Hoofdstuk 1
In China was een sterk hiërarchische samenleving, de mindere moest gehoorzaam zijn aan de
meerdere. Het confucianisme vormde de basis van de samenleving, goed bestuur diende
gebaseerd te zijn op morele superioriteit, niet op dwang. Het draaide om ordening van de
samenleving en de rol van de individu daarin. De keizer stond bovenaan en was volgens de
confucianisten door de Hemel uitgekozen te regeren (Mandaat van de Hemel). De aandacht en
ernst waarmee de keizer regeerde was fundamenteel, hij was namelijk het voorbeeld voor alle
inwoners (wereld zou “als vanzelf” geordend zijn). Als de keizer zich aan alle oude rituelen hield
zou alles goed komen, als hij dit niet deed zouden er slechte dingen gebeuren. Als dit laatste
gebeurde wezen zijn (confucianistisch) raadgevers hem erop dat hij het Mandaat van de Hemel
dreigde te verliezen.
De mandarijnen waren de ambtenaren in naam van de keizer en stonden boven de rest van de
bevolking. Er waren districten, met in elk district een yamen met daarin een complex met de
kantoren van de magistraat (de mandarijnen die het district bestuurden). De mandarijnen waren
verantwoordelijk voor de openbare orde met hulp van het leger. Ze traden op als rechter, ze inden
belasting, onderhielden de stadsmuren, land- en waterwegen en eventuele irrigatienetwerken.
Contact met de keizer gebeurde via koeriers. Om mandarijn te worden moest een kandidaat lang
studeren en examens afleggen over zijn kennis van de confucianistisch teksten. De studenten die
het hoogst scoorden werden mandarijn. Mandarijnen hechtten groot belang aan confucianistische
(werken over oude tradities en instellingen van het Chinese rijk) geschriften en aan boeken over
het handelen van vroegere keizers. Ze hielden zich totaal niet bezig met techniek en militaire
zaken.
De Chinese economie was vrijwel zelfvoorzienend. Boeren (80% vd bevolking) verbouwden vooral
katoen, graan en rijst. De landbouwtechnieken waren hoog ontwikkeld. De akkers werden bevloeid
door ingewikkeld systemen van sluizen en irrigatiekanalen en kregen een precieze hoeveelheid
mest. Het meeste werk werd door de mensen zelf gedaan.
Rijke boeren en pachtheren (10% van de bevolking) bezaten het grootste deel van de
landbouwgrond, rijke boeren deden een deel zelf en pachtten de rest. Pachtheren lieten hun grond
door een opzichter beheren en verpachtten hun grond. Middelgrote boeren (30%) konden in hun
eigen behoefte voorzien. Arme boeren (25%) moesten naast hun eigen grond nog grond pachten
om genoeg inkomsten te genereren. De overigen werkten op andermans akkers voor weinig geld.
Al het beschikbare land werk gebruikt voor landbouw. Alle boeren betaalden jaarlijks belasting (in
zilver), ze moesten de oogst en nijverheidsgoederen op de markt verkopen om dit te betalen.
Sommige boeren werkten in dienst van werkplaatsen waar speciale producten werden
vervaardigd.
De boerendorpen hadden contact met het magistraat via de dorpsoudste (werd zeer
gerespecteerd). De dorpsoudsten zorgen voor rust en orde in het dorp, de magistraat hoefde zich
er maar zelden mee te bemoeien. Omdat de boeren meestal maar net genoeg geld hadden om in
hun behoeften te voorzien waren eventuele natuurrampen slecht voor de boereneconomie.
Meestal als er een natuurramp was kwam het volk in opstand tegen de keizer, aangezien hij het
Mandaat van de Hemel had verloren.
De meeste ambachtslieden voorzagen met hun producten in de lokale behoefte. In steden lagen
wijken met werkplaatsen waar handwerkslieden werkten die hetzelfde ambacht uitvoerden. De
producten waren niet alleen voor de regionale markt maar ook voor de inter-regionale markt. De
eigenaren van de werkplaatsen bemoeiden zich meestal niet me de bedrijfsvoering. Werkplaatsen
stonden meestal op een plek waar de grondstof voorhanden was.
Van de handelaren waren zouthandelaren het rijkst. Zouthandelaren konden van de overheid het
recht kopen om zout te verkopen. In een gildehuis konden handelaren zich vestigen voor onderdak
en eten. Via de netwerken in het gilde-huis konden ze hun producten verkopen. Het geld dat ze
verdienden investeerden ze in hun handel, kochten grond en verstrekten ze als leningen.
Handelaren wilden net zo zijn als mandarijnen, ze konden echter nooit de status en invloed
overnemen.
De Chinezen voelden zich het middelpunt van de wereld (culturele superioriteit). Contact met het
buitenland gebeurde via het tribuutstelsel. Als een buitenlandse gezant naar China kwam met
tribuut (lokale producten, die volgens de Chinezen gekomen zijn door de keizer die de groei en
bloei heeft veroorzaakten), erkende de andere natie de opperheerschappij van China. Tijdens het
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller llenb. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.