Voor HC 1, H1: Psychiatrische stoornis en diagnostiek:
Psychiatrische ziekten worden gekenmerkt door (psychische) klachten en verschijnselen. Bijv. angst,
hallucinaties verslaving of verwardheid. Deze klachten kunnen ook lichamelijk zijn.
Er moet ook sprake zijn van lijdensdruk / sociaal disfunctioneren.
Waardeaspect = definitie van psychiatrische ziekte wordt bepaald door tijd en plaats. Daardoor geen
scherpe grens. De samenleving bepaald de definitie.
Dus (1) psychische klachten/verschijnselen en (2) significante lijdensdruk/beperkt sociaal
functioneren.
3 psychische functies in de hersenen: denken, voelen en willen
Trias psychica: Cognitieve, affectieve en conatieve functies.
Psychiatrische stoornis = een stoornis in de cognitieve, affectieve en/of conatieve functies, die
gepaard gaat met significante lijdensdruk of beperkingen in het sociaal functioneren.
Twee delen van psychiatrische diagnostiek:
- Anamnese = klachten en oorzaken
- Eigenlijk onderzoek = vaststellen van symptomen.
Meetinstrumenten zijn interviews en vragenlijsten.
ROM = Routine Outcome Monitoring = Ernst van ziektebeelden vast te stellen (ernstinstrumenten).
2 soorten diagnoses:
1. Syndroomdiagnose: alleen beschrijvend over diagnose.
2. Structuurdiagnose: niet alleen symptomen maar ook waardoor syndroom is ontstaan
Factoren als oorzaak van stoornissen:
Predisponerend: factoren die iemand kwetsbaar maken (werkloosheid)
Precipiterend: factoren die stoornis uitlokken (kritiek door partner)
Onderhoudend: factoren die stoornis onderhouden of versterken (relatieproblemen)
Als een aandoening boven (of onder) een bepaalde grenswaarde komt, kan je spreken van een
stoornis.
De DSM geeft classificaties.
Verschillende (contextuele) factoren kunnen bepalend zijn voor gedrag van een persoon.
Om een specifieke stoornis vast te kunnen stellen is medewerking van de betrokkene vereist. Of er
sprake is van een stoornis niet, maar welke wel.
,Voor HC 1, H2: Behandelmethoden:
Het is belangrijk om te bespreken waar behandeling uit bestaat (medicatie, therapie)
Klinische psychiatrische behandeling = het opnemen van de betrokkene (binnen ggz instelling).
Opname heeft als nadeel dat de betrokkene zijn omgeving verlaat. Ook heeft de persoon maar
beperkte regie over de invulling van zijn activiteiten.
Deeltijdbehandeling = betrokkene blijft thuis, maar komt naar behandelcentrum voor behandeling,
ook wel ambulante behandeling.
Of medicatie (psychofarmaca) werkt voor bepaalde stoornissen wordt getest met randomized
controlled trials (RCT). Blind of dubbelblind wordt medicatie en placebo uitgereikt.
Antipsychotica verhelpen de symptomen, niet de oorzaak.
Maar bij antipsychotica kunnen ook bijwerkingen optreden. Of het gevoel dat men niet meer zonder
de medicatie zou kunnen leven.
Bijwerkingen kunnen zijn:
Bewegingsstoornissen (krampen, motoriek)
Hormonaal
Gewichtstoename (en daarmee diabetes)
Overig: obstipatie, moeite plassen, droge mond
Stemmingsstabilisatoren:
Lithium, bijwerkingen zijn meer plassen, meer dorst, meer drinken, gewichtstoename
Kalmerings- en slaapmiddelen:
Benzodiazepine, maar risico op psychische afhankelijkheid. Bijwerkingen kunnen zijn:
afhankelijkheid, verminderde oplettendheid, versuffing (pas op met autorijden).
Psychostimulantia:
Ritalin, om mensen met druk gedrag rustiger te maken. Bijwerking: moeite met inslapen, afname
eetlust.
Psychotherapieën is wanneer een therapeut klachten en symptomen behandeld door op theorie
gebaseerde interventies.
- Psychoanalytische psychotherapie: afweren van gevoelens en gedachten proberen tegen te gaan.
- Cognitieve gedragstherapie: gedrag is aangeleerd en daarvoor ook weer af te leren. Exposure.
Tegengaan van vermijdingsgedrag is responspreventie. Disfunctionele denkpatronen.
- Gezin- of relatietherapie:
EPA = Ernstige psychiatrische aandoening.
Voor HC 1, Oratie van Michiel vd Wolf:
Stijging in het aantal meldingen van verwarde personen bij politie.
,(1) Door een falend zorgsysteem zijn er meer verwarde personen op straat.
(2) Toename van personen met psychische problemen.
Maar dilemma: daadwerkelijk meer verwarde personen of gewoon meer mensen die het melden.
Ontwikkeling van traditionele aandachtsgebieden van de forensische psychiatrie.
Wetgeving gedwongen zorg: dwangopnames voor wie een gevaar voor zichzelf of anderen
vormen.
De meeste verwarde mensen deugen, maar een minderheid zorgt voor een negatief beeld
van de hele groep. Een gevolg van de meldcultuur is vervreemding.
Beleid forensische zorg: controledrang (veiligheid, maar ook doorstroom naar minder
beveiligde plekken)
Veiligheidsparadox.
Rapportage pro justitia: psyche is minder grijpbaar dan bijv. het lichaam.
Forensische psychiatrische behandeling: veel administratiedruk.
Taken van FP:
- Ontvreemding
- Transdenken
- Loslating
- Maatwerk
- Acceptatie
Voor HC 2, H3: Neurocognitieve stoornis:
Delirium: afgenomen besef van omgeving. Paranoïde gedachten, angstig, geprikkeld. Kan
komen door lichamelijke ziekten of middelen.
o Hyperactief
o Hypoactief
Dementie: meerdere cognitieve functies zijn aangetast waardoor sociaal/beroeps
functioneren achteruit is gegaan. Verschillende subtypen zoals Alzheimer en Huntington.
Amnestisch: geheugenstoornis zonder aantasting van andere cognitieve functies.
Traumatisch hersenletsel: Oorzaak buiten het lichaam.
Voor HC 2, H4: Psychotische stoornis:
Hallucinaties, waandenkbeelden, verward denken.
Meerdere oorzaken. Sterke angstgevoelens en realiteitstoetsing.
Hallucinaties kunnen auditief, visueel, met geur of gevoel zijn.
Hallucinatie = betrokkene is overtuigd van het werkelijkheidskarakter van wat hij waarneemt, maar
er is in de buitenwereld geen corresponderende zintuigelijke stimulus aanwezig.
Wanen kunnen paranoïde zijn, betrekking, schuld, somatisch.
Waan = betrokkene heeft een denkbeeld waarvan hij overtuigd is en dat niet wordt gecorrigeerd
ondanks voldoende bewijs voor de onjuistheid ervan.
Schizofrenie kan zich met veel verschillende symptomen presenteren.
3 dimensies van schizofrenie: psychotisch, desorganisatie en negatieve-symptomen.
, Psychotisch: wanen en hallucinaties.
Desorganisatie: verward denken, motorische bewegingen
Negatieve-symptomen: hele dag in bed liggen, roken, nergens meer van genieten, emotioneel leeg.
Vaak wordt als bijkomende stoornis depressie ontwikkeld. Ook verslaving en suïcide.
Genetische en omgevingsfactoren zijn van belang bij schizofrenie.
Meestal duurt het jaren om te ontwikkelen.
Behandeling is vaak medicatie en rehabilitatie.
Bij een waanstoornis kan het normale leven gewoon doorgaan. Waan zoals hogere status hebben,
jaloers zijn, grootheidswaan, somatische waan (lichamelijke aandoening te hebben).
Voor HC 2, H5: Stemmingsstoornissen:
Gevoelens worden onderscheiden in stemming en affect
Stemming = subjectief ervaren grondtoon
Affect = directe emotionele reactie op een gebeurtenis (extern) of gedachten/herinneringen (intern)
Unipolaire stoornis = depressieve episoden
Bipolaire stoornis = zowel depressief als manisch (als hypomanisch)
Depressie komt vaker bij vrouwen dan bij mannen voor
Recidiverende depressie (depressieve episode doet zich meerdere malen voor)
Postpartumdepressie
Depressie met psychotische kenmerken (overdreven schuldgevoelens)
Anhedonie = afname in plezier kunnen hebben.
Depressie kan bestaan uit lichamelijke, cognitieve en conatieve symptomen.
Behandeling: lichte depressie behoeft geen behandeling en kan van zelf weer over gaan.
Anders kan advies gegeven worden en evt. medicatie worden voorgeschreven (antidepressiva).
Manie is een overdreven opgewekte eufore stemmig en expansief gedrag. Opgeblazen eigenwaarde
of grootsheid ideeën.
Meest gebruikte stemmingsstabilisator is lithium.
Kraambedpsychose is bipolaire stoornis rond de bevalling. Risico om zichzelf of de baby iets aan te
doen.
Voor HC 2, H6: PTSS en Dissociatieve stoornis:
PTSS is wanneer een acute stressstoornis langer dan 3 maanden volhoudt.
In een acute situatie de beleving van gevaar hebben.
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller iris10. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.69. You're not tied to anything after your purchase.