,…………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….
Thema 5.2: kinderchirurgie
Beredeneren welke verpleegkundige zorg er gegeven moet worden pré en post operatief.
Beschrijven wat de volgende aangeboren aandoeningen inhouden
Oesophagusatresie
In de eerste fase van de ontwikkeling van het kind in de baarmoeder ontstaat een buisvormige
verbinding van de mond/keelholte met de maag. Rond de vijfde à zesde week splitst deze structuur
zich in 2 buizen. De voorste buis wordt de luchtpijp en de achterste de slokdarm. Tijdens deze
afsplitsing kan er iets fout gaan: de slokdarm wordt onderbroken, maar houdt nog wel vaak een
verbinding met de luchtpijp. In Nederland worden per jaar 45-50 kinderen met een dergelijke
aandoening geboren.
Er zijn een aantal verschillende type afwijkingen te onderscheiden. Op de volgende tekening staan de
verschillende soorten afwijkingen:
Type A: oesophagus atresie zonder tracheo-oesophageale fistel (8%):
Bij dit type afwijking ontbreekt een groot stuk van de slokdarm, zogenaamde long-gap en is er geen
verbinding met de trachea. Deze afstand moet overbrugd worden: mede afhankelijk van de te
overbruggen afstand wordt de operatietechniek vastgesteld.
Type B: oesophagus atresie met een proximale tracheo-oesophageale fistel (1%):
In dit geval ontbreekt niet alleen een deel van de slokdarm, maar er bestaat tevens een verbinding
(fistel) tussen het bovenste stuk (proximaal) en de trachea. Speeksel of voeding loopt in plaats van
naar de maag, via de fistel naar de longen. Het onderste deel van de oesophagus eindigt blind.
Type C: oesophagus atresie met een distale tracheo-oesophageale fistel (85%):
Deze vorm van atresie komt het meest voor. Er bestaat een verbinding tussen het onderste deel
(distaal) van de slokdarm en de luchtpijp, dat wil zeggen: een rechtstreekse verbindingsweg tussen
de maag en de luchtwegen. De bovenste helft van de slokdarm eindigt blind. Niet alleen ondervindt
het kind last bij ademhaling door het ophopen en overvloeien van speeksel uit die afgesloten “zak”,
2
,maar daarnaast kunnen de longen ook nog geprikkeld worden door maagvocht door de verbinding in
het onderste stuk van de slokdarm met de luchtpijp. Je ziet dan dus veel lucht in de maag.
Type D: oesophagus atresie met zowel een proximale- als een distale tracheo-oesophageale fistel
(1%)
Het is een combinatie van zowel type B als C. Dit type heeft een dubbele fistelverbinding: zowel de
bovenste als de onderste slokdarmstomp monden uit in de trachea. Door deze beide verbindingen
kan zowel speeksel als maaginhoud naar de longen gaan.
Type E: tracheo-oesophageale fistel zonder atresie (H-fistel) (4%)
Bij dit type afwijking is de slokdarm in zijn geheel aangelegd en zit er een verbinding tussen de
slokdarm en de luchtpijp. Dit type wordt meestal pas na enkele dagen of zelfs weken opgemerkt,
omdat er wel doorgang naar de maag is. Hierdoor kan een kind normaal drinken. Echter door de
verbinding kan er voeding en speeksel naar de longen gaan, waardoor het kind zich kan verslikken of
benauwd wordt.
Type F: oesophagus stenose (1%)
Hierbij is er geen verbinding tussen de slokdarm en de luchtpijp, maar is de slokdarm vernauwd. Deze
vernauwing kan zo ernstig zijn dat voeding en/of speeksel niet goed kunnen passeren naar de maag.
Na de geboorte ontstaan er snel problemen doordat het kind het speeksel of de eerste voeding niet
goed kan doorslikken. Bij het doorslikken raakt het bovenste afgesloten deel van de slokdarm vol, de
voeding loopt over en kan in de luchtwegen terecht komen. Speeksel vermengd met luchtbelletjes en
komt dan door neus en mond naar buiten (bellen blazen). De baby gaat heftig hoesten en wordt
benauwd. Het kind moet dan over naar een specialistisch ziekenhuis.
Als er lucht in de maag en/of darmen bevindt is er sprake van een tracheo-oesophageale fistel.
Alle kinderen die verdacht worden van een oesophagusatresie worden opgenomen op de IC
kinderen. Hier zal de diagnose worden bevestigd door de kinderchirurg. In afwachting van de
operatie blijft het kind opgenomen op de IC kinderen en zal hij een speciale zuigsonde (replogle-
sonde) krijgen. Dit is een stugge sonde met dubbel lumen waardoor je kunt uitzuigen en spoelen met
zout tegelijkertijd. Je laat het kind in anti-trendelenburg liggen (hoofd hoger) met de afhangende
replogle sonde. In de tussentijd krijgt hij een infuus voor voldoende vocht. Het kind krijgt geen orale
voeding. Als het niet gelijk geopereerd kan worden zal er soms tijdelijk een PEG worden ingebracht.
Een fopspeen wordt afgeraden omdat dit de aanmaak van speeksel stimuleert.
De artsen zullen het kind onderzoeken op andere afwijkingen. Het kan namelijk voorkomen dat een
oesophagusatresie samen gaat met een of meer andere afwijkingen aan andere organen.
Het meest bekend is de VACTERL associatie. Dit is de afkorting vanuit het Engels voor een aantal
afwijkingen dat vaak samen voorkomt. Als minstens vier van onderstaande afwijkingen aanwezig zijn,
is sprake van de VACTERL associatie.
V(vertebral): wervel- en/of ribafwijking
A(anal) aanlegstoornis van de anus
C(cardiac) hartafwijking
T(tracheo) afwijking van de luchtpijp
E(esophageal): afwijking van de slokdarm
R(renal) nier- en urinewegafwijkingen
3
, L(limb) afwijking van de ledematen
Na de operatie komt het kind weer terug op de IC kinderen. Voor het kind is zelf ademen direct na de
operatie vaak niet goed mogelijk. Hij of zij wordt daarom nabeademd. Na de detubatie na 1-2 dagen
kan gestart worden met voeding. Dit wordt in eerste instantie gedaan via de steunsonde die tijdens
de operatie is achtergelaten. Kinderen krijgen vaak omeprazol doordat ze last hebben van reflux
omdat de hoek van de oesophagus en de maag nu anders is.
Als het kind het goed doet en er geen medische problemen zijn, mag hij mee naar huis. Voordat dit
zover is, krijgen alle ouders een BLS cursus voor het geval er sprake thuis van verslikking of ernstig
dichtklappen ten gevolge van de tracheomalacie.
Duodenumatresie
Een dunnedarmatresie is een aangeboren afwijking waarbij een
volledige afsluiting van de dunne darm bestaat (komt vaker voor
bij kinderen met Down). Boven de afsluiting is de darm sterk
uitgezet, terwijl het distale deel van de darm doorgaans zeer nauw
is doordat dit niet wordt gebruikt. Het kan gaan om een inwendige
obstruerende membraan in de darm, een solide afsluiting of
meerdere solide afsluitingen op het verloop van de darm. Het
defect ontstaat meestal tijdens de 2de of 3de intra-uteriene
maand. Hoewel de afsluiting overal in het darmkanaal kan
voorkomen wordt het ileum het meest aangetast.
Deze kindjes gaan na de geboorte galig braken en hebben een ingevallen buik. Als men dan een
buikoverzicht maakt ziet men dat de maag en het proximale duodenum zijn dan uitgezet en als 2
vochtbellen te zien. Ook wel double bubble genoemd.
Het kind wordt na de geboorte direct overgebracht naar de kinderIC. Er zal een maagsonde en infuus
ingebracht worden voor voldoende lucht. Door middel van een X-BOZ kan de diagnose gesteld
worden. Er wordt ook nog een echo cor gemaakt. Voor de OK wordt de bloedgroep bepaald en alvast
bloed besteld.
Er zal na de operatie nog een afhangende maagsonde achterblijven. Dit kan tot wel 6 weken nodig
zijn soms. Het kind zal parenterale voeding krijgen. Er wordt eerst niks per os gegeven. Na verloop
van tijd zal er gestart worden met dripvoeding. Verder is dit een lang herstel proces waarbij veel
geduld nodig is.
Anusatresie
Anusatresie is een aandoening, waarbij het normale uiteinde van de endeldarm, de anus, niet
aanwezig is of op een abnormale plaats is gelegen. Als het uiteinde van de endeldarm ophoudt boven
de bekkenbodemspieren, spreken we van een hoge anusatresie. In de zesde tot achtste week van de
zwangerschap ontwikkelen zich uit het laatste gedeelte van de oerdarm - de zogenaamde einddarm -
de blaas, endeldarm en anus. Dit gemeenschappelijke darmdeel heet cloaca. Deze cloaca is door een
vlies, het cloacale membraan, afgesloten van de buitenwereld. De cloaca en het cloacale membraan
worden vervolgens door een tussenschot, dat van bovenaf ingroeit, in tweeën gedeeld. Bij de
anusatresie gaat er in de fase dat het tussenschot ingroeit, iets fout.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ilsedewinter. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.02. You're not tied to anything after your purchase.