Alle tot nu toe behandelde werkgroepen formeel strafrecht
104 views 12 purchases
Course
Formeel strafrecht (R_FOR.STRRC)
Institution
Vrije Universiteit Amsterdam (VU)
Book
Het Nederlands strafprocesrecht
Dit zijn de werkgroep uitwerkingen van alle tot nu toe behandelde werkgroepen formeel strafrecht. Volgende week zal ik ook de werkgroep uitwerkingen van week 7 toevoegen.
Werkgroep 1: De uitgangspunten van het Nederlandse strafprocesrecht
U heeft slechts toegang tot de werkgroep wanneer u onderstaande vragen schriftelijk,
deugdelijk en volledig heeft voorbereid.
B.F. Keulen & G. Knigge, Ons strafrecht deel 2: Strafprocesrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2020 (14e druk):
Hoofdstuk 2.4 (p. 41-47), te raadplegen via Canvas
Rechtspraak:
HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:584 (Onderzoek in een smartphone).
HR 9 februari 2021, NJ 2021/120 (Gedwongen ontgrendeling smartphone), m.nt. J.M. Reijntjes.
Bestudeer van de conclusie van A-G Bleichrodt alleen paragraaf 1 t/m 26.
Kernbegrippen
- Doelen van het strafprocesrecht
- Rechtsbronnen van het strafprocesrecht
- Legaliteit
- Klassieke uitgangspunten zoals onschuldpresumptie en proportionaliteit en
subsidiariteit
- Procesdeelnemers
Leerdoelen
Van een student wordt verwacht dat hij/zij/hen over juridische vaardigheden beschikt (zoals
het opzoeken van rechtspraak). Daarbij wordt verwacht dat de student de kernbegrippen en
de voorgeschreven bronnen kent en dat hij/zij/hen deze begrippen en bronnen op een casus
kan toepassen. Bovendien wordt verwacht dat de student in staat is kritisch op deze materie
te reflecteren. Specifieker is de student in staat om:
- onderscheid te maken tussen de algemene taakstellende bepalingen en specifieke
wettelijke bepalingen als grondslag voor de inzet van opsporingsmethoden;
- te reflecteren op de reikwijdte van specifieke wettelijke bepalingen als grondslag
voor de inzet van opsporingsmethoden zoals de ontgrendeling van en onderzoek aan
een smartphone in het licht van het legaliteitsbeginsel (wettelijke grondslag) en
nemo tenetur-beginsel;
, 2/61
- de vormgeving van de wettelijke normering van de ontgrendeling van en onderzoek
aan een smartphone ten behoeve van de opsporing te analyseren en toe te passen
op een casus.
Vraag 1
Lees de voorgeschreven pagina’s uit Corstens, Borgers & Kooijmans.
a. Door de toepassing van het strafprocesrecht kan, zo is de aanname, speciale en/of
generale preventie plaatsvinden. Leg uit wat speciale en generale preventie
inhouden. Menen Corstens, Borgers en Kooijmans dat speciale en generale preventie
op zichzelf voldoende rechtvaardiging opleveren om een burger in het strafproces te
betrekken? Licht uw antwoord toe.
Zijn nevenfuncties van het strafprocesrecht
1. Speciale preventie: het enkele terechtstaan/toepassing van dwangmiddelen kan een
nuttig preventief effect op de verdachte hebben. Dit kan zo groot worden geacht dat
de oplegging van een sanctie overbodig wordt geacht. Het OM kan om die reden
seponeren. De rechter kan dan volstaan met een rechterlijk pardon (art. 9a Sr). Moet
gericht op het individu zijn. Bijv. taakstraf
2. Generale preventie: derden kunnen zich door het zien van de hantering van het
strafprocesrecht normconform gaan gedragen. Geldt t.a.v. de maatschappij.
Het hoofddoel is om daders te straffen, onschuldige mensen niet. Strafvordering zet je dus
niet in voor behalen doelen neveneffecten
Gebruik van het strafproces uitsluitend voor de bewerkstelliging van nevenfuncties is
onrechtmatig, dus het lijkt me niet
b. Kunnen artikel 3 Politiewet 2012 en artikel 141 Sv een wettelijke basis bieden voor de
uitoefening van opsporingshandelingen? Wanneer wel, wanneer niet? Licht uw
antwoord toe aan de hand van concrete voorbeelden.
Art. 3 Politiewet gaat over rechtsordehandhaving. Hier vloeien geen
opsporingsbevoegdheden uit. Daarvoor gebruik je art. 141 Sc
Junco neerzetten
Algemene wettelijke grondslagen: art. 3 Politiewet 2012 en art. 141 Sv: taakstelling
politie. HR: deze artikelen legitimeren tot geringe inbreuken op grondrechten zoals in
, 3/61
het openbaar fotograferen van personen. Andere voorbeelden zijn inzet van
lokmiddelen.
Art. 3 Politiewet 2012 en art. 141 Sv schieten als grondslag tekort als de inbreuk die
op een grondrecht wordt gemaakt een meer dan beperkte is of wanneer sprake is
van een handelwijze die zeer risicovol is voor de integriteit/beheersbaarheid van de
opsporing
VB van wat je mag doen: je mag mensen op straat observeren. Als er iets gebeurt, mag
politie dit observeren en foto’s maken. Maar: mogen ook veelplegers gaan volgen.
c. Beoordeel de juistheid van de volgende stelling: “De toetsing van algemene
rechtsbeginselen is strijdig met het legaliteitsbeginsel uit artikel 1 Sv”.
Wettelijke grondslag: wet in formele zin. Geschreven wet. Algemene rechtsbeginselen:
vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel, rechtszekerheidsbeginsel, redelijkheid en
billijkheid, behoorlijke procesorde, proportionaliteit en subsidiariteit. Zijn allemaal
ongeschreven.
Het kan schuren met het legaliteitsbeginsel omdat het leidt tot rechtsonzekerheid
Vertrouwensbeginsel: het slachtoffer wordt niet beschermd. Bescherming van de een
kan zorgen voor minder bescherming van de ander. Belangenafweging
Beginselen staan niet los van de wet. Voor argument: het is aanvullend. Voor en
tegenargument: bescherming. Tegen argument: algemene rechtsbeginselen kunnen
de wifz niet opzij zetten. Alleen als ze in verdragen zijn opgenomen. Voor argument:
waarom is een rechtsbeginsel algemeen: gelden voor de hele maatschappij,
algemeen aanvaard. Is dus niet heel gek om het opeens te gaan gebruiken.
Is dus niet strijdig met het legaliteitsbeginsel. Mag rechter gewoon doen. Het wordt
vaak in de jurisprudentie gebruikt.
Tegenargument: rechters zijn niet democratisch gelegitimeerd. De rechter wordt niet
gekozen.
Vraag 2
Bestudeer het arrest HR 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:584 (Onderzoek in een smartphone).
a) Wat waren de feiten in deze zaak?
R.o. 2.2.3: wat ze allemaal gezien hebben
Het gaat hier om een onderzoek aan een smartphone. De verdachte stelt het onderzoek aan
de smartphone onrechtmatig was en dat dit verweer ten onrechte, althans ontoereikend
, 4/61
gemotiveerd, door het Hof is verworpen. Het Hof heeft geoordeeld dat art. 94 Sv een
voldoende wettelijke grondslag vormt voor het onderzoek in de inbeslaggenomen
smartphone van de verdachte. De verdachte werd verdacht van cocaïnehandel.
b) Leg in eigen woorden (max. twee zinnen) uit wat de rechtsvraag is waarover de Hoge
Raad zich moest buigen?
Of het Hof terecht het verweer van de verdachte heeft verworpen op de enkele
grond dat art. 94 Sv een voldoende wettelijke grondslag vormt voor het door een
opsporingsambtenaar verrichte onderzoek aan de smartphone van de verdachte
c) Welk kader schetst de Hoge Raad voor de beantwoording van deze rechtsvraag?
Baseer uw antwoord op rechtsoverweging 2.5 t/m 2.7.
Categorie 1: beperkte inbreuk + geen bevel. Art. 94, 95 en 96: je mag onderzoek
doen. Dit zijn de inbeslagname artikelen. Maar: betekenen deze artikelen ook dat je
onderzoek mag doen aan de inbeslaggenomen artikelen? HR: ja, want anders heb je
er niet zoveel aan. R.o. 2.6. Dit mag een opsporingsambtenaar doen. Grens:
Categorie 2: meer dan beperkte inbreuk. Of de met het onderzoek samenhangende
inbreuk op de persoonlijke levenssfeer als beperkt kan worden beschouwd. Dan
biedt de algemene bevoegdheid van opsporingsambtenaren, neergelegd in art. 94, in
verbinding met art. 95 en 96 Sv, daarvoor voldoende legitimatie. Dit zal het geval
kunnen zijn indien het onderzoek slechts bestaat uit het raadplegen van een gering
aantal bepaalde op de elektronische gegevensdrager of in het geautomatiseerde
werk opgeslagen of beschikbare gegevens. Je hebt dan geen bevel nodig.
Of het onderzoek zo verstrekkend is dat een min of meer compleet beeld is
verkregen van bepaalde aspecten van het persoonlijk leven van de gebruiker van de
gegevensdrager of het geautomatiseerde werk. Bevel van OvJ is nodig (art. 148 en
141 Sv). Dan kan dat onderzoek jegens hem onrechtmatig zijn. Dan zal moeten
worden beoordeeld ingevolge art. 359a Sv of aan het ontbreken van een wettelijke
legitimatie enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en zo ja, welk rechtsgevolg
in aanmerking komt. Ook r.o. 2.6
Het gaat er niet om wat je allemaal gebruikt maar om wat je bekijkt.
d) Rechtsoverweging 2.8 is een zogenaamde ‘overweging ten overvloede’, waarin de
Hoge Raad enkele opmerkingen maakt die het belang van deze zaak overstijgen. Wat
is de rol van de officier van justitie en de rechter-commissaris bij het doen van
onderzoek in een smartphone, en welke situaties zijn daarbij volgens de Hoge Raad
van belang? Leg uit in eigen woorden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller charlotte1998. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $12.48. You're not tied to anything after your purchase.