Natuurlijke selectie: het verschijnsel dat sommige organismen uit een populatie beter in hun omgeving passen
dus een grotere overlevingskans en kan ons overlevende nakomelingen heeft.
Convergente evolutie: de evolutie van dezelfde functie bij verschillende, niet-verwante taxonomische groepen.
Fitness: Het voortplantingssucces van een individu.
Absolute fitness (W): de bijdrage van een individu aan de genenpoel van de volgende generatie.
Relatieve fitness (w): De bijdrage van een individu aan de genenpoel van de volgende generatie, relatief ten
opzichte van de bijdrage van andere (van de meest succesvolle).
Seksuele selectie: Het verschijnsel dat het niet gaat om het overleven maar om wie zich het beste kan
voortplanten.
Intraseksuele selectie: Onderling vechten om de sterkste te zijn en zich dus het beste kunnen voortplanten.
Interseksuele selectie: Zorgen dat de vrouwtjes jou het meest aantrekkelijk vinden door ornamenten.
Seksuele dimorfisme: Verschil in uiterlijk tussen mannetjes en vrouwtjes omdat mannetjes vrouwen moeten
versieren.
Good genes hypothese: Hoe uitbundiger het ornament van het mannetje, hoe beter het mannetje en zijn
genen dus zijn.
Handicap hypothese: Het ornament is soms een handicap om mee te leven. Als hij dan nog overleefd is hij het
beste mannetje.
Sexy son hypothese: De dochters hebben voorkeur voor extreme eigenschap, die per generatie dus steeds
extremer wordt.
Sensory bias: mannetje heeft bepaalde eigenschap waardoor hij opvalt dus vinden vrouwtjes hem
aantrekkelijk.
Polygynie: Een man bevrucht meerdere vrouwtjes.
Polyandrie: Een vrouwtje paart met meerdere mannetjes.
Promiscue: Iedereen paart met iedereen.
Certainty of paternity: Hoe zekerder een vader is van het vaderschap, hoe meer zorg hij levert.
Gene flow: introductie en uitwisseling van allelen tussen populaties door migratie van individuen of gameten.
Genetische drift: Willekeurige verandering van allelfrequenties van generatie op generatie.
Bottleneck effect: Wanneer er reductie van de populatie is als gevolg van milieuramp, overmatige jacht of
founder effect.
Founder effect: Paar individuen beginnen een nieuwe kolonie waardoor er minder genetische variatie is.
Soortvorming: The origin of the species, als focus van de evolutietheorie.
Evolutietheorie: Richt zich op het uitleggen hoe populaties evolueren en hoe nieuwe soorten ontstaan.
Micro-evolutie: Bestaat uit veranderingen in allelfrequentie in een populatie in de loop van de tijd en
soortvorming.
Macro-evolutie: Verwijst naar brede patronen van evolutionaire verandering boven het soortniveau.
Reproductieve isolatie: Het bestaan van factoren die twee soorten ervan weerhouden om levensvatbare,
vruchtbare nakomelingen te produceren.
Het biologisch soortconcept: Groepen van daadwerkelijk of potentieel kruisende populaties, die levensvatbare,
vruchtbare nakomelingen produceren en die reproductief geïsoleerd zijn van individuen van andere populaties.
Het morfologisch soortconcept: Definieert een soort op structurele kenmerken.
Het ecologisch soortconcept: Onderscheid soorten op basis van hun ecologische niche.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller yanniekvos. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.94. You're not tied to anything after your purchase.