100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting - Economie Havo 5 $6.71   Add to cart

Summary

Samenvatting - Economie Havo 5

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Level

In dit document vind u een samenvatting voor het vak Economie. In dit document vind u verschillende hoofdstukken uitgelegd zoals: - Katern 2 Vraag en aanbod. - Katern 3 Marktvormen en marktfalen. - Katern 4 Ruilen over tijd. - Katern 5 Samenwerken en risico. - Katern 6 Welvaart en groei. - Ka...

[Show more]

Preview 3 out of 16  pages

  • May 21, 2023
  • 16
  • 2022/2023
  • Summary
  • Secondary school
  • 5
avatar-seller
Bij het maken van een opgave met een tabel of bron moet je goed letten op de vraagstelling. Al staat
er “bereken” dan moet je een formule gebruiken, al staat er “lees af” dan gebruik je de tabel of
bron.

KATERN 2 – Vraag en aanbod.

Begrippen:
Concrete markt: Een concrete markt is een markt als ‘winkel’ met een zichtbare en vaste
ontmoettingsplaats. (rommelmarkt).
Abstracte markt: Geen concrete ontmoetingsplaats waar de vragers en aanbieders elkaar
ontmoeten. (huizenmarkt).
Drempelinkomen: Het inkomen dat je eerst moet verdienen voordat je geld gaat uitgeven aan
luxe goederen
Afzet: het aantal verkochte producten.
Omzet: het aantal verkochte producten. (pxq)
Substitutiegoederen: goederen die je voor een ander kunt vervangen Tablet -> mini laptop.
Complementaire goederen: goederen die elkaar aanvullen zoals een abonnement en een
telefoon die vullen elkaar aan
Noodzakelijke goederen: Bij noodzakelijke goederen neemt de gevraagde hoeveelheid in
verhouding licht toe na een stijging van het inkomen. (Brood)
Luxegoederen: Luxegoederen worden bij een stijging van het inkomen veel meer gekocht.
(Scooters/ verre vakantie reizen)
Inferieure goederen: Een stijging van het inkomen leidt dan tot een daling van de vraag naar deze
goederen. (Aardappelen worden minder gekocht en mensen kopen luxer zoals luxe
pastavarianten.
Constante kosten: Bij constante kosten blijft de hoogte van de kosten hetzelfde, ook al ga je meer
of minder produceren. (Huur)
Variabele kosten: Variabele kosten zijn kosten die wel veranderen als je afzet veranderd. Als je
meer producten verkoopt nemen de kosten toe. (Grondstoffen/ transportkosten en kosten van
het personeel).
Marginale kosten: Dit is het bedrag waarmee de totale kosten van een bedrijf toenemen als er
een extra eenheid wordt geproduceerd. De marginale kosten worden veroorzaakt door een
verandering in de variabele kosten.
Degressief variabele kosten: Variabele kosten die per eenheid product dalen als de
productieomvang stijgt
Progressief variabele kosten: Variabele kosten die per eenheid product stijgen als de
productieomvang stijgt.
Marktevenwicht: snijpunt van de aanbod lijn en vraaglijn
Evenwichtsprijs: de prijs die je afleest bij het snijpunt tussen twee lijnen, dit noem je de
evenwichtsprijs.
Evenwichtshoeveelheid: de evenwichtshoeveelheid lees je af bij op de horizontale as als je naar
beneden gaat bij de evenwichtsprijs.

, Vraagoverschot: bij een vraagoverschot ligt de prijs onder de evenwichtsprijs, de omvang van de
vraag is groter dan het aanbod.
Aanbodsoverschot: de omvang van het aanbod is groter dan de omvang van de vraag.




Vier vraag factoren:
- Het inkomen van consumenten (als mensen een hoger inkomen hebben en dus meer te besteden
hebben, zullen de betalingsbereidheid en vraag toenemen).
- De prijs van andere goederen zoals substitutiegoederen en complementaire goederen.
- De voorkeur van consumenten. Dit verandert per tijd heel erg en kan beïnvloed worden door
reclames via de tv.
- het aantal consumenten. Bijvoorbeeld minder baby’s zorgt voor een dalende vraag naar luiers.

Sprake van verschuiving van de vraaglijn gebeurt als:
Verschuiving langs de vraaglijn: Als een prijs stijgt, dan neemt de gevraagde hoeveelheid af.
Verschuiving van de hele vraaglijn: de vraaglijn verschuift naar rechts als de inkomens van
consumenten hoger wordt of de vraag naar een product is gestegen door bijvoorbeeld reclame op
tv.

Motieven om te gaan ondernemen:
- Het maken van winst, het verdienen van je eigen inkomen.
- Mensen vinden het prettig om hun eigen werkzaamheden te kunnen bepalen.
- Geen andere werkzaamheden hebben.
- Nieuwe producten willen ontwikkelen.

De vraag naar goederen en de reactie op de prijs is afhankelijk van:
- Het bestaan van substitutiegoederen. Als er substitutiegoederen zijn zullen vragers bij een
prijsverhoging overstappen naar een ander goed.
- Het soort goed. Bij een goed dat noodzakelijk is (brood) heeft de consument weinig mogelijkheden
om over te stappen naar een ander goed, hier heb je sneller een inelastische vraag. Bij luxe
goederen kan de consument ervoor kiezen om het goed niet te kopen, hier heb je dus een elastische
vraag.
- De termijnen die je in beschouwing neemt. Op lange termijn is het mogelijk om een alternatief te
bedenken, op korte termijn is dit vaak veel moeilijker.

Rekenen:

, Procenten berekenen: deel: geheel x 100 of nieuw – oud ÷ oud x 100 (met deze formule bereken je
hoeveel procent het oude bedrag is van het nieuwe bedrag.

Prijselasticiteit van de vraag:
Verandering van de gevraagde hoeveelheid % ÷ verandering van de prijs %
Elastische vraag: -1 en daar onder
inelastische vraag: -1 > daarboven

Hoe sterk reageert de omzet op een prijsverandering.
Prijs stijgt Prijs daalt
Elastische vraag Omzet daalt. Omzet stijgt.
(Consumenten stoppen met het kopen (Consumenten gaat het product
van producten) kopen)
Inelastische vraag Omzet stijgt. Omzet daalt.
(Consumenten stoppen niet met het (Dezelfde hoeveelheid
kopen van producten) consumenten blijft het product
kopen)

Verandering inkomen en hoeveelheid Waarde van de
elasticiteit

Noodzakelijke De vraag reageert zwak op een 0<E<1
goederen inkomensverandering.
Luxe goederen De vraag reageert sterk op een E>1
inkomensverandering
Inferieure goederen De vraag stijgt als het inkomen daalt. E<0




Vraaglijn kunnen tekenen en aflezen, dit doe je door het eerste punt op de (Q) lijn horizontale
Stel de vraagfunctie is Qv = -10P + 94 de formule voor het eerste punt is p = 0. Dus je voert 0 in de
formule. Dus dan wordt het –10P x 0 + 94 = 94 dus p = 94
Punt twee is te berekenen door Qv = 0. Dus 0 = -10P + 94 --> 10P + 94 --> (÷) P = 9,4

Totale kosten: variabele kosten + totale constante kosten. TK = TVK + TCK
Zet dit in een opbrengsten functie = TK = (variabele kosten) ...q + (constante kosten) …
bijv., TK = 50q + 3.000


Formule
Gemiddelde totale kosten Totale kosten ÷ hoeveelheid producten GTK = TK ÷ q
Gemiddelde variabele Totale variabele kosten ÷ hoeveelheid GVK= TVK ÷ q
kosten producten
Gemiddelde constante Totale constante kosten ÷ hoeveelheid GCK= TCK ÷ q of GTK
kosten producten = GVK + GCK.
Marginale kosten Δ totale kosten ÷ Δ hoeveelheid producten MK = Δ TK ÷ Δq
Δ totale variabele kosten ÷ Δ hoeveelheid MK = Δ TVK ÷ Δq
producten.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sterreg66. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.71. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

72841 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$6.71
  • (0)
  Add to cart