouten, elektrisch geladen in het bloed. Belangrijkste elektrolyten zijn:
- Natrium, kalium, chloride, calcium, fosfaat en bicarbonaat
Natriumbalans
Natrium bevindt zich in de extracellulaire vloeistof. Natrium heeft relatie met water. Natrium gehalte
daalt = laag water gehalte = bloedvolume laag. Natrium stijgt = hoog water gehalte = hoge
bloedvolume. RAAS systeem: bij een lage bloeddruk zal de nier Renine uitscheiden. Renine zet
angiotensinogeen om in angiotensine 1. In de longen wordt angiotensie 1 omgezet in angiotensine 2
door het stofje ACE. Angiotensie heeft 3 functies:
- Vasoconstrictie
- Uitscheiding van aldosteron in de bijnieren aldosteron haalt natrium en water terug uit de
voorurine bloedvolume stijgt
- Zorgt voor een dorstpikkel waardoor je meer gaat drinken meer vocht = meer
bloedvolume.
Kaliumbalans
Kalium wordt vrijwel direct na opname in het lichaam onder invloed van hormonen (insuline +
aldosteron) opgenomen in de cellen. Vervolgens wordt het kalium tijdelijk uitgescheiden door de
nieren. Onder invloed van aldosteron wordt hier selectief natrium gereabsorbeerd naar de
bloedbaan en tegelijkertijd kalium uitgescheiden in de urine.
Calcium en fosfaatbalans
Concentratie van calcium wordt gereguleerd door:
- Calcitriol: vitamine D3
- Parathormoon (PTH): hormoon, geproduceerd door bijschildklier
- Calcitonine: hormoon geproduceerd door schildklier
Calcitriol en PTH zorgen voor stijging van de calciumconcentratie. Calcitonine zorgt voor daling.
Regulatie:
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller judithvanscherpenzeel. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.81. You're not tied to anything after your purchase.