Samenvatting menselijke biologie en ziekteleer 2023 (nieuw boek)
30 views 0 purchase
Course
Menselijke Biologie En Ziekteleer (P0R75B)
Institution
Katholieke Universiteit Leuven (KU Leuven)
Dit is een zeer volledige samenvatting voor het vak ‘Menselijke biologie en ziekteleer’. Ik heb het volledige boek vertaald naar het Nederlands en samengevat. Zeker volledig genoeg om te slagen, want ik ben hiermee geslaagd in 1e zit!
1.1.1 Water is het biologisch oplosmiddel
Oplosmiddel: vloeistof waarin andere stoffen oplossen (vs: opgeloste stof)
Water is ideale oplosmiddel: het is een polaire vloeistof bij lichaamstemperatuur
o In water gebeuren de meeste chemische reacties van levende organismen
Vb: NaCl
o Natrium- en chloride ionen die bij elkaar worden gehouden door ionische bindingen
o Als deze in water wordt geplaatst: Na+ en Cl- worden gesplitst en omringd door
polaire watermoleculen ze zijn opgelost
Na+ wordt omringd door OH- en Cl- wordt omringd door H+
Hydrofiele moleculen = polaire moleculen die water aantrekken
Hydrofobe moleculen = apolaire moleculen die water niet aantrekken
1.1.2 Water is vloeibaar bij lichaamstemperatuur
Het is dus perfect voor het transport van opgeloste stoffen in ons lichaam
Vloeibaar: er is genoeg warmte-energie om enkele zwakke waterstofbruggen tussen
watermoleculen te verbreken
o Nieuwe waterstofbruggen tussen aangrenzende watermoleculen ontstaan en zijn
willekeurig
Vast: er is niet genoeg warmte-energie om de bruggen te breken dus er ontstaat een
stabiele, onveranderlijke, starre roosterstructuur
Gas: alle waterstofbruggen tussen watermoleculen worden verbroken
1.1.3 Water helpt de lichaamstemperatuur te reguleren
Het kan een grote hoeveelheid warmte-energie opnemen en vasthouden met maar een
kleine temperatuurstijging als gevolg
o Water is een expert in het absorberen van warme zonder een grote
temperatuursverandering
o Water houdt warmte goed vast als er warmteverlies mogelijk is
Warmte kunnen verliezen is essentieel voor te overleven zweten!
1.1.4 Water neemt deel aan chemische reacties
1
,1.2 Het belang van waterstofionen
1.2.1 Zuren doneren waterstofionen, basen accepteren waterstofionen
Covalente binding tussen waterstof en zuurstof kan breken (H + + OH-)
Zuren = molecuul dat H+ kan afstaan
o Als ze w toegevoegd aan zuiver water, produceren ze een zure oplossing (oplossing
met een hogere H+ concentratie dan zuiver water)
Basen = molecuul dat H+ kan accepteren
o Als ze w toegevoegd aan zuiver water, produceren ze een basische oplossing
(oplossing met een lagere H+ concentratie dan zuiver water)
Zuren en basen neutraliseren elkaar
1.2.2 De PH-schaal drukt de waterstofionenconcentratie uit
PH-schaal geeft de zuurtegraad ve oplossing weer
Van 0 tot 14
o 7 = neutraal: aantal H+ - ionen en OH- - ionen zijn gelijk
o < 7 = zuuroplossing: meer H+ - ionen dan OH- - ionen
o > 7 = basisoplossing: meer OH- - ionen dan H+ - ionen
Veranderingen in het PH van lichaamsvochten kan een invloed hebben:
o Op de manier waarop moleculen worden vervoerd doorheen het celmembraan
o Op hoe snel chemische reacties voorkomen
o Op de vorm van proteïnen
1.2.3 Buffers minimaliseren veranderingen in het PH
Buffer = elke stof die PH-veranderingen proberen te minimaliseren
o Nodig om de homeostase vd PH in lichaamsvloeistoffen te behouden
Base kant: als een zuur is toegevoegd (#H + ionen stijgt), accepteert de base een deel vd H +
ionen zodat de extreme daling vd PH voorkomen wordt
Zure kant: als een base is toegevoegd (#H + ionen daalt), doneert het zuur een deel vd H +
ionen zodat de extreme stijging vd PH voorkomen wordt
1.3 De organische moleculen van levende organismen
Organische moleculen = moleculen die koolstof en andere elementen bevatten die bij elkaar
worden gehouden door covalente bindingen
1.3.1 Koolstof is de meest voorkomende bouwsteen van organische moleculen
Het kan op verschillende manieren sterke covalente bindingen met andere atomen vormen
Omdat koolstof het meest stabiel is wanneer de tweede schil gevuld is met 8 elektronen, is
het zijn natuurlijke neiging om 4 covalente bindingen met andere moleculen te vormen
2
,1.3.2 Macromoleculen worden in de cel gesynthetiseerd en afgebroken
Elk type organisch molecuul in cellen is samengesteld uit sub-eenheden
Macromolecuul: een molecuul dat veel sub-eenheden bevat
Als een cel een macromolecuul construeert, gebruikt het een dehydratatiereactie
o Dehydratatiereactie = reactie waarbij OH en H verwijderd worden naarmate het
molecuul zich vormt
o Hier is energie voor nodig (afkomstig van voedsel)
Als een cel een macromolecuul afbreekt, gebruikt het een hydrolysereactie
o Hydrolysereactie = reactie waarbij OH en H toegevoegd worden tijdens het
verbreken vd binding tussen de moleculen
o Hier wordt energie vrijgegeven
4 soorten macromoleculen: koolhydraten, lipiden, eiwitten en nucleïnezuren
1.4 Koolhydraten: gebruikt voor energie (levende organismen) en structurele steun
(planten)
Koolhydraatmolecuul: H-C-OH
Verhouding waterstofatomen (H) en zuurstofatomen (0) is ongeveer 2:1 (zelfde als bij water)
1.4.1 Monosachariden zijn simpele suikers
= koolhydraat bestaat slechts uit 1 ring en het aantal koolstofatomen is laag
o Pentose: suiker met 5 koolstofatomen
Ribose en deoxyribose (deoxyribose heeft 1 O-atoom minder)
o Hexose: suiker met 6 koolstofatomen
Glucose: directe energiebron
1.4.2 Oligosachariden: meer dan 1 monosacharide verbonden
= korte strengen van monosachariden die via een dehydratatiereactie gevormd w
Disachariden: 2 monosachariden
o Sucrose: glucose + fructose
o Lactose: glucose + galactose
Glycoproteïnen: oligosachariden die via covalente bindingen verbonden zijn aan
celmembraanproteïnen
o Functie: koppelen van aangrenzende cellen, cel-herkenning en cel communicatie
1.4.3 Polysachariden slagen energie op
1000den monosachariden die via dehydratatiereactie gevormd w
Belangrijkste: bestaan uit lange ketens van glucose-monosachariden
o Glycogeen: opslagvorm bij dieren
o Zetmeel: opslagvorm bij planten
3
, o Alle glucose die op korte termijn niet wordt gebruikt, kan gebruikt worden om
glycogeen of lipiden te maken
Cellulose: andere vorm van glucose-polysacharide
o Planten gebruiken het voor structurele ondersteuning
o Het kan niet worden afgebroken tot glucose geen vertering mogelijk
Gaat door het spijsverteringskanaal als vezels
Kleine hoeveelheid is gunstig: verhoogt de beweging van afvalstoffen
door het spijsverteringskanaal
1.5 Lipiden: onoplosbaar in water
1.5.1 Triglyceriden zijn energieopslag moleculen
= glycerol + 3 vetzuren
Vetzuren: ketens van koolwaterstoffen met als einde een carboxyl groep (COOH)
o Verzadigde vetzuren: (vast)
Geen dubbele bindingen tussen koolstofatomen in de keten
Staarten zijn redelijk recht waardoor ze dicht op elkaar w gepakt
Oorzaak atherosclerose: verkleint diameter bloedvat waardoor
bloed-/zuurstoftoevoer naar weefsels wordt verstikt
o Onverzadigde vetzuren: (vloeibaar)
Dubbele bindingen in de koolstofketen
Knikken in staarten: vetten worden niet met elkaar geassocieerd
1.5.2 Fosfolipiden zijn de voornaamste componenten vh celmembraan
Glycerol + 2 vetzuren + PO4- (fosfaatgroep) + andere veranderende groep
Staart: apolair + kop: polair
o Hydrofiel: lost op in water kop
o Hydrofoob: lost niet op in water staart
1.5.3 Steroïden zijn samengesteld uit 4 ringen
4 ringen: 3 bestaande uit koolstofring met 6 koolstofelementen en 1 bestaande uit
koolstofring met 5 koolstofelementen
o Ze verschillen door de functionele groepen die hieraan bevestigd kunnen worden
Cholesterol:
o Bestandsdeel van plasmamembraan ve dierlijke cel
o Bron van verschillende hormonen (ook sekshormonen)
Testosteron en oestrogeen (verschillen alleen door functionele groep)
1.6 Eiwitten: complexe structuren opgebouwd uit aminozuren
Gevormd door dehydratatiereactie
= lange ketens van aminozuren
o Aminozuren: NH3 (aminogroep) + COOH (carboxyl) + COH + R
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller debastlotte. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.87. You're not tied to anything after your purchase.