Toets stof Geschiedenis van het sociaal werk.
Vragen.
1. In de ontwikkeling van verzorgingsstaten kun je een aantal fasen onderscheiden. In welke
fase krijgen sociale verzekeringen een algemeen karakter?
2. Tijdens welke fase in de ontwikkeling van de verzorgingsstaat geldt het motto ‘van hangmat
naar trampoline’?
3. In het rapport De verzorgingsstaat herwogen kent de WRR een viertal functies toe aan de
verzorgingsstaat. Welke van de onderstaande functies hoort daar niet bij?
A. Verheffen
B. Verzekeren
C. Vereffenen
D. Verbinden
4. Geef voorbeeld van de functie Verzekeren;
A. Minimum inkomen
B. Overbruggen van tegenstellingen binnen groepen
C. Onderwijs
D. Begeleiding
5. Hans Achterhuis had kritiek…… welke en waarom…..
6. Noem het grootste verschil tussen equivalentiebeginsel en solidariteitsbeginsel?
7. De Armenwet van 1854 bepaalde dat:
A. de overheid zich niet met de armenzorg mocht bemoeien alleen als het om de openbare
orde ging.
B. de overheid moest in de tijd van de eerste Armenwet vaak financieel bijspringen op de
bedeling die de kerk aan de armen gaf.
C. A en B zijn beide goed.
8. Een belangrijk lesonderdeel op de School voor maatschappelijk werk was:
A. Methodiek
B. woningtoezicht
C. Vrouwenemancipatie
9. Het doel van het social casework is:
A. Niet te moraliseren maar je als hulpverlener richten op de kwaliteiten van de mensen
zodat ze zelf iets aan de situatie kunnen veranderen. En de mens of het gezin weer kan
functioneren in het groter sociaal geheel.
B. De maatschappij structureel te veranderen en daardoor een oplossing voor het
armoedeprobleem geven.
C. A en B zijn beide goed.
,10. Het zogenoemde ‘multimethodisch maatschappelijk werk’ is volgens Herman de Mönnick
verwant aan:
A. het social casework.
B. de comprehensive approach.
C. Evidence Based Practice.
11. Volgens de kritiek van Hans Achterhuis in zijn boek ‘’Markt van Welzijn en Geluk’’ streefde
het welzijnswerk ernaar:
A. mensen passief en onzeker te maken.
B. mensen tot hun recht te laten komen.
C. hulpverleningsvraag en -aanbod op elkaar af te stemmen.
D. een dam op te werpen tegen de verregaande commercialisering van het welzijnswerk
12. Binnen weeshuizen was de opvoeding gericht op:
A. rust, reinheid en regelmaat
B. zelfontplooiing
C. het aanleren van blinde gehoorzaamheid
D. het aanleren van deugdzaam gedrag
13. Het definitieve einde van de weeshuizen werd ingeluid door:
A. de Algemene Bijstandswet uit 1965.
B. de toenemende populariteit van pleeggezinnen.
C. de kritiek van professionele opvoeders op de regentenbesturen.
D. de aantrekkende economie en het dalende sterftecijfer.
14. De in 1896 opgerichte vereniging Pro Juventute had als doelstelling:
A. zo vroeg mogelijk in te grijpen in geval van verwaarlozing van jongeren.
B. de aandacht van de dader naar de daad te verschuiven.
C. te ijveren voor de oprichting van jeugdgevangenissen.
D. pleegzorg als alternatief voor het weeshuis te propageren.
15. Videohometraining is een vorm van:
A. residentiële hulpverlening
B. ambulante jeugdzorg
C. dagbehandeling
D. semi-residentiële hulpverlening
16. Binnen de semi-residentiële hulpverlening:
A. staat de leefgroep centraal.
B. gaat het om de verbetering van de communicatie tussen kind en gezin.
C. is de pupil als object van zorg veranderd in een cliënt die subject van zorg is.
D. wordt gewerkt aan het voorkomen van een uithuisplaatsing.
17. De Wet op de Jeugdhulpverlening heeft geleid tot:
A. een betere juridische bescherming van weggelopen jongeren.
B. een toename van het aantal ondertoezichtstellingen.
C. een groei van de alternatieve hulpverlening.
D. een sterke groei van de ambulante hulpverlening.
, 18. Volgens de kritische psychiater Thomas Szasz is de psychiatrie:
a. een controlesysteem van de staat dat mensen tot aanpassing dwingt
b. een medische wetenschap die gebruik maakt van de psychologie
c. de wetenschap die onbewuste drijfveren blootlegt
19. In welke van onderstaande antwoorden staan de begrippen in chronologische volgorde (de
oudste eerst):
a. Inrichtingspsychiatrie, kritische psychiatrie, dolhuizen
b. Dolhuizen, inrichtingspsychiatrie, DSM
c. DSM, dolhuizen, inrichtingspsychiatrie
20. Waarom start psychiatrie als doelgroep ‘pas’ in de achttiende eeuw?
a. Pas toen kwamen er financiële middelen beschikbaar om deze mensen te helpen
b. De mensen met een psychiatrische aandoening was tot die tijd verhoudingsgewijs een
kleine groep
c. Voor die tijd werden ze niet als een aparte groep beschouwd maar waren ze samen met
de criminelen, prostituees en armen de ‘onmaatschappelijken. ’
21. Dr. Jean Marc Gaspard Itard vond in 1797 een compleet verwilderde 12-jarige jongen in de
bossen van Frankrijk. Vier jaar lang probeerde hij van deze jongen een sociaal wezen te
maken. Zijn plan mislukte, maar toch wordt dit project als een succes gezien. Waarom?
A. Omdat de jongen vervolgens bij de huishoudster van Dr. Itard mocht blijven wonen en hij
dit veel leuker vond
B. Omdat het zorgde voor een keerpunt in het gedachtegoed over zwakzinnigen
C. Omdat Dr. Itard geen echte dokter was en dit door dit project werd ontmaskerd
22. Carel Muller was in de 70-er jaren directeur van de afdeling ‘Dennendal’ in
zwakzinnigeninstelling Willem Arntsz Stichting. Zijn visie op zwakzinnigen is van groet invloed
geweest. Hoe zag hij zwakzinnigen?
a. Als mensen die opgevoed moesten worden in plaats van opgesloten
b. Als ‘authentieke’ mensen, zonder materialistische drijfveren
c. Als zachtzinnige, vervreemde mensen
23. Bij de overbrugging van een tijdelijke noodsituatie kan de wet BOPZ het inzetten van
middelen en maatregelen toestaan. Welke maatregel hoort daar niet in thuis?
A. Afzondering
B. Fixatie
C. Onthouden van medicatie
24. Hoeveel % is eind 2010 65 jaar of ouder in Nederland?
A. 10%
B. 15%
C. 25%
25. Wat is de geschatte grijze druk in 2040 Nederland?
A. 22%
B. 43%
C. 64%
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller xmieees. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.