100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Begrippenlijst menselijke biologie en genetica $6.95   Add to cart

Summary

Samenvatting Begrippenlijst menselijke biologie en genetica

 30 views  1 purchase
  • Course
  • Institution

Volledige begrippenlijst van hoofdstuk 1 tem 17 in het Nederlands.

Preview 3 out of 17  pages

  • May 17, 2023
  • 17
  • 2022/2023
  • Summary
avatar-seller
Begrippenlijst menselijke biologie
en genetica
Begrip Betekenis
HOOFDSTUK 1 THE CHEMISTRY OF LIVING THINGS
Evaporation/evaporatie Verdamping van water.
Cohesie De mogelijkheid van waterstofmoleculen om aan elkaar te hangen door
een hydrogen bonding.
Adhesie De mogelijkheid van waterstofmoleculen om zich vast te hangen aan een
oppervlakte.
Solvent Vloeistof waarin andere oplossen.
Solute Elke opgeloste substantie.
Covalente binding Binding tussen atomen waarin ze een of meerdere gemeenschappelijke
elektronen paren hebben (2 niet-metalen).
Ionische binding Binding tussen positief en negatief geladen ionen.
Waterstofbrug Polaire, niet-covalente binding tussen een elektronenpaar op een sterk
elektronegatief toom en een naburig waterstofatoom gebonden aan een
ander elektronegatief atoom.
Polaire moleculen Het centrum van de negatieve ladingen valt niet samen met dat van de
positieve.
Hydrophillic/Hydrofiel Intrageren makkelijk met water.
Hydrophobic/Hydrofoob Lossen niet op in water.
Intracellulair Ruimte tussen cellen.
Intercellulair Binnen in een cel.
Acid/zuur Kan H+ ionen afgeven.
Base/Base Kan binden aan H+ ionen.
Buffer Zorgt voor minimale veranderingen in de PH (vb bufferpaar: Bicarbonaat
en diwaterstofcarbonaat).
Organische moleculen Bevatten koolstof en andere elementen die bij elkaar gehouden worden
door covalente bindingen.
Dehydration synthesis Het proces waarin macromoleculen worden opgebouwd binnen zichzelf.
Sub units Kleinere moleculen.
Hydrolysis/Hydrolyse Waar het equivalent van water wordt bijgevoegd elke keer wanneer de
band tussen sub units in een keten is verbroken (<-> dehydration
synthesis).
Monosaccharides Bevatten 5 tot 6 koolstof atomen in een ring (Ribose, deoxyribose,
glucose, fructose,…).
Oligosaccharides Korte ketens van monosacharides (Sucrose, lactose,…).
Polysaccharides Duizende monosacchariden, bewaren extra energie (glycogeen).
Lipids/Lipiden Onoplosbaar in water met drie subklasses*.
*Triglycerides Neutrale vetten met glycerol molecule en drie fatty acids die eindigen in
een carboxylgroep. Gesatureerde vetten hebben een waterstof voor elke
koolstof in hun staart. Ongesatureerde vetten hebben er minder
waardoor hun staarten kronkels hebben.
*Phospholipids Bestaan uit een glycerol en twee fatty acid staarten. In plaats van een
derde staart is een negatief geladen fosfaatgroep. De ene staart is polair
en de andere niet.
*Steroïden Zijn onoplosbaar en bestaan uit drie 6-membered koolstofringen en een
5-membered koolstofring.
Proteïne Polypeptide met meer dan 100 aminozuren. Vaak oplosbaar in water.


1

,Primaire structuur Aminozuur keten vertegenwoordigd door de eerste drie letters.
Secundaire structuur Beschrijft hoe de aminozuurketen is georiënteerd. Dat kan zowel aan de
hand van een alpha-helix als aan de hand van een beta-plaat.
Tertiaire structuur Vormt een driedimensionale structuur.
Quaternaire structuur Tonen hoeveel polypeptideketens een proteïne maken.
Enzym Reguleert de snelheid van biochemische reacties binnenin de cel. Het
functioneert als een biologische katalysator.
Denaturatie Permanente verandering in de structuur van de proteïne.
Deoxyribonucleic acid (DNA) Bestaan uit sub units genaamd nucleotiden. Die bestaan uit 5-koolstof
suikers (deoxyribose), dubbel geringde structuur dat stikstof bevat en zo
base heet en een fosfaat groep. De 4 base-moleculen zijn adenine,
thymine, cytosine en guanine die aan elkaar gelinkt zijn door covalente
bindingen tussen de fosfaat en de suiker groepen.
Ribonnucleic acid (RNA) Bestaan uit sub units genaam nucleotiden. Die bestaan uit 5-koolstof
suikers, een enkele geringde structuur dat stikstof bevat en zo base heet
en een fosfaat groep. De 4 base-moleculen zijn adenine, uracil, cytosine
en guanine die aan elkaar gelinkt zijn door covalente bindingen tussen de
fosfaat en de suiker groepen.
Adenosine trifosfaten (ATP) Identiek tot de adenine bevattende nucleotide in RNA behalve dat het
twee fosfaat groepen heeft. Het bestaat uit een adenine basis met 5-
koolsof suiker ribose = adenosine. En daarbij 3 fosfaat groepen. Telkens
wanneer ene celenergie nodig heeft dan breekt de band tussen de twee
uiterste fosfaatgroepen = ADP.
HOOFDSTUK 2 STRUCTURE AND FUNCTION OF CELLS
Plasmamembraan Omringd het materiaal binnenin een cel. Is selectief permeabel, maar laat
bijna altijd water door.
Aquaporines Proteïne kanalen die lipide-oplosbare moleculen de mogelijkheid geven
om vrij door het membraan te bewegen.
Equilibrium Evenveel moleculen die binnenkomen in de substantie zullen er ook
uitgaan.
Hemolyse Het barsten van rode bloedcellen.
Nucleus Is een algemene term voor de kern.
Cytoplasma Omvat alles binnen de cel buiten de nucleus.
Cytosol Gel-achtige vloeistof in het cytoplasma
Organellen Microscopisch kleine structuren in het cytosol met elk zijn eigen functie.
Eukaryoten Bestaan uit vorige componenten, zijn de meerderheid van de menselijke
cellen.
Prokaryoten Zijn omring door een cel-muur en hun genetisch materiaal zit niet in de
nucleus, ook ontbreken ze de meeste organellen.
Microvilli Effectieve manier om de oppervlakte relatief te vergroten met het
volume.
Light microscope (LM) Deze versie bestaat het langst en wordt het meest gebruikt. Via een
vergrootglas en licht worden de deeltjes zichtbaar.
Transmission electron Creëert een 2D beeld aan de hand van een straal van elektronen, zo kan
microscope (TEM) men ook de binnenkant van de cel zien.
Scanning electron Gebruikt ook een straal van elektronen maar vormt hier een 3D beeld
microscope (SEM) mee.
Nuclear pores/Nucleaire Zitten verspreid over het nucleair membraan en zijn te klein voor DNA om
poriën erdoor te kunnen.
Nucleolus Zit binnen in de nucleus. Hier worden alle componenten ven ribosomen
gesynthetiseerd en gaan ze langs de nucleaire poriën om zo samengesteld
te worden tot ribosoom in het cytoplasma.
Ribosomen Kleine structuren die bestaan uit RNA die verantwoordelijk zijn voor het
maken van specifieke proteïnen. Ze zitten vast aan het endoplasmatisch

2

, reticulum waar ze hun proteïnen vrijgeven in de vouwen. Drijvende
ribosomen maken proteïnen voor direct gebruik.
Endoplasmatisch reticulum Samen met de ribosomen synthetiseren ze de meeste chemische
bindingen in de cel. = Rough ER. ER zonder ribosomen noemen we
Smooth ER.
Golgi apparaat Hier worden chemische bindingen van het ER verpakt en gemaakt tot hun
eindproduct.
Vesikels Membraangebonden bolletjes dat iets omringen binnen in de cel.
Secretory Bedoelt voor de export van de cel, ze vertrekken van het Golgiapparaat.
vesicle/secretieblaasjes
Endocytotic vesicle Omringen bacteriën en ruwe materialen va de extracellulaire omgeving
en doen aan Endocytose.
Peroxisomen Nemen giftig afval op, maken ze onschadelijk en scheiden de rest uit.
Lysosomen Smelten samen met de endocytotic vesicles, verteren de bacterie en
scheiden de rest uit.
Mitochondria Verantwoordelijk voor het maken van bruikbare energie.
Cytoskelet Bestaat uit microtubuli (klein en hol) en microfilamenten (dunne stevige
vezels) die samen zorgen voor een gestructureerd netwerk.
Cilia Lijkt op haar en zorgt voor gemakkelijkere beweging.
Flagella Zijn nog langer dan Cilia, zoals de staartjes bij sperma cellen.
Centriolen Micro tubulaire structuren dicht bij de nucleus die verantwoordelijk zijn
voor celdeling.
Lipide dubbellaad Plasma membraan bestaat hieruit, het zijn twee lagen fosfolipiden met
cholesterol en verschillende proteïnen.
Passief transport Transporteert een molecule zonder dat er energie verbruikt wordt.
Beweegt mee met de concentratie gradiënt.
Diffusie De beweging van moleculen die weggaan van de plek met de hoogste
concentratie.
Osmose Water gaat bewegen naar de plek met de hoogste concentratie, het
verschil hiertussen is osmotische druk.
Facilitated Wanneer een molecule niet door geraakt zet hij zich vast op een
transport(diffusion) membraan proteïne wat zorgt voor een verandering in vorm.
Transportproteïne De proteïne aan het membraan dat moleculen doorlaat.
Actief transport Kan substanties tegen de concentratie gradiënt laten bewegen, maar dit
heeft energie nodig.
Sodium-potassium pump Gebruikt energie om natrium in de pomp te krijgen en kalium eruit.
Endocytose Materialen in de cel.
Exocytose Materialen uit de cel.
Receptor proteïnen Zitten over het plasmamembraan en ontvangen en geven informatie door.
Isotonisch De extracellulaire vloeistof heeft dezelfde concentratie dan de
intracellulaire.
Hypertonic De extracellulaire vloeistof heeft een hogere concentratie dan de
intracellulaire.
Hypotonic De extracellulaire vloeistof heeft een lagere concentratie dan de
intracellulaire.
Metabolisme Som van alle chemische reacties binnen het organisme.
Anabolisme Kleine moleculen worden samengevoegd in grote die meer energie
bevatten.
Katabolisme Grote moleculen worden afgebroken en laten energie vrij.
Glucose Voorziet energie voor cel aan de hand van vier stappen van cellulaire
ademhaling(glycolyse, voorbereidende stap, citroenzuur cyclus en het
elektronen transport systeem).
HOOFDSTUK 3 FROM CELLS TO ORGAN SYSTEMS
Tissues/weefsels Groep van gespecialiseerde cellen die gelijkaardig zijn in structuur en

3

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller romic. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.95. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

80467 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling

Recently viewed by you


$6.95  1x  sold
  • (0)
  Add to cart