Samenvatting Boek Goederenrecht Onroerend Goedrecht II - Beperkte genoetsrechten
14 views 1 purchase
Course
Onroerend goedrecht II
Institution
Universiteit Leiden (UL)
Book
Pitlo 3 Goederenrecht
Dit document bevat een samenvatting van het vak Onroerend Goedrecht II van het onderdeel Beperkte genotsrechten.
Het is een samenvatting van de voorgeschreven stof uit het boek Goederenrecht - Pitlo.
Goederenrecht – Beperkte
genotsrechten
College 1 + 2
Hoofdstuk 12 Beperkte rechten op goederen
Een beperkt recht is een recht afgeleid uit een meeromvattend recht, wel met dat beperkte
recht is bezwaard (art. 3:8 BW). Beperkte rechten kunnen zijn afgeleid uit volledige rechten
of uit andere beperkte rechten. Er is sprake van een ‘moederrecht en een ‘dochterrecht’.
Gaat het beperkte recht (dochterrecht) teniet, dan wordt het moederrecht weer
onbezwaard.
- Beperkte rechten zijn absolute rechten en hebben zaaksgevolg. Zij behouden hun
werking tegen opvolgende verkrijgers onder bijzondere titel. De beperkt gerechtigde
heeft in geval van faillissement van de hoofdgerechtigde een separatistpositie. De
inhoud hiervan verschilt wel naar gelang het soort beperkte recht.
- Het oudere beperkte recht gaat voor op het jongere (prior tempore regel).
- Genotsrechten rechten die genot van een goed geven; vruchtgebruik,
erfdienstbaarheid, opstal, erfpacht.
- Zekerheidsrechten rechten die een schuldeiser voorrang verlenen bij de verdeling
van executieopbrengst van een goed; pand/hypotheek.
- Limitatief stelsel uit de wet (art. 3:81 BW). Er zijn ook oude beperkte rechten die niet
in de wet staan. Zij blijven wel bestaan, maar kunnen niet meer worden gevestigd
(art. 150 Overgangswet NBW).
Ontstaan beperkte rechten
Art. 3:98 BW bepaalt dat voor ontstaan beperkte rechten dezelfde bepalingen als voor
overdracht gelden. Art. 3:84 BW; geldige titel, beschikkingsbevoegdheid, levering is dus van
toepassing.
Degene die een zelfstandig recht heeft kan beperkte rechten vestigen (art. 3:81 lid 1 BW). Hij
kan dit beperkte recht enkel vestigen binnen de grenzen van het zelfstandige recht. Het
recht moet overdraagbaar zijn om een beperkt recht te kunnen vestigen.
Het verbod van titel ‘zekerheidsstelling’ geldt niet bij pand en hypotheek, maar wel bij
andere beperkte rechten (art. 3:84 lid 3 jo. 3:227 BW).
De vestigingshandeling bij het beperkte recht verschilt naargelang het goed waarop het
recht wordt gevestigd.
Beperkte rechten kunnen ook ontstaan door verjaring. Hiervoor is in ieder geval nodig dat
van het beperkte recht het bezit is verkregen.
Beperkte rechten kunnen in beginsel worden overgedragen (art. 3:83 BW). Afhankelijke
rechten kunnen naar hun aard niet worden overgedragen. Zij volgen het recht waaraan zij
zijn verbonden (art. 3:82 BW). Beperkte rechten gaan niet altijd over door vererving.
,Tenietgaan beperkte rechten
Art. 3:81 lid 2 BW geeft geen limitatief lijstje voor het tenietgaan van beperkte rechten.
1. Einde hoofdrecht tenietgaan van et recht waaruit beperkte recht is afgeleid. Soms
komt het beperkte recht te ruste op datgene wat in de plaats van de tenietgegane
goederen treedt (zaaksvervanging; art. 3:213/229/246 lid 5 BW).
2. Tijdsduur/voorwaarde tenietgaan na tijd waarvoor gevestigd of vervullen
voorwaarde waaronder gevestigd (art. 3:98 jo. 3:84 lid 4 jo. 3:38 lid 2 BW).
o Intreden voorwaarde is inschrijfbaar feit (art. 3:17 lid 1 sub a/c BW).
3. Afstand geschiedt via art. 3:98 jo. 3:84 BW; het is geen eenzijdige rechtshandeling
meer zoals vroeger.
o Belangrijk element relatieve werking, het werkt niet ten nadele van hen
die op het tenietgegane beperkte recht een beperkt recht hebben (art. 3:81
lid 3 BW).
4. Opzegging alleen mogelijk als de bevoegdheid hiertoe is bedongen of als het uit de
wet voortvloeit (bijv. bij erfpacht en opstal (art. 5:87/204 lid 2 BW)).
o Het is een eenzijdige rechtshandeling die zowel aan beperkt gerechtigde als
aan hoofdgerechtigde kan zijn gegeven.
5. Vermenging als hoedanigheden van beperkt gerechtigde en hoofdgerechtigde in
dezelfde persoon worden verenigd.
o Het heeft relatieve werking (art. 3:81 lid 3 BW). Vermenging werkt niet ten
voordele van beperkt gerechtigden die op het bezwaarde goed een beperkt
recht hadden en het tenietgegane recht moesten eerbiedigen.
Art. 3:106 BW vindt geen toepassing bij zekerheidsrechten.
Beperkte rechten kunnen ook tenietgaan door werking van derdenbeschermende
bepalingen.
Erfdienstbaarheden
Art. 5:70 BW een last waarmee een erf (dienende erf) ten bate van een ander erf
(heersende erf) is bezwaard.
- Ten bate van subjectief nut, het recht moet strekken ten bate van een ieder die
het heersende erf verkrijgt of gebruikt.
- Je kan geen erfdienstbaarheid uitoefenen als je eigenaar bent van zowel het
heersende als het dienende erf.
Hoewel het recht van erfdienstbaarheid is verbonden aan een zaak, is het een persoon die
de lasten of lusten ervan ondervindt. Erfdienstbaarheid kan slechts worden gevestigd door
iemand die beschikkingsbevoegd is ten aanzien van het erf.
Art. 5:71 BW ‘op/boven/onder een van de erven’; dit ziet op feitelijke handelingen en dus
niet op rechtshandelingen.
- Het gaat om een dulden of iets niet doen. De eigenaar van het dienende erf heeft dus
een passieve rol. Het kan dus niet verplichten tot een doen.
- Actieve nevenactiviteiten kunnen er wel aan worden gekoppeld, bijv. aanbrengen
van gebouwen die nodig zijn voor uitoefening erfdienstbaarheid, maar dan moeten
die wel geheel of ten dele op dienende erf zijn.
Erfdienstbaarheid, kettingbeding en kwalitatieve verplichting
, Tussen eigenaren van twee erven kan een erfdienstbaarheid gelden, maar ook kan tussen
hen een verbintenis, dus slechts een persoonlijk werkende rechtsverhouding bestaan.
Een verplichting om te doen kan niet tot inhoud van een erfdienstbaarheid worden gemaakt,
bijv. ook niet het verbod tot het verrichten van rechtshandelingen dat bijvoorbeeld niet
verhuurd gaat worden. Dit kan wel soortgelijk worden afgesproken door tussen A-B een
afspraak te maken waarin wordt opgenomen dat B dit ook moet opleggen aan zijn
opvolgers. Zo ontstaat een kettingbeding, waaraan een boete wordt gebonden indien het
niet wordt nageleefd.
Art. 6:252 BW kwalitatieve verplichting; persoonlijke verplichtingen om iets te dulden of
niet te doen kunnen overgaan op verkrijgers en gebruikers van het registergoed, mits beding
in notariële akte vastgelegd en ingeschreven in openbare registers.
- Kwalitatieve verplichting geldt voor registergoederen, erfdienstbaarheid slechts voor
onroerende zaken.
Inhoud erfdienstbaarheid
- Erfdienstbaarheid moet voldoen aan art. 5:71 BW. Verder zijn er geen beperkingen.
- Art. 5:73 BW inhoud en wijze van uitoefening in eerste instantie bepaald door
akte van vestiging.
o Bij vragen over de uitleg van de akte; de partijbedoeling moet worden
afgeleid uit de in de akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar
objectieve maatstaven in het licht van de gehele uitleg van de akte.
o Wat daarbuiten nog is overeengekomen kan eventueel nog wel persoonlijke
werking hebben tussen de oorspronkelijke partijen bij vestiging.
o Uitleg van de akte geen oplossing? Dan aanvulling door plaatselijke gewoonte
(lid 1). Ook dan nog twijfel, dan is beslissend de wijze waarop de
erfdienstbaarheid geruime tijd te goeder trouw en zonder tegenspraak is
uitgeoefend (de aanvaarde feitelijke gang van zaken).
- Redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW) zullen onder andere een rol spelen bij de
situatie dat de rechter moet oordelen of verzwaringen van het oorspronkelijke
gebruik door het dienende erf in redelijkheid moeten worden geduld.
- De uitoefening van erfdienstbaarheid moet op en voor het dienende erf minst
bezwaarlijke wijze geschieden (art. 5:74 BW).
- De eigenaar van het dienende erf mag niets doen waardoor hij afbreuk zou doen aan
de erfdienstbaarheid. Hij mag dus de betekenis van de erfdienstbaarheid voor het
heersende erf niet op onredelijke wijze verminderen.
- Als bijvoorbeeld niet een precieze route is omschreven om naar de weg te lopen,
mag de eigenaar van het dienende erf deze aanwijzen, het hoeft dan niet de kortste
route te zijn. Als het wel specifiek is bepaald, kan eigenaar van het dienende erf deze
ook verleggen op eigen kosten (art. 5:73 lid 2 BW). Het genot van het heersende erf
mag dan ook hierdoor niet afnemen.
- Eigenaar van het heersende erf mag ten behoeve van erfdienstbaarheid op dienende
erf noodzakelijke feitelijke werkzaamheden verrichten (art. 5:75 BW), bijv. grind op
het pad aanvullen. Als niet anders is bepaald, doet hij dit op eigen kosten (art. 5:75
lid 5 en 5:71 BW).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller vanhemertjulia. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.21. You're not tied to anything after your purchase.