100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Examen Biologie VWO $6.42
Add to cart

Summary

Samenvatting Examen Biologie VWO

 7 views  0 purchase
  • Course
  • Level

Alle examenstof van biologie vwo 4 tot vwo 6 Geschreven en getypt met plaatjes en binas tabbelen erbij!!!

Preview 4 out of 76  pages

  • May 20, 2023
  • 76
  • 2022/2023
  • Summary
  • Secondary school
  • 200
avatar-seller
Biology

uwob

, 2 soorten en populaties
Soort:
ongeveer uiterlijktvruchtbare nakomelingen
zelfde
binominale
naamgeving:geslachtsnaam soortaanduiding
+




taxonomie:
indeling
soorten

soort-geslacht-familie-orde-klasse-rijk
·




·DNA
zorgtvoor andere
indeling
dan alleen
uiterlijk/gedrag
hy briden:
kruising soorten, levensvatbaar, onvruchtbaar

populatie:dezelfde soort in bepaald
gebied
versnippering:opdelen van
leefgebied (wonen, Kanalen)
17

(ecoduct, tunnel)
ontsnippering. terugdraaien
dieren uitzetten
leefgebied varieren/ inrichten
·

en

territorium:
Leefgebied 1 dier, alleen
vaak
vrouwtjes welkom


habitat:
Leefomgeving metspecifieke (a)biotische factoren
landers dood
optimum
tolerantiegrenzen
·

en

niche:Wat soort doet de invloed
een het en op ecosysteem
concurrentie:zelfde niche in een habitat

predatie:prooibeweegt, het
dus moet
gevangen
worden

·verdediging:alarmsignaal, chemische stoffen, camouflage, hol graven
voedselketen:
pijlen wijzen naar predator, wie de
energie krijgt
voedselweb:alle ketens in een
gebied
accumulatie:bijv. stapelen op, hoe verder in de keten
gifstoffen
symbiose:langdurige relatie tussen soorten ipv snel opeten
mutualisme:+/ parasitisme: +/-
comensalisme:Ho

epifytisme:planten groeien elkaar
·

op

, 3
ecosystemen
ecosysteem:afgebakend, zelfstandig werkend gebied
producent:maken organische stoffen
consument:eten
organische stoffen
reducent:
organische stoffen tot anorganische stoffen
draagkracht:max. populatiegrootte dat een
gebied kan onderhouden

populatiedynamiek:toe- afnemen populatie, verdwijnen/ontstaan
en


verstoringen:snelle, blijvende veranderingen in ecosysteem
Voedselpiramide = een liggend staafdiagram, met voor elke staaf de biomassa van de trofische niveau’s. (Producenten, consumenten 1e orde,
consumenten 2e orde etc.)
Ook een maat voor de energie, afnemende staven = niet alle energie doorgegeven.

Energiestroomschema geeft weer hoe de energie in een dier binnen- en eruit gaat.
Assimilatie (in bloed), Intake, Feces, Respiratie (brandstof), Productiviteit (bouwstof)
P = A - R en A = I - F → P = I - F - R (binas 93a)
Heterotrofe organismen = organische stoffen uit voedsel als brand- en bouwstof
Autotrofe organismen = maken uit anorganische stoffen glucose, ze leveren brand- en bouwstoffen voor de voedselpiramide (producenten)
Primaire productie = hoeveelheid organische stoffen die producenten maken (g/opp/jaar)

Factoren die groei van fytoplankton beïnvloeden
• Licht: wss niet beperkend, troebel water in nazomer, maar groeit vooral in voorjaar
• Voedingsstoffen: fosfaat beïnvloedt primaire productie, niet biomassa. Nitraat zorgt voor algenbloei, wat uiteindelijk zorgt voor een
zuurstoftekort
• Temperatuur: fyto én zoö nemen toe dus geen hogere productie

Organische stoffen ‘leven’ en hebben altijd een C en H atoom, dier- en plantenresten. Anorganische stoffen hebben een C of H of geen van
beide (CO2, H2O, NH4+)
Stikstofrijk voedsel = voedsel met veel N, planten bouwen hiermee eiwitten op

Humuslaag = laag van dode dieren,planten en uitwerpselen afvaleters/detrituseters, rijke voedingsbodem voor reducenten, ze halen laatste
energie uit organische verbindingen.
Composteren = gecontroleerd afbreken van organische stoffen
Hoge temperatuur = snellere composting
Meer zuurstof (aeroob) = snellere composting
Sommige soorten afval zijn moeilijk of niet afbreekbaar
Goede balans C en N, anders weinig bacteriegroei en dus slechte afbraak

Kringloop van elementen = elementen worden opgenomen, gebruikt en weer geproduceerd.
Koolstofkringloop (glucose):
Anaeroob = afbraak organische verbindingen zonder zuurstof
Rotting = anaerobe afbraak eiwitten
Fossiele brandstof = onverteerde plantenresten die onder hoge druk en veel tijd zijn veranderd in bruin- of steenkool
Stikstofkringloop (aminozuren):
Ammonificerende bacteriën = verwerken eiwitten en ureum (N2) tot ammonium
Nitrificerende bacteriën = ammonium tot nitraat, O2 nodig
Denitrificerende bacteriën = nitraat tot stikstof, O2-arm
Stikstoffixerende bacteriën = binden stikstof uit de lucht

Pioniersoorten = soorten met grote tolerantie voor wisselende abiotische omstandigheden
Climaxstadium = soorten hebben een beperkte tolerantie “ “.
Successie = de opeenvolging van plantengemeenschappen (van pionier tot climax)
Nematoden tasten wortels aan waardoor planten doodgaan (oplossing: wisselteelt)
Subclimaxstadium = aantal soorten groter dan climax
Beheerders hebben graag het subclimax en zetten hazen (eten hoge planten) en konijnen (holen) in om de successie tegen te gaan. Grote
grazers als er weinig hazen zijn.

, 4 cel en leven
Organisatieniveau: schaal van biologisch onderzoek; molecuul, cel, organisme etc.
Organellen: structuren in de cel
Levenskenmerken: aantal cellen, groei, voortplanting, stofwisseling, waarnemen en reageren op
veranderingen in de omgeving, organisatie van erfelijk materiaal.
Celdifferentatie: cellen in verschillende grootte, functie en vorm
Weefsel: groep cellen met dezelfde bouw en functie
Organen: gevormd uit verschillende weefsels
Stamcellen: ongedifferentieerde cellen die blijven delen uit embryo, navelstreng of organen.

Eencelligen staan in direct contact met de omgeving waarmee ze stoffen uitwisselen, en hebben een
grote oppervlak-volumeverhouding.
Meercelligen hebben gespecialiseerde organen zoals darmen en longen. Hoe groter ze worden hoe
kleiner hun oppervlak-volumeverhouding.

Als alvleeskliercellen geen insuline maken waardoor de patiënt ziek is. Te hoog: plassen, dorst,
moe. Te laag: zweten, duizeligheid, honger.

Celkern: mix van DNA verstevigd met chromosomen.
DNA: bouwinstructies voor het maken van eiwitten
RNA: kopie van DNA
Grondplasma: cytoplasma zonder organellen
Ribosomen: koppelen aminozuren aan elkaar volgens de bouwinstructie van RNA
Endoplastisch reticulum (ER): ribosomen zijn gebonden aan het ruw ER, hier gaan eiwitten via
transportblaasje naar het Golgi-systeem. Glad ER maakt fosfolipiden en steroïde hormonen.
Golgi-systeem: laatste aanpassingen voor de juiste vorm waarna ze werkzaam zijn en via bloed of
afvoerbuisjes naar hun ‘werkplek’ gaan.
Mitochondriën: organel gespecialiseerd in het vrijmaken van energie uit ATP
Lysosoom: blaasje met enzymen die samensmelt met versleten organellen deze afbreekt
Celskelet: netwerk van eiwitdraden wat de cel zijn vorm geeft, het verandert constant.
Centriolen: in dierlijke cellen. Ze verdubbelen en gaan elk naar een kant van de cel waaruit ze met
behulp van eiwitdraden chromosomen splitsen en verdelen.

Chloroplasten zijn organellen specifiek voor planten en enkele eencelligen. Hierin vindt
fotosynthese plaats. Ze vangen lichtenergie op met de stof chlorofyl.
Chromoplasten: kleurstofkorrels die planten een kleur kunnen geven
Amyloplasten: korrels zonder kleur; zetmeelkorrels
Plastiden: chloroplasten, chromoplasten en amyloplasten; ze komen niet bij dieren voor
Vacuole: met vocht gevulde blaas, het vocht bevat suikers, zouten, afvalstoffen en kleurstoffen

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aliesvkammen. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.42. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53068 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.42
  • (0)
Add to cart
Added